ECLI:NL:RBNHO:2015:2297

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5028
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet in behandeling nemen van aanvragen omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Eiser had op 5 september 2013 vier aanvragen ingediend voor een omgevingsvergunning met betrekking tot het splitsen van een bedrijfswoning en het realiseren van drie loodsen op zijn perceel. Het college heeft deze aanvragen op 17 februari 2014 niet in behandeling genomen, omdat de verstrekte gegevens volgens hen onvoldoende waren om de aanvragen te beoordelen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 24 november 2014 ongegrond verklaard.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 10 februari 2015 heeft eiser aangevoerd dat hij alle gevraagde stukken had ingediend en dat het college niet duidelijk had gemaakt welke gegevens nog ontbraken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het college eiser voldoende gelegenheid heeft gegeven om de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar dat eiser hierin niet is geslaagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de gevraagde gegevens daadwerkelijk heeft ingediend en dat hij niet voldeed aan de eisen die het college had gesteld.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) terecht heeft besloten de aanvragen niet in behandeling te nemen. De beroepsgrond van eiser dat het college misbruik van recht maakt, is door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/5028

uitspraak van de meervoudige kamer van 24 maart 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H. Elmas),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad, verweerder

(gemachtigden: mr. F.P. Brouwer en mr. M.D.G. Guimaraes).

Procesverloop

Bij besluit van 17 februari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten een viertal door eiser ingediende aanvragen voor een omgevingsvergunning niet in behandeling te nemen.
Bij besluit van 24 november 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft een schriftelijke toelichting gegeven bij het beroepschrift en daarbij nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Op 5 september 2013 heeft eiser vier aanvragen ingediend voor een omgevingsvergunning. De aanvragen van eiser hebben betrekking op het splitsen van de bedrijfswoning en het realiseren van drie loodsen op zijn perceel aan [adres].
2. Verweerder heeft geweigerd om de aanvragen in behandeling te nemen en heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de door eiser verstrekte gegevens en toelichting onvoldoende zijn om de aanvragen te kunnen beoordelen. Naar zijn oordeel heeft hij eiser voldoende gelegenheid gegeven om de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar is eiser in verzuim gebleven. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat alle ontbrekende gegevens zijn opgesomd in het primaire besluit.
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij de door verweerder gevraagde stukken allemaal heeft ingediend. De stukken of gegevens die volgens verweerder ontbreken, heeft verweerder niet gevraagd, aldus eiser. Als de verstrekte gegevens niet volstaan, is het volgens hem aan verweerder om kenbaar te maken welke nadere gegevens nog zijn benodigd. Verweerder heeft in elk geval pas in het primaire besluit aangegeven dat het gevraagde bodemonderzoek niet ouder mocht zijn dan twee jaren, zo stelt eiser. Verder kon verweerder volgens hem niet verlangen dat hij het rapport van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak zou verstrekken, omdat verweerder wist dat het rapport nog niet gereed was. Volgens eiser maakt verweerder misbruik van recht door de aanvragen niet in behandeling te nemen.
4. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan een bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft in zijn brieven van 5 en 24 december 2013 eiser bericht dat hij een melding dient te doen in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit). Verder heeft hij verzocht om diverse ontbrekende gegevens. In elk geval heeft verweerder gevraagd om tekeningen van de plattegronden van de verdiepingen, waaronder die van de zolder, alsmede om de detailtekeningen van diverse aansluitingen. Van deze gegevens, bijvoorbeeld de plattegrond van de zolder, kan niet worden gezegd dat verweerder onvoldoende duidelijk heeft aangegeven wat hij precies nodig had.
6. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn gemachtigde alle door verweerder gevraagde gegevens had aangeleverd en een melding had gedaan in het van het Activiteitenbesluit. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat de onder 5 bedoelde gegevens daadwerkelijk aan verweerder zijn toegezonden. De melding in het kader van het Activiteitenbesluit is evenmin gedaan. Van eiser, die toen al werd bijgestaan door een (andere) professionele gemachtigde, mag worden verwacht dat hij weet dat een afdruk van een beginscherm van de Activiteitenbesluit Internet Module niet volstaat.
7. Nu verweerder in elk geval ten aanzien van de onder 5 bedoelde gegevens, die verweerder in redelijkheid kon verlangen voor de beoordeling van de aanvragen, eiser de gelegenheid heeft gegeven om deze alsnog te verstrekken en eiser dat heeft nagelaten, heeft verweerder reeds daarom kunnen besluiten de aanvragen niet in behandeling te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve in het midden blijven of verweerder de andere (volgens hem ontbrekende) gegevens van eiser mocht verlangen en of ten aanzien daarvan wel een herstelmogelijkheid is geboden. Evenmin relevant is het antwoord op de vraag aan welk bestemmingsplan het bouwplan van eiser moet worden getoetst, nu de onder 5 bedoelde gegevens per definitie zijn benodigd voor de beoordeling van de aanvragen, onafhankelijk van de toets aan het geldende planologische regime. Dat verweerder misbruik maakt van recht, zoals eiser stelt, is de rechtbank niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Brouwer, voorzitter, en mr. I.M. Ludwig en mr. M. Duin, leden, in aanwezigheid van mr. R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.