Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste feiten als vaststaand aan. Eiseres ontving sinds 23 september 2010 bijstand naar de norm van een alleenstaande. Naar aanleiding van een anonieme melding dat [naam 1] zwart werkte en zou samenwonen met eiseres heeft verweerder een onderzoek verricht naar de situatie van eiseres. Dit onderzoek heeft bestaan uit observaties door een sociaal rechercheur, onderzoeken in onder andere Suwinet, het register van de Kamer van Koophandel en bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waarnemingen van camerabeelden en het verhoren van eiseres, [naam 1] en getuigen. Verweerder heeft op basis van de resultaten van het onderzoek geconcludeerd dat eiseres en [naam 1] al voor het begin van de bijstandsverlening een gezamenlijke huishouding voerden.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat de observaties via de camerabeelden onrechtmatig zijn, omdat daarmee een ontoelaatbare inbreuk op haar privéleven is gemaakt. Zonder gebruik van de camerabeelden was er onvoldoende grond om te besluiten tot een doorzoeking van de woning en het verhoren van eiseres, [naam 1] en getuigen. De feiten en omstandigheden die tijdens de doorzoeking en de verhoren naar voren zijn gekomen zijn derhalve het gevolg van de waarnemingen van de camerabeelden. Nu deze observaties onrechtmatig zijn, dienen de op deze observaties gebaseerde doorzoeking en verhoren van het bewijs te worden uitgesloten.
3. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat gehandeld is binnen de wettelijke grenzen, nu de camerabeelden naast het hoofddoel, namelijk cameratoezicht, ook gebruikt mogen worden voor opsporing van strafbare feiten. Dat was hier volgens verweerder aan de orde. Verder is toestemming verleend door de Officier van Justitie (OvJ). Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat ook al zouden de camerabeelden niet gebruikt mogen worden er op basis van de anonieme melding en de waarnemingen van een sociaal rechercheur voldoende grond was voor verdergaand onderzoek, waaronder observatie door de sociale recherche. Daarvoor heeft de OvJ ook een bevel afgegeven op 19 november 2012. Verder is volgens verweerder op basis van de verhoren op 23 juli 2013 de conclusie gerechtvaardigd dat sprake was van een gezamenlijke huishouding. De gegevens uit de huiszoeking waren toen nog niet ter sprake gebracht.
4. Artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) luidt:
“1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.”
Op grond van artikel 53a, negende lid, van de Wwb, is het college bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zo nodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening of tot intrekking van de bijstand.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep biedt de onderzoeksbevoegdheid van artikel 53a van de Wwb een wettelijke grondslag in de zin van artikel 8, tweede lid, van het EVRM voor het instellen van onderzoek door middel van waarnemingen (zie de uitspraak van 16 juli 2013,ECLI:NL:CRVB:2013:785). 5. Het antwoord op de vraag of het gebruik van de camerabeelden al of niet geoorloofd was kan in het midden blijven in verband met het volgende. De rechtbank onderschrijft niet het standpunt van eiseres dat niet zou zijn overgegaan tot verhoor van eiseres en tot huiszoeking, indien de camerabeelden niet zouden zijn gebruikt. Er was immers sprake van een concrete melding en de waarneming van sociaal rechercheur [naam 2] dat [naam 1] de woning van eiseres betrad met behulp van een sleutel. Dit bood voldoende grond voor het verrichten van nader onderzoek, zoals het verrichten van waarnemingen, maar ook het (ver)horen van eiseres en anderen.
6. De rechtbank is voorts van oordeel dat ook indien de waarnemingen van de camerabeelden buiten beschouwing worden gelaten, er voldoende feitelijke grondslag is in de processen-verbaal van verhoor van eiseres, van [naam 1] en van getuigen om de conclusie te dragen dat eiseres de periode in geding een gezamenlijke huishouding voerde met [naam 1] . Daartoe wordt het volgende overwogen.
Artikel 3, derde lid, van de Wwb bepaalt dat sprake is van een gezamenlijke huishouding als twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
In haar eerste verhoor op 23 juli 2013 heeft eiseres in reactie op de uitleg dat het bij samenwonen erom gaat waar [naam 1] hoofdzakelijk verblijft en zijn spullen zijn, geantwoord dat zij dan met hem samenwoont. Verder heeft zij verklaard dat zijn persoonlijke bezittingen zoals kleding en administratie in haar woning aanwezig zijn. Eiseres heeft verder verklaard dat [naam 1] al vanaf het begin dat zij in de [straatnaam] woont (mei 2009), een sleutel van haar woning heeft en een deel van de huur betaalt. [naam 1] heeft verklaard dat hij rond de kerst 2009 bij eiseres is ingetrokken en niet meer is weggegaan. Getuigenverklaringen (van de oom van [naam 1] en buren van eiseres) komen hiermee overeen. Verder komt uit de verklaringen van eiseres en [naam 1] naar voren dat sprake is van wederzijdse zorg. Zo doet eiseres in hoofdzaak het huishouden, waarbij [naam 1] soms helpt en soms de boodschappen betaalt. [naam 1] heeft verder onder meer betaald voor een koelkast en bankstel, waarvan beiden gebruik maken.
Dat er desondanks geen sprake is van het voeren van een gezamenlijke huishouding met [naam 1] , omdat, zoals eiseres heeft betoogd, geen sprake was van een duurzame samenwoning doordat deze veelvuldig is onderbroken, volgt de rechtbank niet omdat eiseres haar stelling niet heeft onderbouwd.
7. Nu eiseres geen melding heeft gemaakt van de gezamenlijke huishouding heeft zij haar inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17 van de Wwb geschonden. Verweerder was dan ook op grond van artikel 54, derde lid, respectievelijk artikel 58, eerste lid, van de Wwb gehouden de bijstand van eiseres in te trekken en de te veel betaalde bijstand van eiseres terug te vorderen. In de omstandigheid dat tussen het moment van de melding en de start van het onderzoek bijna een jaar is gelegen, ziet de rechtbank geen reden voor matiging van de terugvordering. In het geval de terugvordering veroorzaakt is door een schending van de inlichtingenverplichting is immers sprake van een verplichting tot terugvordering. Slechts indien sprake is van dringende redenen kan daarvan afgeweken worden. Van dringende redenen wordt gesproken als de terugvordering onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties voor betrokkene heeft. Daarvan is niet gebleken.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.