ECLI:NL:RBNHO:2015:2180

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
15/700186-14 (P) (onderzoek Talpa&Bolero)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting via Marktplaats met valse advertenties en identiteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van oplichting. De verdachte was betrokken bij een oplichtingsschema waarbij via de website Marktplaats.nl valse advertenties voor mobiele telefoons en tablets werden geplaatst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten handelde met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van valse identiteiten en het verstrekken van onjuiste informatie aan potentiële kopers. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten meerdere slachtoffers hebben bewogen tot de afgifte van geldbedragen door hen te misleiden met valse beloften van levering van goederen. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van oplichting, maar de rechtbank verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verdachte als medepleger van de oplichting moest worden aangemerkt. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, en kende schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700186-14 (P) (onderzoek Talpa&Bolero)
Uitspraakdatum: 16 maart 2015
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 februari 2015 (sluiting van het onderzoek ter terechtzitting van 2 maart 2015) in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. van der Putte en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.C. Sassen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
(Talpa zaak 10)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 08 november 2012 tot en met 14 november 2012 te Alkmaar en/of Heerhugowaard, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, drie personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], althans een of meer personen, heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, immers heeft/hebben verdachte en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- op de internetsite WWW.martkplaats.nl één of meerdere advertenties geplaatst waarin een of meer goederen, zoals onder meer (een) mobiele telefoon(s) (iPhone en/of Samsung) en/of (een) tablet(s) (iPad), in elk geval een of meer goederen, te koop werden aangeboden en/of
- zich op genoemde internetsite en/of in e-mailberichten (onder andere) [valse naam] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 1] genoemd en/of
- daarbij (onder meer) gebruik te maken van de e-mailadressen b.21sfkf70ozn0d@mail.marktplaats.nl en/of b.n3t0f6t173rp@mail.marktplaats.nl en/of b.1u94ed0hcgu78@mail.marktplaats.nl en/of
- ( vervolgens) met voornoemde personen/persoon per e-mail en/of telefonisch een prijs voor de aankoop van die goederen/dat goed overeengekomen en/of
- ( vervolgens) voornoemde personen/persoon een rekeningnummer (te weten [rekeningnummer]) en/of de al dan niet juiste naam van de tenaamgestelde van dat rekeningnummer (te weten (onder meer) [medeverdachte 1]) gegeven waarop het overeengekomen geldbedrag (zijnde de gehele koopprijs of een deel daarvan) diende te worden overgemaakt en/of
- ( vervolgens) een of meermalen aangegeven dat na ontvangst van de betaling over zou worden gegaan tot verzending van de goederen/het goed en/of
- ( vervolgens) nadat het geldbedrag was overgemaakt, die goederen/dat goed niet
verzonden en/of afgeleverd aan voornoemde personen/persoon,
waardoor genoemde personen/persoon (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 2:
(Talpa zaak 17)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 02 november 2012 tot en met 03 december 2012 te Almere en/of Santpoort-Noord, gemeente Velsen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, elf personen, waaronder [slachtoffer 4] (aangifte 1) en/of [slachtoffer 5] (aangifte 3) en/of [slachtoffer 6] (aangifte 4) en/of [slachtoffer 7] (aangifte 5), althans een of meer personen, heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, immers heeft/hebben verdachte en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- op de internetsite WWW.martkplaats.nl één of meerdere advertenties geplaatst waarin een of meer goederen, zoals onder meer (een) mobiele telefoon(s) (iPhone en/of Samsung) en/of (een) tablet(s) (iPad), in elk geval een of meer goederen, te koop werden aangeboden en/of
- zich op genoemde internetsite en/of in e-mailberichten (onder andere) [valse naam 2] en/of [valse naam 3] en/of [valse naam 4] genoemd en/of
- daarbij (onder meer) gebruik te maken van de e-mailadressen b.2wxlqc5hakwo5@mail.marktplaats.nl (aangifte 1) en/of b.2eryl5qmb765j@mail.marktplaats.nl (aangifte 3) en/of [mail]@gmail.com (aangifte 4) en/of b.1host0qm9tn8@mail.marktplaats.nl en/of
