ECLI:NL:RBMNE:2025:934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
UTR 23/4415 en UTR 24/4021
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten inzake Wmo-voorzieningen voor traplift en badkamerdrempel

In deze zaak heeft eiseres, die sinds 2016 gebruik maakte van een traplift in de woning van haar dochter, verschillende aanvragen gedaan voor voorzieningen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De aanvragen betroffen het opnieuw afstellen van de traplift, het verplaatsen van de traplift en het verwijderen of aanpassen van een badkamerdrempel. Eiseres is inmiddels verhuisd naar een zorginstelling, waardoor de situatie is gewijzigd. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang. De rechtbank overweegt dat het opnieuw afstellen van de traplift geen feitelijke betekenis meer heeft, aangezien eiseres niet meer in de woning woont. Eiseres heeft niet onderbouwd dat zij fysieke of mentale schade heeft geleden door het niet functioneren van de traplift. De rechtbank concludeert dat er geen procesbelang meer is voor het beroep tegen het bestreden besluit inzake de traplift.

Met betrekking tot de aanvraag voor de drempel bij de badkamer heeft verweerder op 27 januari 2025 een nieuw besluit genomen, waarbij eiseres alsnog een financiële maatwerkvergoeding van € 344,68 is toegekend. De rechtbank stelt vast dat verweerder hiermee aan de verzoeken van eiseres tegemoet is gekomen, waardoor ook voor dit beroep het procesbelang ontbreekt. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres tegen beide bestreden besluiten niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft verweerder wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de reiskosten van de dochter van eiseres. De uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, en is openbaar uitgesproken op 10 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/4415 en UTR 24/4021

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: O.N. Mikolenko),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum

(gemachtigde: mr. S. van Marion).

Inleiding

1. Eiseres heeft vanaf 2016 gebruik gemaakt van een traplift, in de woning van haar dochter waar zij ook woonde. De traplift is door verweerder op grond van de Wmo [1] toegekend. In 2022 is een nieuwe vloer in de woning van eiseres gelegd van een andere hoogte/dikte dan de oude vloer. Hierdoor werkte de traplift niet meer.
2. Om deze reden heeft eiseres aan verweerder gevraagd de traplift opnieuw af te stellen. Deze aanvraag is afgewezen met het besluit van 29 december 2022 (het primaire besluit 1). Het bezwaar hiertegen is met het besluit van 25 juli 2023 (het bestreden besluit 1) ongegrond verklaard. [2]
3. Ook heeft eiseres een aanvraag gedaan voor het verplaatsen van de traplift van de buitenzijde naar de binnenzijde van de trap en een aanvraag om de drempel bij de badkamer te verwijderen/ aan te passen. Deze aanvragen heeft verweerder afgewezen met het besluit van 13 januari 2023 (het primaire besluit 2). Het bezwaar hiertegen is met het besluit van 25 juli 2023 (het bestreden besluit 2) ongegrond verklaard. [3]
4. Eiseres heeft tegen beide bestreden besluiten beroep ingesteld. Op 27 januari 2025 heeft verweerder een nieuw besluit genomen dat het bestreden besluit 2 gedeeltelijk vervangt/ wijzigt.
5. De rechtbank heeft de beroepen op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Ontwikkelingen in de zaken na de ingestelde beroepen

6. Op 9 september 2024 heeft de rechtbank een brief gestuurd aan eiseres waarin is geconstateerd dat op 22 augustus 2024 is verzocht de Wmo voorziening stop te zetten en dat eiseres inmiddels is verhuisd naar een appartement in een zorginstelling. De rechtbank heeft gevraagd of eiseres hierin reden ziet om het beroep in te trekken en, als zij het beroep wil voortzetten, nader te motiveren wat het procesbelang is dat zij nog nastreeft.
7. Eiseres heeft met de brief van 30 september 2024 geantwoord dat zij in de zaak met kenmerk UTR 23/4415 wel procesbelang aanwezig acht. De Wmo voorziening is weliswaar beëindigd maar de traplift is nog niet verwijderd, omdat onduidelijk is door wie de oorspronkelijke situatie in de woning moet worden hersteld. Dit terwijl de gemachtigde van eiseres (haar dochter) de woning niet zonder trapleuningen kan gebruiken vanwege het valgevaar. Daarnaast stelt eiseres dat sprake is van procesbelang, omdat door het niet repareren van de traplift de woning destijds voor eiseres ontoegankelijk was wat voor haar tot fysieke en mentale schade heeft geleid.
8. Eiseres heeft ook met de brief van 30 september 2024 geantwoord dat zij in de zaak met kenmerk UTR 24/4021 procesbelang aanwezig acht. Verweerder heeft volgens haar ten onrechte de Wmo voorziening om een drempel bij de badkamer aan te leggen afgewezen. Hierdoor waren de badkamer en toilet ontoegankelijk voor eiseres, met alle gevolgen van dien voor haar verzorging. Er is een speciaal op maat gemaakte drempel bij de badkamer geplaatst. Eiseres had hier zelf geen geld voor en verweerder heeft nagelaten onderzoek te doen naar haar financiële situatie. Eiseres wil daarom dat verweerder een bedrag van € 344,68 vergoed.

