ECLI:NL:RBMNE:2025:5711

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
25/3116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Coenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken procesbelang in sociale zekerheidszaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 3 november 2025, wordt het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem op 2 juli 2024 niet geschikt achtte voor zijn eigen werk als vrachtwagenchauffeur. Eiser wenste geen WIA-uitkering, maar wilde blijven werken als vrachtwagenchauffeur. De rechtbank oordeelt dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat zijn dienstverband inmiddels is beëindigd op 1 augustus 2025. Hierdoor heeft een oordeel over zijn geschiktheid voor de functie van vrachtwagenchauffeur geen feitelijke betekenis meer voor hem. De rechtbank legt uit dat het procesbelang niet alleen gaat om de vraag of eiser gelijk heeft, maar of hij een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk. Eiser kan in een toekomstige procedure opnieuw zijn geschiktheid laten toetsen, maar dat is niet relevant voor de huidige zaak. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat eiser geen griffierecht terugkrijgt of vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.D. van der Heiden),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. J.A. Voorn).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beoordeling van de aanvraag van eiser van een uitkering op grond van de Wet Werk naar inkomen en arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit omdat hij het niet eens is met het oordeel van het Uwv dat hij op de datum in geding niet geschikt wordt geacht voor zijn eigen werk. Eiser wil géén WIA-uitkering, maar blijven werken als vrachtwagenchauffeur.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiser geen procesbelang heeft. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt het beroep dus niet inhoudelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft bij einde wachttijd een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uwv heeft de WIA-aanvraag afgewezen omdat eiser per 2 juli 2024 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Volgens het Uwv is eiser wegens ziekte of gebrek ongeschikt voor zijn eigen werk van vrachtwagenchauffeur, maar wel geschikt voor ander gangbaar werk. Omdat hij met ander gangbaar werk minder dan 35% inkomstenverlies heeft, komt hij niet voor een WIA-uitkering in aanmerking.
2.1.
Met het bestreden besluit van 15 april 2025 op het bezwaar van eiser is het Uwv bij de beslissing gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Waar is eiser het niet mee eens?

3. Eiser is het niet eens met het oordeel van het Uwv dat hij op de datum in geding, namelijk 2 juli 2024, wegens ziekte of gebrek ongeschikt is voor zijn eigen werk van vrachtwagenchauffeur. Het beroep van eiser richt zich dus niet tegen de weigering van de WIA-uitkering, maar tegen de daaraan tegen grondslag gelegde motivering. Eiser voert aan dat hij vanaf mei 2024 in het kader van zijn re-integratie weer werkzaam was als vrachtwagenchauffeur. Hij vindt dat de verzekeringsarts te veel beperkingen voor hem heeft aangenomen en dat de arbeidsdeskundige vervolgens ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat zijn eigen werk zijn belastbaarheid overschrijdt. Eiser wil dat het Uwv vaststelt dat hij op datum in geding geschikt was voor zijn eigen werk.
Kan de rechtbank het beroep van eiser beoordelen?
4. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep en daarmee of de rechtbank het beroep van eiser in deze zaak inhoudelijk wel kan beoordelen (ontvankelijkheid).
4.1.
Het procesbelang is wat eiser concreet met het beroep wil bereiken. Het gaat er niet om of eiser gelijk heeft, het gaat erom of hij een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat zou hebben. Volgens vaste rechtspraak is er procesbelang als eiser met het ingestelde beroep eventueel het door hem gewenste resultaat kan bereiken en aan dat resultaat voor hem feitelijke betekenis niet kan worden ontzegd. [1] Procesbelang zal ook worden aangenomen als het bestreden besluit een rechtstreeks gevolg heeft waarvan in een andere (al dan niet bestuursrechtelijke) rechtsverhouding nadeel zal worden ondervonden, en de beslissing van de bestuursrechter beslissend is voor het intreden van dat gevolg. [2] Volgens eveneens vaste rechtspraak kan aan eiser een procesbelang niet worden ontzegd als hij zich geschikt acht voor het eigen werk en die geschiktheid door het Uwv wordt ontkend, tenzij een kwestie van uitsluitend principiële aard aan de orde is. [3]
4.2.
De rechtbank oordeelt dat eiser geen procesbelang (meer) heeft bij dit beroep. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank het volgende. Eiser wil gelijk krijgen in zijn standpunt dat hij geschikt was voor zijn eigen werk. Op de vraag van de rechtbank wat het voor eiser zou betekenen als hij gelijk zou krijgen, heeft eiser ter zitting aangegeven dat dit voor hem zou betekenen dat hij zijn werk kan voortzetten. Het dienstverband tussen eiser en werkgever is volgens eiser echter per 1 augustus 2025 beëindigd. Eiser heeft niet gesteld dat een oordeel van de rechtbank nog van invloed zou kunnen zijn op de afwikkeling of een mogelijke hervatting van de arbeidsrelatie met zijn voormalig werkgever. Met het beëindigen van het dienstverband is een oordeel over zijn geschiktheid voor de functie die hij bij deze werkgever vervulde niet langer relevant, omdat dat niet langer zijn eigen werk is. Het resultaat dat eiser in deze procedure nastreeft kan dus, ook indien dat tot gevolg zou hebben dat hij geschikt wordt verklaard voor zijn eigen werk, geen feitelijke betekenis meer voor hem hebben. Voor zover eiser bedoelt dat hij in algemene zin geschikt wil worden geacht voor de functie van vrachtwagenchauffeur, ongeacht werkgever, overweegt de rechtbank dat de geschiktheid voor eigen werk uitgaat van de functiebelasting bij deze functie bij deze voormalig werkgever. Een algemeen geschiktheidsoordeel voor de functie van vrachtwagenchauffeur is een resultaat dat eiser met deze procedure niet kan bereiken. Daarbij komt nog dat eiser op de zitting heeft uitgelegd dat het hem gaat om een kwestie van principiële aard. Het beroep bij de rechter is echter niet bedoeld om kwesties van louter principiële aard beslist te zien.
4.3.
Eiser voert nog aan dat een mogelijk toekomstig belang bestaat voor het geval hij in de toekomst aanspraak zou willen maken op een WIA-uitkering. De rechtbank is van oordeel dat deze toekomstige onzekere gebeurtenis onvoldoende actueel belang vormt voor de ontvankelijkheid van het beroep. [4] Bij de beoordeling in de voorliggende procedure gaat het immers om de situatie van eiser op 2 juli 2024, de datum in geding. Bij een eventuele toekomstige (her)beoordeling zal het wederom gaan om een momentopname waarbij de op dat moment geldende medische en arbeidskundige situatie moet worden getoetst. Eiser heeft alsdan de mogelijkheid om de resultaten van een nieuw medisch onderzoek en de besluitvorming die daarop wordt gebaseerd (ten volle) aan te vechten. De rechtbank wijst er in dit kader op dat nu het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, er ook géén rechterlijk oordeel wordt gegeven over de eventuele juistheid van zijn standpunt dat hij per 2 juli 2024 geschikt is voor zijn eigen arbeid, waaraan partijen in een eventuele toekomstige procedure gebonden zouden zijn.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Coenen, rechter, in aanwezigheid van N.B. Yalcinkaya, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 7 mei 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:706.
2.Centrale Raad van Beroep 9 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:53.
3.Centrale Raad van Beroep 14 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2758, r.o. 4.2.1.
4.Centrale Raad van Beroep 30 april 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:680, r.o. 4.5.