- ( vervolgens) met voornoemde personen/persoon per e-mail en/of telefonisch een prijs voor de aankoop van die goederen/dat goed overeengekomen en/of
- ( vervolgens) voornoemde personen/persoon een rekeningnummer (te weten [rekeningnummer]) en/of de al dan niet juiste naam van de tenaamgestelde van dat rekeningnummer (te weten (onder meer) [medeverdachte 2] en/of en/of [medeverdachte 2] gegeven waarop het overeengekomen geldbedrag (zijnde de gehele koopprijs of een deel daarvan) diende te worden overgemaakt en/of
- ( vervolgens) een of meermalen aangegeven dat na ontvangst van de betaling over zou worden gegaan tot verzending van de goederen/het goed en/of
- ( vervolgens) nadat het geldbedrag was overgemaakt, die goederen/dat goed niet verzonden en/of afgeleverd aan voornoemde personen/persoon,
waardoor genoemde personen/persoon (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat de enkele moedwillige wanprestatie volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad onvoldoende is om van een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken. Een enkele leugen – het zich voordoen als bonafide verkoper – is niet genoeg, er moeten bijkomende omstandigheden zijn die meebrengen dat er sprake is van oplichting. Van dergelijke omstandigheden is in deze zaak niet gebleken. Er zijn juiste achternamen aan de advertenties gekoppeld. Ten aanzien van feit 2 geldt daarbij dat medeverdachte [medeverdachte 2], die een verderstrekkende rol heeft gehad dan louter die van katvanger, zijn eigen bankrekening ten behoeve van de betalingen heeft aangeboden. Ook de gebruikte e-mailadressen, die op www.marktplaats.nl automatisch worden aangemaakt, zijn niet verzonnen. De verkopers waren dan ook traceerbaar.
Voorts ontbreekt volgens de raadsvrouw een oorzakelijk verband tussen het aanwenden van het bedrieglijke middel – de valse naam – en de betalingen. Noch door de advertenties, die niet via een individuele webwinkel zijn aangeboden, noch door de gewisselde e-mails is een bovengemiddeld vertrouwen bij de kopers opgewekt. Uit een vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 30 november 2009 (ECLI:NL:RBAMS:2009:BK4742) blijkt dat potentiële kopers een eigen verantwoordelijkheid hebben om te voorkomen dat ze worden belazerd. In dit geval hadden de kopers voldoende aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de advertenties te twijfelen, omdat de smartphones en tablets ver onder de werkelijke prijs werden aangeboden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt. Verdachte heeft geen advertenties geplaatst, geen contact met de kopers gehad en niet actief naar mensen gezocht die hun bankpas wilden afstaan. Verdachte was enkel op de hoogte van het oneerlijk zaken doen, dat wil zeggen advertenties plaatsen, geld innen en niet leveren. Van de in de tenlastelegging genoemde oplichtingsmiddelen was verdachte niet op de hoogte.
3.3. Partiële vrijspraak feit 2
Aan verdachte is onder feit 2 ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen elf personen heeft opgelicht. De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken ten aanzien van acht van die personen en overweegt daartoe het volgende.
In zaaksdossier Talpa 17 komen twee bankpassen naar voren die gebruikt zouden zijn voor internetoplichting: een bankpas behorende bij ABN AMRO bankrekening [rekeningnummer] en een bankpas behorende bij SNS bankrekening [rekeningnummer]. Bij acht van de elf aangevers in dit zaaksdossier is gebruik gemaakt van genoemde SNS bankrekening. Deze bankrekening wordt, anders dan de ABN AMRO bankrekening, in de tenlastelegging niet genoemd. Bovendien is blijkens de in het dossier opgenomen onderzoeksbevindingen van deze SNS-bankrekening begin juni 2013 gebruik gemaakt, dus een half jaar na de ten laste gelegde periode. Daarmee is duidelijk dat hetgeen deze acht aangevers zou zijn overkomen niet binnen het bereik van de tenlastelegging kan worden gebracht, zodat verdachte in zoverre van hetgeen als feit 2 is ten laste gelegd, moet worden vrijgesproken.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Feit 1
In de periode van 8 tot en met 12 november 2012 is zesmaal een geldbedrag naar de ING bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] van [medeverdachte 1] overgemaakt. Telkens is bij de betaling vermeld dat deze betrekking heeft op een iPhone of iPad. [2]
Drie van de zes personen die deze betalingen hebben gedaan, hebben vervolgens aangifte van oplichting gedaan, omdat zij via de website www.marktplaats.nl een dergelijk product hadden gekocht, maar niet geleverd gekregen.
