ECLI:NL:RBNHO:2014:1703

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
3 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_4349
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtszaak over dieetkostenaftrek en extra vervoerskosten in verband met ziekte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zaandam, over de hoogte van de dieetkostenaftrek en de aftrek voor extra vervoerskosten. Eiseres had in haar aangifte over 2009 een bedrag van € 5.395 aan dieetkosten en € 6.675 aan vervoerskosten opgevoerd. De inspecteur had echter slechts een dieetkostenaftrek van € 2.833 voor de echtgenoot van eiseres en € 1.092 voor hun dochter vastgesteld, en een aftrek voor extra vervoerskosten van € 672 verleend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres recht heeft op een hogere dieetkostenaftrek dan door de inspecteur was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de dieetkosten voor de echtgenoot van eiseres, die vier diëten volgde, recht gaven op een aftrek van maximaal € 3.689. Dit betekent dat de belastingaanslag van eiseres verlaagd moest worden, wat ook gevolgen had voor de beschikking heffingsrente.

Wat betreft de extra vervoerskosten oordeelde de rechtbank dat eiseres geen recht had op een aftrek wegens extra vervoerskosten. De rechtbank concludeerde dat de vervoerskosten van eiseres niet hoger waren dan die van vergelijkbare belastingplichtigen zonder ziekte of invaliditeit. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van eiseres en het griffierecht vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/4349
Uitspraakdatum: 5 maart 2014
Uitspraak van de enkelvoudige kamer in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zaandam, verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 21 november 2012 voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.276 en bij beschikking een bedrag van € 265 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 september 2013 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 20 januari 2014 een nader stuk van eiseres ontvangen en in kopie doorgezonden aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2014. Eiseres is daar in persoon verschenen, vergezeld van haar echtgenoot[A], [B] en [C]. Namens verweerder zijn verschenen E. Bloem en mr. J.H. van Wier.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
Eiseres, geboren in 1965, is gehuwd met[A]. Zij hebben twee kinderen, waaronder dochter [D]. De echtgenoot lijdt aan congenitale familiaire granulocytopenie.
2.2.
Eiseres heeft op 28 maart 2010 aangifte over 2009 gedaan. In deze aangifte heeft zij onder meer een bedrag van € 6.675 aan uitgaven voor vervoer in verband met ziekte of invaliditeit en € 5.395 aan dieetkosten in aftrek gebracht.
2.3.
Eiseres en haar echtgenoot hebben in 2009 twee auto’s in hun bezit gehad:
- Citroën Xsara Picasso 1.8, op 4 september 2009 ingeruild voor € 4.250;
- Toyota Prius Hatchback, op 4 september 2009 aangeschaft voor € 16.000, afgifte kentekenbewijs deel I op 9 juni 2005.
2.4.
Eiseres heeft in een brief uit mei 2013 de vervoerkosten voor 2009 berekend op € 8.156,79. Dit bedrag is als volgt gespecificeerd:
- afschrijving 20% x € 16.000 € 3.200
- verzekering € 74 per maand € 889
- wegenbelasting Citroën 8 x € 36 € 288
- wegenbelasting Toyota 4 x € 9
€ 36
€ 4.413
Benzinekosten € 1.548,51
Parkeren € 39,20
Onderhoud € 1.490,08
Invalidenparkeerplaats € 228
Kosten naar specialisten
€ 1.722
€ 9.440,79
Af: WvG (
lees: Wmo)vergoeding
€ 1.284-/-
Totale vervoerskosten € 8.156,79
2.5.
Tot de dossierstukken behoort een dieetbevestiging 2009 van prof. dr.[E] ten name van de echtgenoot van eiseres. Hierop zijn de volgende diëten aangekruist:
- 5 Algemene symptomen, ondervoeding: energieverrijkt (€ 1.092)
- 19 MDL-ziekten, short bowel: energieverrijkt in combinatie met MCT verrijkt
(€ 1.741)
- 23 MDL-ziekten, overige: energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt (€ 1.470)
- 44 Overige, voedselovergevoeligheid: tarwevrij (€ 856).
2.6.
Tot de dossierstukken behoort een dieetbevestiging 2009 van de huisarts ten name van [D]. Hierop zijn de volgende diëten aangekruist:
- algemene symptomen, groeiachterstand bij kinderen: energieverrijkt (€ 1.092)
- algemene symptomen, ondervoeding: vloeibaar energieverrijkt (€ 813).
2.7.
Verweerder heeft bij het opleggen van de aanslag 2009 een bedrag van € 672 voor reiskosten voor artsenbezoek in aanmerking genomen, geen aftrek extra vervoerskosten verleend, een dieetkostenaftrek voor[A] in aanmerking genomen van € 2.833 en een dieetkostenaftrek voor [D] van € 1.092 (totaal € 3.925).

