ECLI:NL:HR:2000:AA7044
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- P. Neleman
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- A. Hammerstein
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van een vennootschap onder firma in een vordering tegen haar voormalige vennoot
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Cento Nederland B.V. i.o. en Cento B.V. en een andere verweerder. Cento Nederland had in eerste instantie een vordering ingesteld tegen Cento en de andere verweerder, waarbij zij een bedrag van ƒ 18.563,24 eiste, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering was gebaseerd op een onbetaalde factuur voor geleverde goederen aan Schadenberg B.V. De Rechtbank te Zutphen verklaarde Cento Nederland in haar vordering niet-ontvankelijk, wat door het Gerechtshof te Arnhem werd bekrachtigd. Cento Nederland ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van Cento Nederland in haar vordering beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name art. 3:170 en art. 3:171. Het Hof had geoordeeld dat Cento Nederland niet bevoegd was om de vordering in te stellen, omdat de als vereffenaars optredende vennoten gezamenlijk bevoegd zijn en Cento Nederland handelde zonder toestemming van de andere vennoot. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat de vordering niet kon worden ingesteld door Cento Nederland, omdat deze niet de vereiste toestemming had van de andere vennoot.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van Cento Nederland en legt de kosten van het geding in cassatie op aan Cento Nederland, die in totaal ƒ 3.747,20 aan kosten moet vergoeden. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor vennootschappen onder firma om gezamenlijk op te treden bij het instellen van rechtsvorderingen, en dat een deelgenoot niet zelfstandig een vordering kan instellen zonder de medewerking van de andere deelgenoten.