[slachtoffer 1] deed aangifte op 17 december 2012. Aangeefster heeft naar aanleiding van een advertentie op de website www.marktplaats.nl op 8 november 2012 € 226,76 voor een iPhone 4S overgemaakt naar een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [medeverdachte 1] en niets ontvangen. De aanbieder van de telefoon sloot e-mails met aangeefster af met ‘[valse naam 1]’ en maakte gebruik van het e-mailadres b.21sfkf70ozn0d@mail.marktplaats.nl. Op vragen van aangeefster antwoordde de aanbieder onder meer dat de telefoon in goede staat verkeerde en dat de accessoires inbegrepen waren. [3]
[slachtoffer 2] deed aangifte op 17 december 2012. Aangeefster heeft naar aanleiding van een advertentie op de website www.marktplaats.nl op 8 november 2012 € 180 voor een iPad 2 overgemaakt naar een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [medeverdachte 1] en niets ontvangen. De aanbieder van de tablet was bij aangeefster bekend als [valse naam 2] en maakte gebruik van het e-mailadres b.n3t0f6t173rp@mail.marktplaats.nl. Er is een vals adres opgegeven. [4]
[slachtoffer 3] deed aangifte op 22 december 2012. Aangever heeft naar aanleiding van een advertentie op de website www.marktplaats.nl op 9 november 2012 € 70 voor een iPad 2 overgemaakt naar een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [medeverdachte 1] en niets ontvangen. De aanbieder van de tablet was bij aangever bekend als [valse naam 3] en maakte gebruik van het e-mailadres b.1u94ed0hcgu78@mail.marktplaats.nl. [5]
Medeverdachte en rekeninghouder [medeverdachte 1] heeft verklaard dat een oud-collega van haar, [medeverdachte 2], haar heeft gevraagd of zij geld wilde verdienen. “[medeverdachte 2] zei dat hij iemand kende die spullen op Ebay zette. Die spullen werden dan gekocht door mensen, maar niet geleverd. Het geld dat die mensen betaalden moest op een rekening komen. Als ik mijn rekening daarvoor ter beschikking wilde stellen, dan zou ik daar geld voor krijgen. [medeverdachte 2] zei dat ik een kwart van het geld zou ontvangen van wat de mensen op mijn rekening zouden storten.” [medeverdachte 1] heeft vervolgens haar bankpas en inloggegevens van internetbankieren, maar niet haar pincode, aan [medeverdachte 2] afgegeven. “[medeverdachte 2] zei tegen mij dat als er geld was gestort op mijn rekening, [medeverdachte 2] dan contact met mij zou opnemen. Hij kwam dan met mijn pas en dan gingen we samen naar een pinautomaat om dat geld eraf te halen. Dat is maar één keer gebeurd. [medeverdachte 2] belde mij op. Hij zei dat er geld was overgemaakt. Kom je mee pinnen? Ik liep naar de pinautomaat in Parkwijk in Almere. Toen ik daar aankwam zat [medeverdachte 2] met een jongen in een auto.” [medeverdachte 1] begreep van [medeverdachte 2] dat deze jongen een vriend was van de man die alles op Ebay zette. [medeverdachte 1] kreeg haar bankpas van [medeverdachte 2] terug om te pinnen. Zij heeft vervolgens [8 november 2012] € 220 gepind en mocht daarvan € 40 houden. De rest nam [medeverdachte 2] mee. [medeverdachte 1] had een dag eerder [7 november 2012] haar bankpas en inlogcodes aan [medeverdachte 2] gegeven. Een dag later [9 november 2012] heeft ze haar bankpas en internetbankieren laten blokkeren. “Toen nam die vriend van [medeverdachte 2] contact met mij op. Dat is dus die vriend die er ook bij was met pinnen. Ik herkende hem namelijk aan zijn stem.” Die vriend werd boos en zei dat het geld van hen was. Hij zei dat er net weer geld was gestort en dat zij dat geld moest overmaken naar [alias medeverdachte 3]. Hij gaf daarbij een rekeningnummer. [medeverdachte 1] heeft vervolgens tweemaal een bedrag naar die [alias medeverdachte 3] overgemaakt. [medeverdachte 1] heeft verbalisant een Facebook-foto gemaild, waar die vriend van [medeverdachte 2] op zou staan. [6]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] tegen hem had gezegd dat zij geld nodig had. Hij heeft haar toen doorverwezen naar [verdachte]. Zij heeft haar bankpas aan [verdachte] gegeven. Het liep allemaal via [verdachte]. [medeverdachte 2] was er wel een keer bij dat [medeverdachte 1] ging pinnen. Hij herkent [verdachte] op de hem getoonde Facebook-foto. [7]
