In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een geschil over nadeelcompensatie voor schade als gevolg van waardevermindering van een woning door de inwerkingtreding van het Luchthavenverkeersbesluit 2004 en 2008. Eiser, eigenaar van een woning in [woonplaats], verzocht om schadevergoeding op grond van de Gemeenschappelijke regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol. De rechtbank oordeelde dat de verweerster, de besliscommissie van het Schadeschap Luchthaven Schiphol, ten onrechte een drempel van 5% van de waarde van de woning had gehanteerd voor normaal maatschappelijk risico. De rechtbank stelde vast dat de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals weergegeven in eerdere uitspraken, van toepassing was op verzoeken om schadevergoeding als bedoeld in artikel 8.31 van de Wet Luchtvaart. De rechtbank oordeelde dat verweerster niet in redelijkheid kon concluderen dat er geen schade was, omdat de eigenaren van woningen in de geluidszone 35 Ke tot 40 Ke, die een speciale last ondervinden, anders categoraal worden uitgesloten van schadevergoeding. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het bezwaar tegen het primaire besluit II ongegrond was verklaard, en droeg verweerster op het griffierecht van € 156,-- aan eiser te vergoeden. Tevens veroordeelde de rechtbank verweerster in de proceskosten van € 944,--, te betalen aan eiser.