Beoordeling door de rechtbank

Beroep tegen bestreden besluit 1 (UTR 23/4415)

9. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of eiseres in deze zaak nog voldoende procesbelang heeft. [4] Hiervoor is van belang dat wat eiseres nastreeft daadwerkelijk kan worden bereikt en feitelijke betekenis kan hebben. Een louter principieel belang is onvoldoende. Als sprake is van een periode die al verstreken is, blijft procesbelang aanwezig als een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden. [5] Eiseres woont inmiddels niet meer in de woning, maar is verhuisd naar een appartement in een zorginstelling. De Wmo voorziening voor de traplift is inmiddels ook beëindigd. Het opnieuw afstellen van de traplift dient in de huidige situatie voor eiseres zelf dus geen doel meer. Het heeft geen feitelijke betekenis meer aangezien het over een periode in het verleden gaat en voor eiseres zelf niet valt in te zien wat een eventueel toekomstig belang kan zijn. Eiseres heeft verder niet onderbouwd dat zij fysieke en mentale schade heeft geleid. Zij heeft wellicht ongemak ervaren en beperkingen in haar bewegingsvrijheid, maar dit is onvoldoende concreet om schade te kunnen aannemen.
10. De rechtbank overweegt over het argument dat de dochter van eiseres haar woning niet kan gebruiken zonder trapleuningen, dat inmiddels herstelwerkzaamheden zijn uitgevoerd die verweerder heeft vergoed (zie verweerschrift van 27 januari 2025 met bijlage). Eiseres heeft ter zitting desgevraagd meegedeeld dat zij deze beroepsgrond niet langer handhaaft.
11. De rechtbank concludeert dat geen procesbelang aanwezig is voor zover het gaat over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit 1. Het beroep tegen het bestreden besluit 1 zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. In deze zaak bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten of een vergoeding van het griffierecht.

Beroep tegen bestreden besluit 2 (UTR 24/4021)

12. Verweerder heeft op 27 januari 2025 een nieuw besluit genomen. Voor zover het gaat over het verwijderen van de drempel en het inkorten van de badkamerdeur komt verweerder eiseres tegemoet. Verweerder kent alsnog een financiële maatwerkvergoeding toe ter hoogte van € 344,68. Met betrekking tot de inmiddels verwijderde traplift handhaaft verweerder het standpunt.
13. De rechtbank overweegt over de inmiddels verwijderde traplift dat ook voor het verplaatsen van de binnen- naar de buitenzijde van de traplift geen concreet belang van eiseres zelf meer aanwezig wordt geacht (zie voor de motivering onderdeel 8). Als het gaat over de drempel bij de badkamer, dan verduidelijkt eiseres dat zij zelf een op maat gemaakte drempel heeft laten plaatsen, omdat dit nodig was om de badkamer en het toilet te bereiken. Het procesbelang is er volgens haar nog in gelegen dat de kosten hiervan (ter hoogte van € 344,68) ten onrechte niet vergoed zijn. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 27 januari 2025 heeft beslist ook deze kosten te vergoeden. Het beroep van eiseres heeft hier
nietvan rechtswege mede betrekking op, omdat zij op dit punt volledig tegemoet gekomen is en hierbij dus onvoldoende belang heeft. [6]
14. De rechtbank zal ook het beroep tegen het bestreden besluit 2 niet-ontvankelijk verklaren, vanwege het ontbreken van procesbelang. Wel heeft eiseres in beroep moeten gaan om een vergoeding voor de drempel te bereiken. Om deze reden moet verweerder het griffierecht van € 50,- in deze zaak aan eiseres vergoeden. Dit geldt ook voor de gevraagde reiskostenvergoeding voor een bedrag van Є 10,- dat de dochter van eiseres heeft moeten besteden om bij de zitting aanwezig te zijn. [7] Zij is echter geen professioneel gemachtigde, daarom is geen plaats voor een veroordeling in de proceskosten voor zover het de procesvertegenwoordiging betreft.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit 2 niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- bepaalt dat verweerder € 10,- voor de gemaakte reiskosten moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
2.Deze procedure is geregistreerd onder kenmerk UTR 23/4415 Wmo.
3.Deze procedure is geregistreerd onder kenmerk UTR 24/4021 Wmo.
4.Zie een eerdere uitspraak op een hoger beroep van eiseres bij de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 31 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1554 r.o. 5.7.
5.Uitspraak van de Raad van 23 februari 2022 met kenmerk ECLI:NL:CRVB:2022:675 r.o. 6.
6.Zie ‘tenzij’ in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.Het gaat om een treinreis (retour) met het openbaar vervoer (tweede klas), artikel 1, aanhef en onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) j.o. artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, Bpb j.o. artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003.