Uit de bankafschriften van [medeverdachte 1] blijkt dat er in november 2012 tweemaal een bedrag van haar bankrekening naar een bankrekening van – volgens de omschrijving – ‘[alias medeverdachte 3]’ met rekeningnummer [rekeningnummer] is overgemaakt: € 162 op 9 november 2012 en € 142,50 op 12 november 2012. [8] Deze bankrekening blijkt op naam van [medeverdachte 3] te staan. [9]
Uit navraag bij callcenter [callcenter] te Almere, waar [verdachte] werkzaam zou zijn, is gebleken dat de man op voornoemde Facebook-foto is genaamd [verdachte]. [10]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij onderhavig feit betrokken is geweest. Hij is via [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] in aanraking gekomen. [medeverdachte 2] heeft de bankpas van [medeverdachte 1] aan verdachte gegeven. Verdachte heeft de bankpas vervolgens aan [medeverdachte 3] gegeven. Verdachte kan zich herinneren dat hij met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] is gaan pinnen. Verdachte denkt er maximaal € 150 voor gekregen te hebben. Ook [medeverdachte 2] heeft er geld voor gekregen. Verdachte is ook een keer bij [medeverdachte 1] thuis geweest. Verdachte moest toen in opdracht van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] doorgeven dat er geld overgemaakt moest worden naar de bankrekening van [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] heeft vervolgens in het bijzijn van verdachte een geldbedrag naar de bankrekening van [medeverdachte 3] overgemaakt. De omschrijving daarbij, “lening”, is verzonnen. Het gebruiken van de naam [alias medeverdachte 3] moest van [medeverdachte 3]. Het geld is bij [medeverdachte 3] terecht gekomen. Hij gaf verdachte daarvan af en toe een kleinigheidje. [11]
Feit 2
In de periode van 2 november tot en met 3 december 2012 is achttien maal een geldbedrag naar de ABN AMRO bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] van [medeverdachte 2] overgemaakt. In de meeste gevallen is bij de betaling vermeld dat deze betrekking heeft op een iPhone, iPad of Samsung S2. [12]
Drie van de achttien personen die deze betalingen hebben gedaan, hebben vervolgens aangifte van oplichting gedaan, omdat zij via de website www.marktplaats.nl een dergelijk product hadden gekocht, maar niet geleverd gekregen.
[slachtoffer 4] deed aangifte op 21 december 2012. Aangever heeft naar aanleiding van een advertentie op de website www.marktplaats.nl op 4 november 2012 € 246,75 voor een Samsung Galaxy S3 overgemaakt naar een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [medeverdachte 2] en niets ontvangen. De aanbieder van de telefoon sloot de advertentie af met de naam [valse naam medeverdachte 2] en maakte gebruik van het e-mailadres b.2wxlqc5hakwo5@mail.marktplaats.nl. Op vragen van de aangever antwoordde de aanbieder onder meer dat de telefoon in perfecte staat verkeerde en dat hij de telefoon de volgende dag zou verzenden indien er betaald was. [13]
[slachtoffer 8] deed aangifte op 13 december 2012. Aangever heeft naar aanleiding van een advertentie op de website www.marktplaats.nl op 5 november 2012 € 175 voor een iPad 2 overgemaakt naar een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [medeverdachte 2] en niets ontvangen. De aanbieder van de telefoon was bij aangever bekend als [valse naam] en maakte gebruik van het e-mailadres b.12uyccoogm6h8@mail.marktplaats.nl. [14]
[slachtoffer 9] deed aangifte op 10 januari 2013. Aangeefster heeft naar aanleiding van een advertentie op de website www.marktplaats.nl op 5 november 2012 € 228,05 voor een iPhone 4S overgemaakt naar een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [medeverdachte 2] en niets ontvangen. De aanbieder van de telefoon was bij aangeefster bekend als [valse naam] en maakte gebruik van het e-mailadres [valse email]@hotmail.nl. [15]
