ECLI:NL:RBNHO:2015:12002

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
29 februari 2016
Zaaknummer
15/227165
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening door een erfgenaam

In deze zaak vordert eiseres, de dochter van wijlen de heer [erflater], terugbetaling van een geldlening die haar vader heeft verstrekt aan gedaagde. De lening, afgesloten op 1 oktober 2008, betrof een bedrag van € 100.000,- met een rente van 6% per jaar, en zou op 1 oktober 2013 terugbetaald worden. Daarnaast was er een rekening-courant overeenkomst van 16 oktober 2008, waarbij gedaagde € 50.000,- aan [erflater] schuldig was. Na het overlijden van [erflater] op 21 februari 2012, heeft eiseres gedaagde op 9 januari 2015 gesommeerd om een bedrag van € 102.786,89 te voldoen, wat resulteerde in de huidige rechtszaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de vordering heeft ingesteld zonder deze mede namens de gemeenschap van de nalatenschap te doen. Dit is in strijd met artikel 3:170 BW, dat bepaalt dat het beheer van een gemeenschap door de deelgenoten gezamenlijk moet geschieden. Eiseres heeft ter zitting geprobeerd haar eis te wijzigen om alsnog namens de gemeenschap op te treden, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet mogelijk is, aangezien de dagvaarding niet correct was opgesteld. Hierdoor wordt de vordering afgewezen.

De rechtbank heeft eiseres ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 2.920,00, inclusief de kosten voor de advocaat en griffierecht. De uitspraak is gedaan door mr. O.P.M. Fruytier op 25 november 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
Zaaknr./rolnr.: 15/227165 / HA ZA 15-368
Uitspraakdatum: 25 november 2015
Vonnis in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen: [eiseres],
advocaat: mr. J. Jong te Zaandam, gemeente Zaanstad,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen: [gedaagde],
advocaat: F. van Geuns te Zaandam, gemeente Zaanstad,.

