ECLI:NL:RBNHO:2013:11529

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 november 2013
Publicatiedatum
2 december 2013
Zaaknummer
HAA 12/2526
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nihilstelling van projectsubsidie door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 november 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Streetdance Nederland en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de nihilstelling van een projectsubsidie. De rechtbank oordeelde dat de minister de subsidie op nihil had kunnen vaststellen omdat de benodigde verantwoordingsbescheiden ontbraken op het moment van subsidievaststelling. De eiseres had een projectsubsidie ontvangen voor het project 'Pilots sportevenementen (EK Hip Hop) 2010-2011', maar had nagelaten tijdig een volledige aanvraag tot vaststelling in te dienen. De rechtbank overwoog dat de minister eiseres meerdere keren had gewezen op de vereisten voor de aanvraag en dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij de aanvraag tijdig had ingediend. De rechtbank concludeerde dat het niet onredelijk was dat de minister de subsidie op nihil had vastgesteld, en dat eiseres dit verzuim niet alsnog in bezwaar of beroep kon herstellen. De beroepsgrond van eiseres dat de nihilstelling in strijd was met het vertrouwensbeginsel werd door de rechtbank verworpen, omdat niet was gebleken dat de minister een expliciete toezegging had gedaan dat de stukken alsnog inhoudelijk zouden worden betrokken bij de beoordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/2526

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 november 2013 in de zaak tussen

Stichting Streetdance Nederland, te Haarlem, eiseres

(gemachtigde: mr. H.J. Visser),
en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigde: G.B.M. Schendstok-Doornweerd).

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres verleende projectsubsidie “Pilots sportevenementen (EK Hip Hop) 2010-2011” ambtshalve op nihil vastgesteld en het aan eiseres verstrekte voorschot ten bedrage van € 64.069,-- teruggevorderd.
Bij besluit van 16 april 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 november 2013. Namens eiseres is verschenen [naam], bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen I.L. de Graaf.