Medeverdachte [medeverdachte 2] (evenals verdachte woonachtig in Almere [16] ) heeft verklaard dat hij eind 2012 dringend geld nodig had en toen benaderd werd door [verdachte] die zei dat hij geld kon verdienen door zijn bankpas af te staan. [medeverdachte 2] heeft toen zijn bankpas aan [verdachte] afgegeven. [medeverdachte 2] zou 20% van de opbrengst krijgen. Hij heeft er ongeveer € 350 aan verdiend. Ze zeiden tegen hem dat ze dingen op Marktplaats zouden zetten en dat ze het geld van de kopers op zijn bankrekening zouden laten storten. [medeverdachte 2] wist ook dat een [voornaam medeverdachte 3] ermee te maken had. [medeverdachte 2] heeft whatsapp-berichten gelezen die naar [verdachte] werden gestuurd. “Daarin las ik dat er gevraagd werd om welke bank het ging en tot hoe hoog er gepind kon worden. Dat had betrekking op mijn bankrekening. Ik zag dat deze berichten afkomstig waren van een [voornaam medeverdachte 3].” [medeverdachte 2] had zijn bankpas en pincode aan [verdachte] gegeven. Hij kreeg zijn geld ook van [verdachte]. [17]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de bankpas van [medeverdachte 2] heeft aangenomen en aan [medeverdachte 3], een goede vriend van hem, heeft doorgegeven. Verdachte wist wat er speelde, dat er goederen op Marktplaats.nl werden aangeboden en niet werden geleverd. [medeverdachte 3] houdt zich met die vorm van oplichting bezig. Verdachte heeft [medeverdachte 2], die maar bleef vragen of er een mogelijkheid was om aan geld te komen, gezegd dat hij het wel wilde doen en dat hij dan zijn bankpas nodig had. Verdachte heeft [medeverdachte 2] in grote lijnen uitgelegd wat ermee ging gebeuren en de bankpas vervolgens aan [medeverdachte 3] doorgegeven. Het klopt ook dat verdachte aan [medeverdachte 2] een whatsapp-gesprek met [medeverdachte 3] heeft getoond. Verdachte heeft [medeverdachte 2] ongeveer drie keer geld gegeven, dat hij dan daarvoor van [medeverdachte 3], “de opdrachtgever”, had gekregen. Verdachte heeft er zelf ook wel eens iets voor gekregen. Hij heeft het geld niet zelf gepind, die “functie” is hem nooit gegeven. [18]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat het klopt dat verdachte de bankpas van [medeverdachte 2] bij hem heeft achtergelaten. [medeverdachte 3] heeft toen gezegd dat hij zou kijken wat hij ermee kon. Hij dacht dat hij de bankpas misschien wel kon geven aan degene die lang geleden zijn ([medeverdachte 3]) bankpas had gebruikt voor fraude. [19]
3.5. Bewijsoverwegingen
Blijkens de wettekst van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is er sprake van oplichting indien aan de volgende voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de verdachte het oogmerk hebben om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Ten tweede dient de verdachte zich te bedienen van één van de in de wet genoemde oplichtingsmiddelen, te weten het aannemen van een valse naam, het aannemen van een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels. Ten derde dient het slachtoffer te zijn overgegaan tot één van de in de wet genoemde handelingen, waaronder de afgifte van enig goed. Ten vierde dient er sprake te zijn van causaal verband tussen het gebruikte oplichtingsmiddel en de handeling van het slachtoffer, in casu de afgifte van het goed.
Genoemd oogmerk tot bevoordeling en de afgifte van enig goed – te weten een geldbedrag – zijn door de raadsvrouw niet ter discussie gesteld. Het behoeft ook geen nadere toelichting dat uit de bewijsmiddelen volgt dat is voldaan aan deze twee voorwaarden, waarbij het oogmerk tot bevoordeling met name uit de door verdachte en zijn medeverdachten afgelegde verklaringen volgt en de betalingen van de geldbedragen uit onder meer de aangiftes.
Ten aanzien van de oplichtingmiddelen en het daarmee samenhangende causaal verband overweegt de rechtbank als volgt.
Voorop wordt gesteld dat door verdachte en medeverdachten geen listige kunstgrepen als bedoeld in artikel 326 Sr zijn gebruikt en voorts dat door de adverteerder weliswaar steeds gebruik is gemaakt van een valse naam – soms alleen een valse voornaam, soms een volledig valse naam – maar dat het gebruik van die valse naam, naar moet worden aangenomen, op zichzelf niet heeft gediend om potentiële kopers ertoe te bewegen een betaling te doen, doch slechts ten doel had de mogelijkheden van de gedupeerde kopers tot verhaal dan wel opsporing door politie te bemoeilijken. Het vereiste causaal verband ontbreekt hier dus.
