Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
";
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 29 oktober 2002 van twee medewerkers van de Belastingdienst FIOD-ECD waarbij deze (onder meer) verklaren dat de man op 10 oktober 2002 (als verdachte en na het tonen van een microfiche) heeft verklaard nooit een bankrekening te hebben gehad bij KBL;
- een ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van 27 februari 2003 van een medewerker van de Belastingdienst waarin onder meer is verklaard dat de raadsman van de man telefonisch had gemeld dat zijn cliënt "inmiddels tot een hoger inzicht was gekomen en dat er blijkbaar door hem wel een rekening in Luxemburg is aangehouden"; dat de raadsman de door de man opgevraagde stukken na ontvangst ter beschikking zou stellen aan de FIOD; en dat deze stukken niet bij de FIOD zijn ontvangen.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Proceskosten
6.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond met betrekking tot de aanslagen inkomstenbelasting ib/pvv en de beschikkingen heffingsrente;
- verklaart het beroep gegrond met betrekking tot de uitspraken van de inspecteur betreffende de bij de aanslagen ib/pvv 2005 tot en met ib/pvv 2008 opgelegde boeten en vernietigt de bij deze aanslagen opgelegde boetebeschikkingen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 730,50;
- gelast verweerder het griffierecht ad € 44 aan eiseres te vergoeden en
- wijst de verzoeken om immateriële schadevergoeding af.