ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8747

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
12/4634
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen wegens psychotische stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën A, B en C. Eiseres, die werkzaam is als chauffeur, had een aanvraag ingediend voor een verklaring van geschiktheid, maar deze werd afgewezen vanwege een psychotische stoornis en het feit dat de recidiefvrije periode van twee jaar nog niet was verstreken. Eiseres betoogde dat de keurend psychiater niet zelfstandig een diagnose had gesteld en dat er ten onrechte voorbij was gegaan aan paragraaf 8.1 van de Regeling eisen geschiktheid 2000, die zou moeten leiden tot een kortere recidiefvrije periode. De rechtbank oordeelde echter dat de keurend psychiater zich terecht had gebaseerd op de diagnose van de behandelend psychiater en dat de rapportage geen gebreken vertoonde. De rechtbank benadrukte dat de paragrafen 8.1 en 8.2 van de bijlage bij de Regeling een duidelijke hiërarchie hebben, waarbij paragraaf 8.2 voorrang heeft in gevallen van psychotische stoornissen. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheid was om een kortere recidiefvrije periode aan te houden dan de voorgeschreven twee jaar. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees op het belang van de situatie ten tijde van het primaire besluit, dat was genomen op 10 mei 2012. De rechtbank concludeerde dat, ongeacht de ingangsdatum van de recidiefvrije periode, deze op dat moment niet was verstreken, waardoor de weigering van de verklaring van geschiktheid rechtmatig was. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zitingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 12/4634
Uitspraak van de meervoudige kamer van 23 april 2013 in de zaak tussen
[eiseres], te [woonplaats], eiseres,
(gemachtigde: mr. H.J.G. Dudink),
en
de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder
(gemachtigde: mr. Y.M. Wolvekamp).
Procesverloop
Bij besluit van 10 mei 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres medegedeeld dat zij niet in aanmerking komt voor een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën A, B en C.
Bij besluit van 25 mei 2012 (het tweede primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiseres ongeldig verklaard per 1 juni 2012.
Bij besluit van 14 september 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 23 oktober 2012 (zaaknummer AWB 12/4633) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiseres om het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit van 14 september 2012 geschorst tot een week na bekendmaking van de uitspraak op het onderhavige beroep.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2013.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig [naam], directeur van het transportbedrijf waar verzoekster werkzaam is.
Overwegingen
1. Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
2. Eiseres is in bezit van een rijbewijs voor de categorieën AL, AM, AZ en B. Zij is werkzaam als chauffeur bij een koeriers- en transportbedrijf. Met oog op het verkrijgen van rijbewijs C heeft zij begin 2012 een aanvraag om een verklaring van geschiktheid bij verweerder ingediend. Verweerder heeft zich naar aanleiding van de bij deze aanvraag verstrekte informatie op het standpunt gesteld dat geen eigen verklaring kan worden afgegeven, nu bij eiseres sprake is van een psychotische stoornis en nog geen recidiefvrije periode van twee jaar is verstreken. Op verzoek van eiseres heeft vervolgens een herkeuring plaatsgevonden door psychiater I. Hernandez-Dwarkasing. De rapportage van de keurend psychiater heeft verweerder ten grondslag gelegd aan eerdergenoemde primaire besluiten.
3. Eiseres stelt zich – kort en zakelijk weergegeven – op het standpunt dat verweerder ten onrechte de rapportage van de keurend psychiater aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd. Deze psychiater heeft verzuimd zelfstandig een diagnose te stellen en is zonder meer afgegaan op de diagnose – te weten een psychose NAO – van de destijds behandelend psychiater van eiseres. Voorts heeft de keurend psychiater verzuimd in aanmerking te nemen het bepaalde in paragraaf 8.1 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling). Op grond van deze paragraaf zou een kortere recidiefvrije periode in aanmerking moeten worden genomen dan twee jaar. Verder heeft de destijds behandelend psychiater verklaard dat er geen medische redenen zijn om aan te nemen dat haar rijgeschiktheid beperkt zou zijn, aldus eiseres.
4. Ingevolge artikel 2 van de Regeling worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
In paragraaf 8.1 van de bijlage bij de Regeling is aangegeven dat de in hoofdstuk 8 beschreven eisen voornamelijk betrekking hebben op de situatie waarin er een voorgeschiedenis is van psychiatrische problematiek. Bij de beoordeling van die voorgeschiedenis is van belang het ziekteverloop (de betrokkene zal bij voorkeur minstens een tot twee jaar vrij moeten zijn van recidieven, afhankelijk van de ernst van de aandoening), de (on-)voorspelbaarheid van uitingen van de aandoening, het ziekte-inzicht en de therapietrouw van betrokkene. Als de aandoening een reversibele organische stoornis tot grondslag had (heeft), dan kan de keurling na herstel in de regel worden goedgekeurd. Is of was een reversibele organische stoornis niet in geding, dan doet zich de vraag voor of er restverschijnselen zijn, of dat er kans is op een recidief dat de verkeersveiligheid in gevaar kan brengen. Beantwoording van die vraag vergt een specialistisch rapport.
