In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam over navorderingsaanslagen vennootschapsbelasting voor de jaren 2006 en 2007, alsook over opgelegde vergrijpboetes. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet heeft voldaan aan de bewijslast dat [X] B.V. opzettelijk nalatig was in het voldoen aan haar aangifteverplichtingen. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur de navorderingsaanslag voor 2006 terecht had opgelegd, omdat er nieuw feit was dat de inspecteur niet eerder bekend was. De aanslag voor 2007 werd echter betwist door [X] B.V. op basis van onjuiste adressering, maar de rechtbank oordeelde dat de aanslag tijdig was opgelegd. De opgelegde vergrijpboetes werden vernietigd, omdat niet was aangetoond dat [X] B.V. opzettelijk of met grove schuld had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet had aangetoond dat de belastingplichtige opzettelijk nalatig was geweest. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking had op de vergrijpboetes, en veroordeelde de inspecteur tot vergoeding van proceskosten.