3.Geschil en standpunten van partijen

3.1.
In geschil is de hoogte van de dieetkostenaftrek en de aftrek voor extra vervoerskosten.
3.2.
Eiseres stelt in het beroepschrift dat een bedrag van € 6.077 aftrekbaar is wegens extra vervoerskosten, omdat haar echtgenoot volledig is aangewezen op vervoer per eigen auto. Zijn vervoerskosten zijn veel hoger dan die van de gemiddelde Nederlander.
Voorts claimt zij een totale dieetkostenaftrek van € 5.395 vanwege drie diëten die de echtgenoot van eiser volgt en twee diëten die aan de dochter zijn voorgeschreven.
3.3.
Verweerder neemt het standpunt in dat eiseres na aftrek van de kilometers voor medische bezoeken minder heeft gereden dan door vergelijkbare personen wordt gedaan. Op die grond bestaat geen recht op de aftrek voor extra vervoerskosten.
Met betrekking tot de dieetkostenaftrek neemt verweerder ter zitting het standpunt in dat voor[A] recht bestaat op een aftrek van € 4.076 (€ 1.741 + € 1.470 + € 856) en concludeert op die grond tot gegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

Extra vervoerskosten
4.1.
Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001, voor zover hier van belang, worden als specifieke zorgkosten aangemerkt uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor vervoer. Onder genoemde vervoerskosten dienen behalve uitgaven voor bezoek aan medische hulpverleners of voor het ondergaan van een medische behandeling ook te worden gerekend de overige op eiser drukkende kosten van vervoer voor zover zij meer bedragen dan de vervoerskosten van andere belastingplichtigen die niet ziek of invalide zijn maar overigens in dezelfde financiële en maatschappelijke positie verkeren als eiseres.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de echtgenoot van eiseres ten gevolge van zijn invaliditeit is aangewezen op vervoer per auto en dat derhalve met betrekking tot de autokosten sprake is van noodzakelijke en als gevolg van de invaliditeit gemaakte kosten van vervoer.
4.3.
De kosten van het gebruik van een auto door een zieke of invalide voor het ondergaan van een medische behandeling, voor het bezoek aan een arts, fysiotherapeut of andere hulpverleners zijn volledig aftrekbaar. Aan eiseres is een aftrek wegens vervoer in verband met artsenbezoek van haar echtgenoot verleend van € 672.
Eiseres is evenwel van mening dat zij daarnaast recht heeft op aftrek voor extra vervoerskosten. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
De bewijslast van de omvang van deze meerkosten rust in beginsel op eiseres. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt wel mee dat indien een belastingplichtige bewijs heeft geleverd van de door hem gemaakte vervoerskosten, het vervolgens aan verweerder is om (statistische) gegevens aan te dragen op basis waarvan kan worden beoordeeld of de door betrokkene gemaakte kosten hoger zijn dan gebruikelijk.
4.4.
Eiseres heeft de totale vervoerskosten berekend op € 8.156,79.
De door eiseres genoemde bedragen van € 1.548 voor brandstof, € 1.490 garagekosten, € 1.213 verzekering en wegenbelasting en € 267 voor het parkeren worden door verweerder niet betwist.
Ten aanzien van de vervoerskosten bestaat derhalve met name verschil van mening over de hoogte van de afschrijvingskosten van de Toyota Prius. De rechtbank overweegt dat de methode van degressieve afschrijving, waarbij de kosten in de eerste jaren hoger zijn dan de latere jaren, de afschrijvingskosten van een auto van jaar tot jaar nauwkeuriger benadert dan in het geval van lineaire afschrijving (zie Hof Amsterdam 10 januari 2013, 11/00903, ECLI:NL:GHAMS:2013:BY9824 en HR 11 oktober 2013, nr. 13/00457, ECLI:NL:HR:2013:939). De rechtbank zal daarom de berekeningsmethode van verweerder volgen. Verweerder komt ten aanzien van de Toyota Prius op een bedrag van € 1.226, uitgaande van een afschrijvingspercentage van 23%, een aanschafwaarde van € 16.000 en een periode van 4 maanden dat deze auto in 2009 in het bezit was van eiseres.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de vervoerkosten van eiseres dan ook op de juiste wijze berekend. Ter bepaling van de kosten van vervoer zal de rechtbank daarom uitgaan van het door verweerder gehanteerde bedrag van € 5.706 (€ 4.480 + € 1.226).
4.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de kosten van eiseres hoger zijn dan de uitgaven voor vervoer van personen die niet ziek of invalide zijn, maar wat inkomen, vermogen en gezinsomstandigheden betreft in een gelijke positie verkeren als eiseres. Om te bepalen wat het normale bestedingspatroon is van een vergelijkbaar persoon, heeft verweerder aan de hand van gegevens van het CBS/Nibud het gemiddelde berekend van de uitgaven die worden gemaakt door personen in dezelfde inkomensklasse als eiseres en met een auto in een vergelijkbare klasse.