De enkele omstandigheid dat iemand zich in strijd met de waarheid voordoet als bonafide verkoper die in staat en voornemens is de bij hem gekochte en aan hem vooruitbetaalde goederen te leveren, levert niet het aannemen van een valse hoedanigheid als bedoeld in artikel 326 Sr op (ECLI:NL:HR:2014:3144). De Hoge Raad overweegt daarbij evenwel dat deze valse hoedanigheid wel kan worden aangenomen indien daar bijkomt dat de verkoper aan de wederpartij onbruikbare contactgegevens heeft verstrekt. De omstandigheid dat de verkoper zich in onderhavige gevallen telkens heeft bediend van een valse naam (en/of een vals adres), weegt in dit kader dus wel mee. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] bleven buiten beeld doordat hun eigen namen, bankrekeningnummers, adresgegevens en e-mailadressen in de advertenties onvermeld bleven. De gebruikte e-mailadressen, die door Marktplaats.nl automatisch worden aangemaakt, zijn als zodanig weliswaar niet valselijk opgemaakt, maar zijn niet herleidbaar tot verdachte of [medeverdachte 3]. In verband met het zich in strijd met de waarheid voordoen als bonafide verkoper – niet ter discussie staat dat het nooit de bedoeling is geweest de gekochte producten daadwerkelijk te leveren – concludeert de rechtbank dan ook dat verdachte en/of zijn mededader(s) een valse hoedanigheid heeft/hebben aangenomen en voorts dat het aannemen van deze hoedanigheid potentiële kopers ertoe heeft bewogen betalingen te doen.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een enkele leugen nooit een samenweefsel van verdichtsels als bedoeld in artikel 326 Sr oplevert. In onderhavige zaak is in ten minste twee gevallen sprake van meerdere leugens. Op vragen van aangeefster [slachtoffer 1] antwoordde de adverteerder onder meer dat de te koop aangeboden telefoon in goede staat verkeerde en dat de accessoires inbegrepen waren. Op vragen van aangever [slachtoffer 4] antwoordde de adverteerder onder meer dat de telefoon in perfecte staat verkeerde en dat hij de telefoon de volgende dag zou verzenden indien er betaald was. Het spreekt voor zichzelf dat deze opzettelijk misleidende en voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 4] evident relevante antwoorden ertoe hebben bijgedragen dat zij zijn overgegaan tot betaling. In deze twee gevallen kan de berichtgeving van de verkoper in ieder geval als een samenweefsel van verdichtsels worden aangemerkt.
De vraag die in dit kader resteert, is of de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste voorzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht, aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen. Bij beantwoording van die vraag moet in het oog worden gehouden dat het succes van het aan- en verkoopforum dat de website www.marktplaats.nl biedt, in aanmerkelijke mate afhankelijk is van wederzijds vertrouwen tussen koper en verkoper. De mogelijkheden van gebruikers van een dergelijk forum om de gegevens van de wederpartij en de kwaliteit of zelfs het bestaan van het desbetreffende product te verifiëren, zijn beperkt. Aan de ene kant brengt dit mee dat gebruikers op hun hoede moeten zijn voor bedrog, anderzijds kan van die gebruikers niet worden verlangd dat zij verregaand onderzoek doen naar de betrouwbaarheid van de advertentie. Het enkele gegeven dat de aangeboden producten in meer of mindere mate onder de marktwaarde waren geprijsd, is naar het oordeel van de rechtbank – in aanmerking genomen dat het hier om reeds gebruikte producten gaat en dat de beweegredenen van de verkoper om deze producten tegen een lagere prijs aan te bieden velerlei kunnen zijn – in de gegeven omstandigheden onvoldoende om vast te stellen dat het de kopers duidelijk had moeten zijn dat de advertenties op onwaarheden berustten.
De rechtbank komt tot de slotsom dat in de onderhavige gevallen sprake is van oplichting.
Vervolgens is de vraag aan de orde of verdachte als medepleger daarvan moet worden aangemerkt.
