ECLI:NL:RBNHO:2014:308

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 januari 2014
Publicatiedatum
16 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_4942
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening sluiting bedrijfspand na aantreffen hennepkwekerij

Op 16 januari 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van Doets Vastgoed II B.V. tegen de burgemeester van Haarlemmermeer. De zaak betreft de sluiting van een bedrijfspand voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet, na het aantreffen van een hennepkwekerij met 1313 hennepplanten. De burgemeester had op 19 november 2013 besloten het pand te sluiten, wat door de verzoekster werd betwist. Tijdens de zitting op 9 januari 2014 werd de situatie besproken, waarbij de verzoekster aanvoerde dat zij geen blaam trof en dat de sluiting niet in verhouding stond tot de feiten. De voorzieningenrechter overwoog dat de aangetroffen hoeveelheid hennep een ernstig gevaar voor de openbare orde en volksgezondheid met zich meebracht. De burgemeester had op basis van de aangetroffen hennepkwekerij en eerdere incidenten in het pand, de bevoegdheid om tot sluiting over te gaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting voor zes maanden niet onredelijk was, ondanks de financiële gevolgen voor de verzoekster. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/4942
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 januari 2014 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
Doets Vastgoed II B.V., te Badhoevedorp, verzoeker
(gemachtigde: mr. P.P.C. den Bleker),
en
de burgemeester van Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: mr. M.P. Hoogewerf).

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet besloten het pand aan de [adres] (hierna: het pand) met ingang van 19 november 2013 voor de duur van zes maanden gesloten te houden.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2014. Verzoekster is vertegenwoordigd door [naam], bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.P. Hoogewerf, G. Loosen en J. Hoekstra.