Uit de berekening aan de hand van de gegevens van het CBS/Nibud volgt dat vergelijkbare personen jaarlijks € 7.247 besteden aan autokosten. Dit bedrag is hoger dan de werkelijke vervoerskosten van eiseres. Bovendien dienen op de werkelijke kosten van eiseres nog de ontvangen vergoeding van € 1.284 alsmede de aftrek wegens reizen voor artsenbezoek van € 672 in mindering te worden gebracht, zodat de resterende vervoerskosten van eiseres slechts € 3.750 bedragen.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat eiseres geen recht heeft op een aftrek wegens extra vervoerskosten.
4.6.
Verweerder heeft voorts een tabel van het CBS overgelegd waaruit blijkt dat een huishouden met één auto en met een besteedbaar inkomen tussen de € 30.000 en € 40.000 in 2007 per dag 54 kilometer met de auto aflegt, derhalve op jaarbasis 19.710. kilometer. Vervolgens heeft verweerder aan de hand van de gegevens van de Nationale Autopas het door eiseres en haar echtgenoot gemiddeld aantal kilometers per maand berekend en op grond daarvan het in 2009 gereden aantal kilometers bepaald. Deze berekening leidt tot een totaal aantal kilometer van 16.862 in 2009. Dat is minder dan het aantal kilometers dat vergelijkbare personen rijden. Ook hieruit blijkt niet dat sprake is van extra vervoerskosten voor eiseres.
Dieetkosten
4.7.1.
Ingevolge artikel 6.17, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet IB 2001, zijn extra kosten voor een op medisch voorschrift gehouden dieet aan te merken als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling, zulks tot een volgens bij ministeriële regeling bepaald bedrag. De dieetkostenregeling is opgenomen in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling Wet IB 2001 (hierna: URIB 2001). Artikel 37, eerste lid, van de URIB 2001 (tekst 2009), bevat een schema waaruit kan worden afgeleid welk bedrag in aftrek kan worden gebracht indien een op medisch voorschrift gevolgd dieet wordt gevolgd voor een in dat schema genoemde aandoening die aan een in dat schema gegeven typering voldoet. In de laatste volzin van artikel 37, eerste lid, van de URIB 2001 is bepaald dat voor overige diëten de extra uitgaven worden gesteld op nihil. Het dieetkostenschema van artikel 37, eerste lid, van de URIB 2001 betreft derhalve een limitatieve opsomming. Indien een dieet niet is opgenomen in het schema, is aftrek van de extra uitgaven voor dat dieet als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling niet mogelijk. Tot slot is in het derde lid van artikel 37 van de URIB 2001 (tekst 2009) bepaald dat per ziektebeeld slechts één bedrag in aanmerking kan komen en wel het hoogste van het voor het van toepassing zijnde ziektebeeld geldende bedrag.
4.7.2.
Blijkens de dieetbevestiging van prof. dr.[E] zijn aan de echtgenoot in 2009 vier diëten voorschreven. De rechtbank overweegt dat twee daarvan, namelijk de diëten genoemd onder 19 en 23, zijn gevolgd in verband met hetzelfde ziektebeeld. Dat betekent dat ten aanzien van deze twee diëten recht bestaat op de aftrek van het hoogste forfaitaire bedrag, in casu € 1.741. Gelet op de voor het jaar 2009 geldende wettelijke regeling komt, anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld, de aftrek voor [A] uit op een bedrag van ten hoogste € 3.689 (€ 1.092 + € 1.741 + € 856).
Met betrekking tot de dieetkostenaftrek voor de dochter [D] overweegt de rechtbank dat sprake is van twee diëten gevolgd in verband met hetzelfde ziektebeeld, zodat verweerder de aftrek ten aanzien van de dochter terecht heeft bepaald op € 1.092, de hoogste forfaitaire aftrek.
Verweerder heeft voor[A] een dieetkostenaftrek van € 2.833 in aanmerking genomen, hetgeen betekent dat het belastbaar inkomen moet worden verminderd met € 856 (€ 3.689 - € 2.833).
4.8.
Nu de belastingaanslag zal worden verlaagd, dient ook de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig te worden verminderd.
4.9.
Gelet op het onder 4.7.2 overwogene is het beroep gegrond.

5.Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Daarvoor komen op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking de reiskosten per openbaar vervoer tweede klasse die eiseres heeft moeten maken voor het bijwonen van de zitting. De rechtbank stelt deze kosten op € 14.

6.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 22.420;
  • vermindert de beschikking heffingsrente overeenkomstig de vermindering van de aanslag;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 14;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 44 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Anema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.