1.Het procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding (met producties) van 26 mei 2015;
- de conclusie van antwoord (met producties);
- het tussenvonnis van 29 juli 2015;
- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord, gehouden op 1 oktober 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is de dochter van wijlen de heer [erflater] (hierna: [erflater]). [gedaagde] heeft in het verleden jaarlijks voor [erflater] de belastingaangifte verzorgd.
2.2.
Bij schriftelijke akte van 1 oktober 2008 heeft [erflater] een overeenkomst van geldlening gesloten met [gedaagde]. Daarbij zijn zij overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van € 100.000,-- van [erflater] leent tegen een jaarlijkse rentevergoeding van 6%, te betalen in maandelijkse termijnen van € 500,--, voor het eerst op 1 november 2008. Verder zijn zij overeengekomen, voor zover hier relevant, dat [gedaagde] het geleende geldbedrag op 1 oktober 2013 zal terugbetalen.
2.3.
Bij schriftelijke akte van 16 oktober 2008 hebben [erflater] en [gedaagde] een “rekening-courant overeenkomst” gesloten. Daarin verklaart [gedaagde] het door hem in beheer ontvangen bedrag van € 50.000,-- aan [erflater] schuldig te zijn. Verder is overeengekomen dat [gedaagde] het bedrag van € 50.000,-- als goed huisvader zal beheren, waarbij [erflater] [gedaagde] zal instrueren met betrekking tot mutaties die [erflater] verlangt. Verder is bepaald dat [gedaagde] aan [erflater] geen rente verschuldigd is over het bedrag van € 50.000,--.
2.4.
[erflater] is op 21 februari 2012 overleden. [erflater] heeft twee kinderen achtergelaten, te weten [eiseres] en haar broer.
2.5.
Bij brief van 9 januari 2015 heeft [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om aan haar een bedrag van € 102.786,89 (€ 75.000,--, vermeerderd met 6% rente berekend vanaf 2008 tot 9 januari 2015) te voldoen ter zake van de onder 2.2 en 2.3 genoemde overeenkomsten.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 104.968,35, te vermeerderen met de rente van 6% over € 75.000,-- vanaf 16 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, althans subsidiair tot betaling van de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 1 januari 2008, althans vanaf die datum die de rechtbank in goede justitie zal bepalen, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij en haar broer ieder voor 50% gerechtigd tot de nalatenschap van [erflater] zijn. [gedaagde] heeft blijkens de overeenkomsten van 1 oktober 2008 en 16 oktober 2008 in totaal een bedrag van € 150.000,- aan [erflater] geleend. Met betrekking tot het eerste bedrag van € 100.000,-- is een rentevergoeding van 6% per jaar afgesproken. Naar redelijkheid dient ook over het tweede bedrag van € 50.000,-- een rentevergoeding van 6 % per jaar te worden betaald vanaf 2008, althans de wettelijke rente vanaf 16 januari 2015, aldus [eiseres]. [eiseres] maakt als erfgenaam aanspraak op terugbetaling van de helft van de leningen, zodat [gedaagde] volgens [eiseres] aan haar is verschuldigd:
- helft hoofdsom I € 50.000,00
- rente 6% over hoofdsom I tot 16 januari 2015 € 18.524,59
- helft hoofdsom II € 25.000,00
- rente 6% over hoofdsom II tot 16 januari 2015 € 9.262,30
Daarnaast maakt [eiseres] aanspraak op een bedrag van € 2.181,46 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waar hierna voor zover van belang nader op zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] vordert in de onderhavige procedure betaling van de helft van de door [erflater] aan [gedaagde] verstrekte gelden (vermeerderd met rente en kosten).
4.2.
[gedaagde] betwist enig bedrag aan [eiseres] verschuldigd te zijn en voert daartoe als meest verstrekkende verweer aan dat niet [eiseres] maar alleen de nalatenschapsgemeenschap van [erflater] (verder: de gemeenschap) een vorderingsrecht heeft.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 3:170 BW tot uitgangspunt neemt dat het beheer van een gemeenschap, behoudens enige hier niet relevante uitzonderingen, in beginsel door de deelgenoten tezamen geschiedt, tenzij een regeling anders bepaalt. Op grond van artikel 3:171 BW is iedere deelgenoot bevoegd tot het instellen van rechtsvorderingen en het indienen van verzoekschriften ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap. Deze deelgenoot zal in dat geval in de dagvaarding kenbaar moeten maken dat hij in zijn hoedanigheid van de gezamenlijke, voor zoveel mogelijk bij name genoemde deelgenoten optreedt (HR 8 september 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7044).
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de nalatenschap van [erflater] een nog niet vereffende en onverdeelde gemeenschap betreft. Vorderingen tegen schuldenaren van de nalatenschap van [erflater] kunnen daarom alleen namens de gemeenschap worden ingesteld. Nu echter vaststaat dat [eiseres], zoals door haar ter comparitie ook is bevestigd, de onderhavige vordering uitsluitend voor zichzelf, en niet (mede) namens de gemeenschap heeft ingesteld, zullen de vorderingen worden afgewezen. [eiseres] heeft weliswaar ter zitting haar eis mondeling gewijzigd, in die zin dat zij alsnog de vordering ten behoeve van de gemeenschap instelt, maar dit kan haar niet baten. [eiseres] diende reeds bij dagvaarding te stellen (mede) op te treden namens de gemeenschap en kan die hoedanigheid niet hangende de procedure alsnog aannemen door op de voet van artikel 130 Rv. haar eis te wijzigen (vgl. HR 22 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1435).
4.5.
Gelet op het vorenstaande kunnen de door [gedaagde] voor het overige aangevoerde verweren onbesproken blijven.
4.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, die de rechtbank op voorhand zal begroten op een bedrag van € 131,00, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden tot op heden begroot op:
- griffierecht: € 78,00
-
salaris advocaat: € 2.842,00(2 punten tarief V liquidatietarief)
Totaal € 2.920,00

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot heden aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op een bedrag van € 2.920,00;
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van [gedaagde] op voorhand begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P.M. Fruytier en op 25 november 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.