ECLI:NL:RBNHO:2014:4748
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.P.W. van de Ven
- L.M. Kos
- A.T.B. de Vries
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag voor een Wajong-uitkering voor een prelinguaal dove eiseres
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 mei 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een prelinguaal dove vrouw, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet Wajong. Eiseres, geboren in 1995, heeft vanaf haar geboorte een volledige doofheid en communiceert via gebarentaal en schrift. Haar aanvraag werd op 22 mei 2013 afgewezen, waarna zij bezwaar maakte. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsplicht bestaat voor de arbeidsdeskundige om eiseres in persoon te horen. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de hoorzitting voortijdig verlaten, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet heeft geleid tot een schending van het recht op hoor en wederhoor. Eiseres was gehoord door een hoorcommissie en had de gelegenheid haar standpunt toe te lichten. De rechtbank concludeerde dat de bezwaararbeidsdeskundige op basis van dossieronderzoek een rapportage kon opstellen, en dat de afwijzing van de aanvraag op juiste gronden was gebaseerd.
Eiseres voerde aan dat haar handicap niet voldoende was meegewogen bij de beoordeling van haar arbeidsmogelijkheden. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd benadrukt dat prelinguaal doven niet categoraal als arbeidsongeschikt moeten worden beschouwd, maar dat er een individuele beoordeling moet plaatsvinden. De rechtbank oordeelde dat de bezwaararbeidsdeskundige terecht had geconcludeerd dat eiseres in staat was om de geduide functies te verrichten, en dat er geen reden was om aan te nemen dat eiseres niet in staat zou zijn om een inkomen te verwerven dat minimaal 75% van het maatmaninkomen zou zijn.
Tot slot verwierp de rechtbank het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel, omdat zij geen feitelijke onderbouwing had gegeven voor haar stelling dat andere auditief gehandicapte leerlingen wel een Wajong-uitkering hadden gekregen. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit op juiste gronden was genomen en verklaarde het beroep ongegrond.