Overwegingen

1.
Op 30 oktober 2013 heeft de politie Noord-Holland op de benedenverdieping van verzoeksters bedrijfspand een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In totaal zijn 1313 hennepplanten aangetroffen. De hennepplanten stonden in kweekruimtes die waren voorzien van een irrigatiesysteem, 2 volautomatische groepenkasten, 90 assimilatielampen en vijf koolstoffilters die via een flexibel buizensysteem in verbinding stonden met een luchtfilter. De politie Noord-Holland heeft van zijn onderzoeksbevindingen een bestuurlijke rapportage opgesteld en aan verweerder aangeboden.
2.
Verweerder heeft gelet op het grote aantal aangetroffen hennepplanten aangetoond geacht dat verzoekster het pand heeft gebruikt, dan wel heeft laten gebruiken, voor verkoop, aflevering, of verstrekken van hennep dan wel dat deze hennep daartoe aanwezig was. Ter bescherming van de openbare orde en veiligheid heeft verweerder besloten om onder oplegging van een last onder dwangsom het pand voor de duur van zes maanden te sluiten. Het financiële belang van verzoekster, dat zij haar pand zes maanden lang niet kan verhuren, weegt volgens verweerder niet op tegen het belang dat is gediend met de sluiting van het pand, te weten preventie en het streven naar beheersing van de risico’s die gepaard gaan met de teelt en handel in hennep. Daarbij hecht verweerder in dit verband grote waarde aan het feit dat de teelt van en de handel in hennep plaatsvindt in een crimineel milieu met alle ongewenste en risicovolle verschijnselen, zoals ‘rip deals’ en overvallen. Bovendien bestaat er door de wijzigingen die aan het pand zijn aangebracht gevaar voor brand, wateroverlast, kortsluiting en ontploffing, aldus verweerder.
3.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4.
Verzoekster voert aan dat haar geen enkele blaam treft. Bij het verhuren van het pand is verzoekster nagegaan aan wie zij het pand verhuurde en heeft zelfs geïnformeerd naar de echtgenote van de huurder, die bij de Belastingdienst Amsterdam bleek te werken. Verzoekster meent dat zij derhalve op de huurder kon vertrouwen. Daarnaast heeft verzoekster het pand maandelijks bezocht om te kijken hoe het ervoor stond. Zij heeft nimmer iets bijzonders geconstateerd. Het sluiten van het pand, waardoor zij € 24.000,- aan huurinkomsten misloopt en de continuïteit van haar bedrijf in gevaar komt, acht verzoekster niet in verhouding met de achterliggende feiten. Een waarschuwing of sluiting voor de duur van één maand was meer op zijn plaats geweest, aldus verzoekster. In dit verband stelt verzoekster dat gevaarzetting, preventie en beheersing van risico’s niet langer aan de orde is, aangezien de hennepkwekerij ontmanteld is en het pand ontruimd is.
5.
Ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep staat vermeld op de als bijlage bij de Opiumwet behorende lijst II.
6.
In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder nog het volgende toegevoegd. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat sprake is geweest van een eerder drugsgerelateerd incident in het betreffende pand. Op 23 januari 2013 is namelijk onderzoek gedaan naar mogelijke hennepteelt in het pand en toen zijn op de begane grond een tableteermachine en een coatingmachine voor het bewerken van pillen aangetroffen, waarop resten van ketamine, een drugs genoemd in lijst I van de Opiumwet, zijn gevonden. De tijdens het onderzoek van 30 oktober 2013 aangetroffen hennepkwekerij is één van de grootste hennepkwekerijen die in de afgelopen jaren binnen de gemeente is opgerold. Een sluiting van zes maanden acht verweerder proportioneel, nu daarmee wordt beoogd een einde te maken aan de rol van die pand in de drugsproductie en –handel, de rust in de omgeving te doen wederkeren en een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Daarbij is van belang dat het pand is gelegen in een gemengde omgeving met woningen in de nabijheid, aldus verweerder.
7.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het pand van verzoekster in meer dan één ruimte een in werking zijnde hennepkwekerij is aangetroffen en dat 1313 hennepplanten, zijnde een middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet, zijn aangetroffen. Gelet op deze aangetroffen hoeveelheid heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de hennep werd verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig was. Verweerder was dan ook op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd tot het toepassen van bestuursdwang. De vraag of verzoekster als eigenaar/verhuurder enig verwijt kan worden gemaakt, is daarbij niet van belang, zoals ook blijkt uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 1 februari 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BV2400).
8.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting aangegeven dat er nog geen beleid ten aanzien van zijn in artikel 13b van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid in werking is. Verwacht wordt dat het beleid, dat is aangehouden in afwachting van uitspraken van de Afdeling, op korte termijn in werking zal treden. De gemachtigde van verweerder heeft daarbij aangegeven dat wel in lijn met het aankomende beleid is gehandeld.
9.
In het onderhavige geval gaat het om een zeer grote hoeveelheid aangetroffen hennepplanten en een professioneel opgezette hennepkwekerij. Een dergelijke hoeveelheid hennep levert een ernstig gevaar op voor de openbare orde en de volksgezondheid. Bij een dergelijke hoeveelheid drugs moet bovendien ernstig rekening worden gehouden met overige criminele activiteiten in en in de omgeving van het pand, zoals ook is overwogen in de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2012 (ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6909). Met de sluiting voor de duur van zes maanden heeft verweerder beoogd een signaal af te geven aan de buitenwereld dat het pand niet (langer) als verkoop-, aflever- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt en wordt verdere verstoring van het woon- en leefklimaat van het gemengde gebied, waarvan woningen deel uitmaken, voorkomen. Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter een sluiting voor de duur van zes maanden niet onredelijk. Dat verzoekster daardoor in haar financiële belang wordt geraakt valt niet te ontkennen, maar aan dit belang hoefde verweerder in redelijkheid niet een zwaarder gewicht toe te kennen.
10.
Voor zover verzoekster ter zitting nog een beroep op het gelijkheidsbeginsel heeft gedaan onder verwijzing naar het beleid van de gemeente Wijchen ten aanzien van artikel 13b van de Opiumwet, faalt dit. Dat andere gemeenten inmiddels wel beleid hebben geformuleerd, en wellicht in voorkomende gevallen een lichtere maatregel treffen, staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter er niet aan in de weg dat verweerder, mits deugdelijk gemotiveerd, tot een ander besluit komt.
11.
Nu het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal kunnen blijven, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen. Evenmin bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. de Valk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.