In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 juli 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de eigenaresse van een woning nabij een hoogspanningsleiding, en de heffingsambtenaar van de gemeente Oostzaan. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2012 vastgesteld op € 457.000, wat door eiseres als te hoog werd betiteld. Eiseres stelde dat de waarde van haar woning, gezien de ligging nabij de hoogspanningsleiding, op € 325.000 zou moeten worden vastgesteld. De rechtbank heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.
De rechtbank oordeelde dat de waarde van de woning op de waardepeildatum, 1 januari 2011, niet voldoende aannemelijk was gemaakt door de heffingsambtenaar. De rechtbank erkende dat de ligging van de woning nabij de hoogspanningsleiding een waardedrukkend effect heeft. Dit effect werd vastgesteld op 5%. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning, rekening houdend met dit effect, op € 434.000 moest worden vastgesteld. De rechtbank vernietigde de eerdere uitspraak op bezwaar en verlaagde de aanslag onroerende-zaakbelastingen dienovereenkomstig.
De uitspraak benadrukt het belang van het in acht nemen van waardedrukkende factoren bij de vaststelling van de WOZ-waarde, en dat de heffingsambtenaar de last heeft om aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De rechtbank heeft ook geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat eiseres geen kosten had gemaakt die voor vergoeding in aanmerking kwamen.