In paragraaf 8.2 van deze bijlage is bepaald dat psychotische episoden de betrokkene ongeschikt maken voor elk rijbewijs. Indien er sprake is van een geslaagde behandeling (twee jaar recidiefvrij, een zekere mate van ziekte-inzicht) en de defecttoestand hooguit licht van aard is, hoeft er geen reden te zijn om de keurling zonder meer ongeschikt te verklaren voor het rijbewijs. Wel is dan steeds een specialistisch rapport vereist. Bij een gunstig rapport bedraagt de maximale geschiktheidstermijn vijf jaar; deze personen zullen alleen geschikt zijn voor rijbewijzen van groep 1.
5. De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de psychiatrische rapportage waarop verweerder zich baseert - en waarin wordt geconcludeerd tot het bestaan van een psychotische stoornis NAO in volledige remissie - naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig, dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren. In dit verband is van belang dat de keurend psychiater niet alleen informatie heeft ingewonnen bij de destijds behandelend psychiater maar ook zelf heeft gesproken met eiseres. Dat dit gesprek kort geweest zou zijn, zoals eiseres stelt, leidt, voor zover juist, niet reeds tot het oordeel dat het onderzoek niet of onvoldoende zorgvuldig zou zijn geweest. Voor de veronderstelling van eiseres dat de keurend psychiater niet zelfstandig tot een diagnose zou zijn gekomen, bestaan derhalve geen aanwijzingen.
Aangaande het betoog dat bij het onderzoek ten onrechte voorbij zou zijn gegaan aan paragraaf 8.1 van de bijlage geldt dat deze paragraaf een inleiding behelst tot hoofdstuk 8 daarvan. Daarnaast heeft paragraaf 8.1 zelfstandige betekenis in die gevallen waarin geen sprake is van een nadere uitwerking van deze inleiding in specifiek genoemde ziektebeelden. Een zodanige uitwerking is voor psychotische stoornissen echter wel voorhanden, te weten in paragraaf 8.2. Deze uitwerking en de daarin vermelde beoordelingsfactoren staan derhalve voorop. In het onderhavige geval betekent dit dat er geen mogelijkheid bestaat om een kortere recidiefvrije periode aan te houden dan de in paragraaf 8.2 vermelde periode van (in elk geval) twee jaar. Het betoog van eiseres dat er voor de keurend psychiater redenen waren om een tot een ander standpunt te komen omtrent haar geschiktheid kan derhalve niet stoelen op de verhouding tussen de paragrafen 8.1. en 8.2. van de bijlage.
Tenslotte is de rechtbank ook anderszins niet gebleken dat het onderzoek en/of de rapportage gebrekkig zouden zijn. Het standpunt van de behandelend arts omtrent de geschiktheid is in dezen niet van belang, reeds nu niet is gebleken dat hij bij zijn oordeel een toetsing aan de eisen van de bijlage bij de Regeling voor ogen heeft gehad.
6. Partijen verschillen van mening over de ingangsdatum van de recidiefvrije periode. Verweerder gaat uit van november 2010. Eiseres stelt zich echter op het standpunt dat de ingangsdatum moet worden vastgesteld op 25 juni 2010, zijnde datum van ontslag uit de kliniek.
De ingangsdatum is van belang om te bepalen wanneer de recidiefvrije periode van twee jaar is verstreken en eiseres, na specialistisch rapport, wellicht weer geschikt kan worden verklaard voor een rijbewijs van categorie 1.
Met betrekking tot het geschil over de ingangsdatum van de recidiefvrije periode, overweegt de rechtbank dat voor weigering van de verklaring geschiktheid en ongeldigverklaring van het rijbewijs bepalend is de situatie ten tijde van het primaire besluit, zijnde 10 mei 2012. Vast staat dat, ook indien het standpunt van eiseres juist zou zijn, op 10 mei 2012 de recidiefvrije periode niet was verstreken, zodat beantwoording van deze vraag van geen belang is voor de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
Wanneer eiseres opnieuw een aanvraag doet voor een verklaring van geschiktheid, zal de vraag of de recidiefvrije periode van twee jaar is verstreken wederom moeten worden beantwoord. Indien partijen dan van mening verschillen over de ingangsdatum van de recidiefvrije periode, kan eiseres dit in een procedure tegen de beslissing op die aanvraag aan de orde stellen.
Vastgesteld dient voorts te worden dat, uitgaande van zowel de door verweerder gehanteerde ingangsdatum, als de door eiseres gehanteerde ingangsdatum, de recidiefvrije periode van twee jaar inmiddels is verstreken, zodat eiseres geen belang meer heeft bij inhoudelijke beoordeling van haar betoog dat de door verweerder aangehouden ingangsdatum onjuist is. De rechtbank zal daarop dan ook niet verder ingaan.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, en mr. W.J.A.M. van Brussel en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.