Verdachte heeft minst genomen als tussenpersoon gefungeerd, tussen medeverdachte [medeverdachte 3] en de zogenoemde katvangers [medeverdachte 1] en – met name – [medeverdachte 2]. Daarbij heeft verdachte een rol vervuld die significant kan worden genoemd. Verdachte heeft van [medeverdachte 2] zowel diens bankpas als die van [medeverdachte 1] aangenomen en deze doorgegeven aan [medeverdachte 3] teneinde deze te laten gebruiken voor internetoplichting. Verdachte wist dus waarvoor de bankpassen zouden worden gebruikt en heeft [medeverdachte 2] hiervan ook in kennis gesteld. Verdachte heeft voor het gebruik van beide passen conform afspraak een vergoeding van [medeverdachte 3] ontvangen. Hij heeft op zijn beurt [medeverdachte 2] voor het gebruik van diens bankpas betaald. Hij is voorts aanwezig geweest toen [medeverdachte 1] ging pinnen en heeft zowel telefonisch als bij haar thuis druk op haar uitgeoefend om geldbedragen naar de bankrekening van [medeverdachte 3] over te maken. Dit alles maakt dat verdachte als medepleger, handelend in een nauwe en bewuste samenwerking met zijn medeverdachten, ten aanzien van beide ten laste gelegde feiten moet worden aangemerkt.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
(Talpa zaak 10)
hij op tijdstippen in de periode van 8 november 2012 tot en met 9 november 2012 in
Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, drie personen, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, immers heeft/hebben verdachte en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- op de internetsite www.marktplaats.nl advertenties geplaatst waarin een mobiele telefoon
(iPhone) en tablets (iPad) te koop werden aangeboden en
- zich op genoemde internetsite en/of in e-mailberichten [valse naam 1] of [valse naam 2] of [valse naam 3] genoemd en
- daarbij gebruik gemaakt van de e-mailadressen b.21sfkf70ozn0d@mail.marktplaats.nl of b.n3t0f6t173rp@mail.marktplaats.nl of b.1u94ed0hcgu78@mail.marktplaats.nl en
- vervolgens met voornoemde personen een prijs voor de aankoop van die goederen overeengekomen en
- vervolgens voornoemde personen een rekeningnummer (te weten [rekeningnummer]) en de naam van de tenaamgestelde van dat rekeningnummer (te weten [medeverdachte 1]) gegeven, waarnaar het overeengekomen geldbedrag diende te worden overgemaakt en
- vervolgens nadat het geldbedrag was overgemaakt, die goederen niet verzonden aan voornoemde personen,
waardoor genoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Feit 2:
(Talpa zaak 17)
hij op tijdstippen in de periode van 2 november 2012 tot en met 5 november 2012 te Almere, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, drie personen, onder wie [slachtoffer 4], heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, immers heeft/hebben verdachte en/of is/zijn verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- op de internetsite www.martkplaats.nl advertenties geplaatst waarin mobiele telefoons (iPhone en Samsung) en een tablet (iPad) te koop werden aangeboden en
- zich op genoemde internetsite onder andere [valse naam medeverdachte 2] genoemd en
- daarbij onder meer gebruik gemaakt van het e-mailadres b.2wxlqc5hakwo5@mail.marktplaats.nl en
- vervolgens met voornoemde personen een prijs voor de aankoop van die goederen overeengekomen en
- vervolgens voornoemde personen een rekeningnummer (te weten [rekeningnummer]) en de naam van de tenaamgestelde van dat rekeningnummer (te weten [medeverdachte 2]) gegeven, waarnaar het overeengekomen geldbedrag diende te worden overgemaakt en/of
- vervolgens aangegeven dat na ontvangst van de betaling over zou worden gegaan tot verzending van het goed en
- vervolgens nadat het geldbedrag was overgemaakt, die goederen niet verzonden aan voornoemde personen,
waardoor genoemde personen werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert telkens op:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat een taakstraf een passende sanctie is in geval van een veroordeling. Zij verzoekt de rechtbank een wat lagere taakstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist, rekening houdend met onder meer het beperkte aantal slachtoffers en het tijdsverloop sinds de verweten gedragingen.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met anderen zes personen opgelicht. Behalve deze zes slachtoffers die hiervan aangifte hebben gedaan, hebben nog meer personen een geldbedrag overgemaakt naar één van de door de daders gebruikte bankrekeningen in de veronderstelling een smartphone of tablet daarvoor te zullen ontvangen. Dit door de consument gestelde vertrouwen in de aanbieders van deze producten bleek evenwel ongegrond. Verdachte en zijn mededaders hebben nooit voor ogen gehad tot levering over te gaan. Zij hebben puur uit winstbejag producten die zij niet voorhanden hadden en dus ook niet konden leveren, op internet te koop aangeboden. De kopers hebben, behalve dat hun vertrouwen in anderen is geschaad, hierdoor schade geleden. Het gaat weliswaar niet om heel grote bedragen, maar veel bezoekers van de website www.marktplaats.nl maken hiervan gebruik omdat zij zich een eerstehands exemplaar van het desbetreffende product niet of moeilijk kunnen veroorloven. Ook de markt van het online aanbieden van producten door particulieren zelf, waar Marktplaats.nl een voorname representant van is, loopt door het handelen van verdachte forse reputatieschade op. Dergelijke oplichtingspraktijken zullen potentiële gebruikers ervan weerhouden middels dit forum aankopen te doen. Dit alles wordt verdachte aangerekend.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 januari 2015, waaruit blijkt dat verdachte op 14 september 2007 door de kinderrechter in de rechtbank Zwolle onherroepelijk is veroordeeld wegens onder meer vermogensdelicten;
