ECLI:NL:RBNHO:2013:12957

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
2 januari 2014
Zaaknummer
HAA 12/2810
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhavend op te treden tegen gebruik terreinen door golfclub

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal, met Golfclub Mariënweide als derde-partij. De eiser had verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van terreinen door de golfclub, maar dit verzoek werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat ten tijde van het bestreden besluit er concreet zicht op legalisatie bestond, omdat er een vastgesteld bestemmingsplan was waarin het clubgebouw van de golfclub was opgenomen. De rechtbank benadrukte dat de situatie ten tijde van het nemen van het besluit bepalend is, en dat eerdere uitspraken van de Raad van State niet van invloed zijn op deze beoordeling. De rechtbank verwierp ook het beroep van de eiser op het vertrouwensbeginsel, omdat hij geen partij was bij de gedoogovereenkomst en er geen toezeggingen waren gedaan die handhavend optreden vereisten. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 12/2810

uitspraak van de meervoudige kamer van 31 december 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. C.B. de Jong),
en

het college van burgemeester en wethouders van Bloemendaal, verweerder

(gemachtigde: mr. J.T.M. de Haan - Bergisch).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Golfclub Mariënweide, te Aerdenhout

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om handhavend op te treden tegen het gebruik door Golfclub Mariënweide (hierna: de golfclub) van de terreinen rondom de hockeyvelden van hockeyclub Rood-Wit, afgewezen.
Bij besluit van 3 mei 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit onder aanvulling van de motivering in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2013.
Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. U. Aloni, kantoorgenoot van mr. C.B. de Jong. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, alsmede door F.D.S. Bettink, beiden werkzaam bij de gemeente Bloemendaal. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2], voorzitter, [naam 3], bestuurslid en [naam 4], lid en juridisch adviseur.

Overwegingen

1.
De gronden waarvan de golfclub gebruik maakt hadden op grond van het ten tijde van het bestreden besluit vigerende bestemmingsplan “Het Naaldenveld 1993” de bestemming “Rv (z)”.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor Recreatieve doeleinden (R) aangewezen gronden, subbestemming Rv, bestemd voor het uitoefenen van veld- en ruitersporten.
Ingevolge het tweede lid zijn op deze gronden toegelaten clubgebouwen, bergingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ingevolge het derde lid mogen bouwwerken als bedoeld in lid 2 uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de op de kaart en de hierna gegeven aanwijzingen:
a. ter plaatse van de nadere aanduiding (z) mogen geen gebouwen worden opgericht;
[…].
2.
De rechtbank stelt vast dat alleen ten aanzien van het clubgebouw van de golfclub sprake is van strijd met de planvoorschriften. Met betrekking tot het gebruik van de gronden als golfterrein is geen sprake van strijd met de planvoorschriften. Voor zover het beroep van eiser hiertegen is gericht, treft het dan ook geen doel. Het geschil beperkt zich gelet op het vorenoverwogene tot de vraag of terecht is afgezien van handhavend optreden ten aanzien van het clubgebouw.
3.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
4.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat ten tijde van het bestreden besluit sprake was van een concreet zicht op legalisatie. Op 22 december 2011 heeft de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan “Aerdenhout 2011” vastgesteld, dat vervolgens op 26 januari 2012 ter inzage is gelegd. Hierin is voorzien in het clubgebouw.
5.
Eiser voert aan dat verweerder bij beantwoording van de vraag of sprake is van concreet zicht op legalisatie ten onrechte in de heroverweging is uitgegaan van de situatie ten tijde van het bestreden besluit. Ten tijde van het verzoek om handhavend op te treden op 21 juli 2011 was geen sprake van concreet zicht op legalisatie, aldus verweerder. Door in heroverweging het nieuwe bestemmingsplan bij de beoordeling te betrekken maakt verweerder misbruik van zijn bevoegdheid. Overigens kan ook na ter inzagelegging van het nieuwe bestemmingsplan op 26 januari 2012 niet gesproken worden van concreet zicht op legalisatie, gelet op de uitgebreide zienswijzen die zijn ingebracht tegen het plan, aldus eiser.
5.1
In tegenstelling tot hetgeen eiser betoogt is bepalend of ten tijde van het nemen van het bestreden besluit op bezwaar concreet zicht op legalisatie bestond. De rechtbank stelt vast dat nu ten tijde van het bestreden besluit sprake was van een vastgesteld en ter inzage gelegd bestemmingsplan waarin het clubgebouw is opgenomen, verweerder in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat sprake is van concreet zicht op legalisatie. Dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inmiddels bij uitspraak van 29 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA1380) het plandeel met functieaanduiding golfterrein heeft vernietigd voor zover het betreft het bouwblok waarop het clubgebouw is gesitueerd doet hieraan niet af, nu – zoals hierboven al is overwogen – bepalend is de situatie ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Het betoog faalt.
6.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat verweerder ten onrechte de voorwaarden die zijn opgenomen in het door Van Empelen van Aalderen Partners BV opgestelde advies met betrekking tot de landschappelijke en natuurlijke waarden inzake een in 2001 door hockeyclub Rood-Wit ingediende aanvraag voor de aanleg van drie kunstgrasvelden, niet heeft betrokken in de besluitvorming omtrent zijn verzoek om handhaving. Nu dit advies niet ziet op het clubgebouw, maar het hockeyterrein en het rondom gelegen golfterrein betreft, komt daaraan in dit verband geen betekenis toe.
7.
Eiser voert voorts aan dat het vertrouwensbeginsel in de weg staat aan de weigering handhavend op te treden. Eiser voert daartoe aan dat gelet op de op 11 april 2005 bij notariële akte gesloten gedoogovereenkomst tussen de gemeente, Golfclub Mariënweide en omwonende [naam 5], gerechtvaardigde verwachtingen zijn gewekt dat het clubgebouw zou worden afgebroken en deze gronden zouden worden teruggegeven aan de natuur.
Voorts zijn zowel in de omgevingsvergunning voor de aanleg van kunstgrasvelden uit 2003, als het advies van Van Empelen van Aalderen Partners BV, als in de aanbevelingen van de bezwaaradviescommissie in 2003 verwachtingen gewekt dat het terrein zou worden teruggegeven aan de natuur.
7.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser geen partij was bij evengenoemde gedoogovereenkomst. Voorts is de gedoogovereenkomst opgesteld in de verwachting dat de golfclub zou verhuizen naar een andere locatie, welke verhuizing geen doorgang heeft gevonden. Aan de gedoogovereenkomst kan reeds hierom niet de waarde worden toegekend die eiser daaraan hecht. Ook overigens is niet gebleken van toezeggingen jegens eiser die verweerder, ondanks concreet zicht op legalisatie, zouden nopen handhavend op te treden. De uitspraak van de rechtbank Haarlem van 15 december 2006 (ECLI:NL:RBHAA:2006:AZ8845), waar eiser naar verwijst, leidt niet tot een ander oordeel nu de rechtbank in die zaak van oordeel was dat sprake was van gewekt vertrouwen op grond waarvan in dat geval van handhavend optreden kon worden afgezien. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt in dit geval niet.
8.
Verweerder heeft voorts in redelijkheid de overige door eiser gestelde belangen onvoldoende zwaarwegend kunnen achten om ondanks het concrete zicht op legalisatie, handhavend op te treden.
9.
Het beroep is ongegrond.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, mr. I.M. Ludwig en mr. S.M. van Velsen, leden, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra - van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 december 2013.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.