ECLI:NL:RBNHO:2014:11718
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne op luchthaven Schiphol
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 augustus 2014 op de luchthaven Schiphol een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte, geboren op Curaçao en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd verdacht van het opzettelijk binnenbrengen van een stof bevattende cocaïne. Tijdens de zitting op 17 november 2014 heeft de officier van justitie, mr. W.J. Veldhuis, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak na bewijsuitsluiting.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanhouding en doorzoeking van de bagage van de verdachte onderzocht. De verdachte werd aangehouden na observaties van de Observatie en Ondersteunings Groep (OOG) die haar in de aankomsthal van de luchthaven zagen. Bij de doorzoeking van haar bagage werden twee flessen aangetroffen met daarin een vloeibare substantie die later als cocaïne werd geïdentificeerd. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking rechtmatig was, ondanks het verweer van de verdediging dat de controle onrechtmatig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de opzettelijke invoer van cocaïne, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor drie kinderen en haar opleiding.