In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. te Haarlem, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiseres had een verzoek ingediend om nadeelcompensatie vanwege schade die zij zou hebben geleden door werkzaamheden aan en rond het Stuyvesantplein in Haarlem. Het primaire besluit van 5 december 2013, waarin het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard in het bestreden besluit van 3 juli 2014. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden, die van maart 2011 tot april 2012 hebben plaatsgevonden, onder meer bestonden uit het aanleggen van een bergbezinkbassin en het vervangen van de riolering. Eiseres stelde dat deze werkzaamheden haar omzet en winst hebben geschaad door de slechte bereikbaarheid van haar winkel. De rechtbank oordeelde dat het primaire besluit een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er bezwaar en beroep openstaat tegen dit besluit.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de Nadeelcompensatieverordening van de gemeente Haarlem van toepassing is, en dat de afwijzing van het verzoek om nadeelcompensatie een inhoudelijke beslissing is. De rechtbank concludeerde dat verweerder ten onrechte had gesteld dat het verzoek niet onder de Nadeelcompensatieverordening viel. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.