Overwegingen

1.
Bij besluit van 25 augustus 2010 heeft verweerder aan eiseres subsidie verleend ten bedrage van € 71.188,-- voor het project Topscore in combinatie met het EK Hip Hop voor de periode van 10 juni 2010 tot 30 mei 2011. Daarbij is opgemerkt dat binnen vier maanden na afloop van de periode of het project waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend, vergezeld van de in artikelen 25 en 26 van Subsidieregeling VWS-subsidies vermelde stukken.
2.
Bij brief van 1 augustus 2011 heeft verweerder eiseres eraan herinnerd dat de aanvraag subsidievaststelling voor 30 september 2011 ingediend moet zijn. Bij brief van 19 oktober 2011 heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld alsnog een volledige en correcte aanvraag in te dienen binnen vier weken na dagtekening van de brief. Bij schrijven van 23 november 2011 is medegedeeld dat vanwege de nog ontbrekende verantwoordingsinformatie - zijnde de volledige aanvraag tot subsidievaststelling - bij de vaststelling van de subsidie in elk geval rekening zal worden gehouden met een kortingspercentage van 10%. Voorts heeft verweerder eiseres erop gewezen dat de ontbrekende verantwoordingsinformatie binnen 4 weken na dagtekening van deze brief alsnog dient te worden ingediend.
Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 30 januari 2012 de onderhavige subsidie op nihil gesteld omdat eiseres heeft nagelaten tijdig een volledige aanvraag tot vaststelling in te dienen.
2.
Eiseres heeft naar haar zeggen de aanvraag tot vaststelling met de (financiële) verantwoording van het evenement in december 2011 bij verweerder ingediend. Na de hoorzitting van 19 maart 2012 is deze opnieuw ingediend omdat verweerder stelde dat de aanvraag niet was ontvangen. Alhoewel de informatie wellicht niet in de door verweerder gewenste vorm is verschaft, staat volgens eiseres niet ter discussie dat goeddeels aan de wensen van verweerder tot verantwoording is voldaan. Eiseres wijst er op dat zij ook aan de inhoudelijke verantwoording medewerking heeft verleend. Onduidelijkheid over de wijze van indienen van de aanvraag - digitaal of op papier – heeft geleid tot vertraging bij het indienen. Zo beschikte eiseres niet over een inlogcode. Het op nihil vaststellen van de subsidie is gelet op dit alles in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, evenredigheids-beginsel en vertrouwensbeginsel.
2.
Ingevolge artikel 4:44, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), kan, indien na afloop van de termijn geen aanvraag is ingediend, de subsidie ambtshalve worden vastgesteld. Op grond van artikel 4, derde lid, van de Beleidsregels handhaving subsidiebepalingen VWS (hierna: de Beleidsregels) wordt de hoogte van het bedrag van de vast te stellen subsidie bepaald aan de hand van de gegevens die tot het moment van de vaststelling van de subsidie beschikbaar zijn. Artikel 4, vijfde lid, van de Beleidsregels bepaalt dat, onverminderd de uitkomst van een eventueel ingesteld bezwaar of beroep, de vaststelling van de subsidie niet wordt herzien wanneer de subsidieontvanger alsnog voldoet aan het gestelde bij of krachtens de wettelijke voorschriften voor de aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie.
3.
De rechtbank acht de Beleidsregels niet onredelijk. Voorts heeft verweerder eiseres meermaals gewezen op de Beleidsregels en kan niet worden gesteld dat zij er niet mee bekend was.
4.
De rechtbank stelt vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de aanvraag tot vaststelling in december 2011 bij verweerder heeft ingediend. Op het moment van vaststelling van de subsidie ontbraken daarom de benodigde verantwoordingsbescheiden, te weten de aanvraag tot vaststelling en alle daarbij behorende stukken. De rechtbank acht het derhalve niet onredelijk dat verweerder zich op het standpunt heeft gesteld dat er onvoldoende zekerheid bestaat over en inzicht in de doelmatige en rechtmatige besteding van de aan eiseres verleende projectsubsidie. Op grond van verweerders beleid, te weten artikel 4, derde lid, van de Beleidsregels, heeft verweerder het bedrag van de subsidie dan ook kunnen vaststellen op nihil. Op grond van het vijfde lid van dit artikel kan eiseres dit verzuim niet alsnog in bezwaar of beroep herstellen. Hetgeen eiseres op 19 maart 2012 daartoe alsnog heeft ingediend kan derhalve niet in de vaststelling van de subsidie worden betrokken. De beroepsgrond van eiser faalt.
5.
Eiseres heeft aangevoerd dat de nihilstelling van de subsidie in strijd is met het vertrouwensbeginsel nu deze uitsluitend is gebaseerd op de termijnoverschrijding. Zij wijst erop dat uit de brieven van verweerder slechts blijkt van een mogelijke verlaging van 10%. Verweerder heeft niet uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid dat de subsidie op nihil zou worden gesteld indien de aanvraag niet of niet binnen een gestelde termijn zou worden ingediend.
6.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. In de brief van 23 november 2011 is aan eiseres medegedeeld dat bij de vaststelling van de subsidie
in ieder gevalrekening gehouden wordt met een korting van 10%. Voorts heeft verweerder eiseres erop geattendeerd – onder verwijzing naar zijn Beleidsregels - dat verweerder zijn besluit zal baseren op de verantwoordingsstukken die verweerder op het moment van subsidievaststelling ter beschikking zijn gesteld. Aangezien niet is gebleken dat eiseres op het moment van subsidievaststelling de gevraagde gegevens beschikbaar had gesteld aan verweerder, is de rechtbank van oordeel dat het niet onredelijk is dat verweerder de subsidie op nihil heeft gesteld.
7.
Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat haar eerst tijdens de hoorzitting is gebleken dat verweerder de stukken niet had ontvangen. Met eiseres is toen afgesproken dat de verantwoording van het evenement en de subsidiebesteding nadien snel geleverd zou worden. Eiseres meent dat zij erop mocht vertrouwen, althans die indruk is gewekt, dat die verantwoording alsnog inhoudelijk in de beoordeling zou worden betrokken.
8.
Allereerst merkt de rechtbank op dat van de hoorzitting geen verslag bestaat, zodat niet vast staat wat er is besproken. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat eiseres om nazending van de stukken is verzocht om te controleren of deze stukken toch niet eerder, tijdig, waren ingediend. Uit het procesdossier blijkt dat verweerder na ontvangst van de stukken heeft onderzocht of ze niet eerder ontvangen waren. Gebleken is dat dit niet het geval is geweest. Voor zover eiseres een beroep doet op het vertrouwensbeginsel stelt de rechtbank vast dat niet is gebleken dat verweerder een expliciete en onvoorwaardelijke toezegging heeft gedaan aan eiseres dat de stukken, in weerwil van de Beleidsregels, alsnog inhoudelijk zouden worden betrokken bij de beoordeling van het bezwaar. Eiseres heeft hier dan ook niet van kunnen uitgaan. Deze grond slaagt niet.
9.
Het beroep is ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en , mr. W.J.A.M. van Brussel, leden, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2013.
griffier voorzitter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.