- hetgeen ter terechtzitting door verdachte en zijn raadsvrouw, mede aan de hand van overgelegde stukken, naar voren is gebracht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank ziet in de door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden geen aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie, nu die omstandigheden in de eis reeds voldoende tot uitdrukking komen en zijn meegewogen.
7. Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregelen
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 180 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van oplichting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 226,76 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van oplichting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 228,05 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van oplichting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 246,75 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van oplichting] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 10] (€ 100), [slachtoffer 11] (€ 190) en [slachtoffer 12] (€ 200) zijn niet toewijsbaar, omdat deze betrekking hebben op betalingen die door deze aangevers begin juni 2013 zijn gedaan ten behoeve van SNS bankrekening [rekeningnummer]. Verdachte zal in zoverre van het onder 2 ten laste gelegde feit worden vrijgesproken, zoals is overwogen onder 3.3 van dit vonnis. Deze benadeelde partijen zullen dan ook niet-ontvankelijk in hun vordering worden verklaard.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 22c, 22d, 36f, 47, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 100 uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 180, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 180, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 226,76, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 226,76, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 9] geleden schade tot een bedrag van € 228,05, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 9], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 9] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 228,05, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 4] geleden schade tot een bedrag van € 246,75, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 4], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 4] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 246,75, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 november 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 10], [slachtoffer 11] en [slachtoffer 12] niet-ontvankelijk in hun respectievelijke vorderingen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.A. Stalenhoef, voorzitter,
mr. M.J.M. Verpalen en mr. C.A.M. van der Heijden, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers B.H.E. Zuidam en mr. A.M.A. Beckers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 maart 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Schriftelijk bescheid, afschrift ING betaalrekening van [medeverdachte 1], Talpa Z-10, p. 91 t/m 93.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 17 december 2012, Talpa Z-10, p. 9 t/m 17.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 17 december 2012, Talpa Z-10, p. 19 t/m 22.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 22 december 2012, Talpa Z-10, p. 24 t/m 30.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 19 juni 2013, Talpa Z-10, p. 109 t/m 111.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 2 juli 2013, Talpa Z-10, p. 117 onder.
8.Schriftelijk bescheid, afschrift ING betaalrekening van [medeverdachte 1], Talpa Z-10, p. 92 en 93.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 juli 2013, Map 46, AMB-004, p. 22 midden/onder.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2013, Talpa Z-10, p. 121 onder.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 13 februari 2015 afgelegd.
12.Schriftelijk bescheid, afschrift ABN AMRO betaalrekening van [medeverdachte 2], Talpa Z-17, p. 141 t/m 148.
13.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] d.d. 21 december 2012, Talpa Z-17, p. 10 t/m 18.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 8] d.d. 13 december 2012, Talpa Z-17, p. 20 t/m 24.
15.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] d.d. 10 januari 2013, Talpa Z-17, p. 92 t/m 95.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 2 juli 2013, Talpa Z-17, p. 149.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 2 juli 2013, Talpa Z-17, p. 149 midden/onder en 150 boven/midden.
18.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 13 februari 2015 afgelegd.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, Talpa Z-17, p. 157 onder.