ECLI:NL:RBMNE:2025:5421

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
16/209624-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel, deelname aan criminele organisatie, valsheid in geschriften en witwassen van grote bedragen en luxe goederen

Op 8 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige strafbare feiten, waaronder drugshandel, deelname aan een criminele organisatie, valsheid in geschriften en witwassen. De verdachte, geboren in 1974 in Marokko, werd beschuldigd van het voorbereiden van de invoer en verkoop van grote hoeveelheden cocaïne in de periode van 20 december 2019 tot en met 7 maart 2021, samen met anderen. Daarnaast werd hij beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van misdrijven onder de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ook betrokken was bij het witwassen van een bedrag van €286.209,80 en zes dure horloges, evenals het vervalsen van facturen en overeenkomsten met betrekking tot voertuigen. Tijdens de zitting op 24 september 2025 werden procesafspraken gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte, waarbij de verdachte instemde met een gevangenisstraf van 36 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn met 10 maanden. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en werd hij verplicht afstand te doen van de in beslag genomen goederen. De rechtbank benadrukte de maatschappelijke impact van de gepleegde feiten en de noodzaak om de integriteit van het financiële verkeer te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummer: 16.209624.22
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 oktober 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1974 in [geboorteplaats 1] (Marokko),
ingeschreven op het adres [adres] , [postcode] [plaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 24 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. A.P. Altena;
  • de advocaat van de verdachte: mr. A. Boumanjal.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
in de periode van 20 december 2019 tot en met 9 maart 2021 in Culemborg en/of Utrecht, samen met anderen, voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor de invoer, uitvoer, het bereiden, verwerken, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een grote hoeveelheid cocaïne, door cryptotelefoons voorhanden te hebben, afspraken te maken met personen en hen te voorzien van informatie, geld en opdrachten en voor dit alles opdracht te hebben gegeven;
feit 2
in de periode van 20 december 2019 tot en met 9 maart 2021 in Culemborg en/of Utrecht als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die het plegen van misdrijven onder de Opiumwet als oogmerk had;
feit 3
op 27 november 2022 in Culemborg € 286.209,80 en zes horloges heeft witgewassen;
feit 4
in de periode van 15 maart 2021 tot en met 11 juni 2023 in Culemborg en/of Houten en/of Nieuwegein facturen en/of consignatieovereenkomsten van een motorfiets en zes auto’s heeft vervalst en hiervan gebruik heeft gemaakt door deze in te dienen bij de politie Midden-Nederland om een alternatief scenario te onderbouwen;
feit 5
in de periode van 15 maart 2021 tot en met 27 november 2022 in Culemborg een motorfiets en zes auto's heeft witgewassen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in bijlage 1 bij dit vonnis.

3.Procesafspraken

In deze zaak hebben het Openbaar Ministerie en de verdachte (via zijn advocaat) procesafspraken gemaakt. Deze afspraken bevatten onder meer de gezamenlijke zienswijzen van de officier van justitie en de verdediging over de beoordeling van de ten laste gelegde feiten en de op te leggen straf.
De procesafspraken die aan de rechtbank zijn voorgelegd houden – kort gezegd – in dat:
  • de verdachte geen onderzoekswensen indient en geen bewijsverweren voert, waarbij de verdachte geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen;
  • de verdachte afstand doet van alle in beslag genomen goederen vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 6 en 35 tot en met 51, met dien verstande dat voor wat betreft het goed onder nummer 3 op de beslaglijst (een auto waarvan [A] (de neef van de verdachte) stelt dat deze van hem is) het Openbaar Ministerie € 27.911,31 retourneert aan [A] ;
  • de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken en de geldboete zal betalen, voordat het vonnis onherroepelijk wordt;
  • het Openbaar Ministerie op de zitting de rechtbank zal vragen om een bewezenverklaring van de feiten zoals overeengekomen en een strafoplegging zal vorderen van 36 maanden gevangenisstraf onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest;het resterende (klassieke dan wel conservatoire) beslag wordt opgeheven door het Openbaar Ministerie, specifiek de woningen genoemd onder de nummers 52 en 56 op de beslaglijst, behoudens de goederen die op de beslaglijst vermeld staan onder de nummers 7 tot en met 34. Dit betreffen goederen die onder de medeverdachte [medeverdachte] in beslag zijn genomen, maar die ten onrechte op de beslaglijst van de verdachte terecht zijn gekomen. Het gaat om drugs, goederen die gebruikt zijn voor drugsproductie en wapens. Het Openbaar Ministerie vordert deels de onttrekking (nrs. 7 – 12, 17 – 25, 27, 30 – 32) en deels de verbeurdverklaring (13 – 16, 26, 28, 29, 33 en 34) van deze goederen;
  • het Openbaar Ministerie zal afzien van het aanbrengen van een ontnemingsvordering;
  • de verdachte zal € 7.500,00 aan zekerheid stellen voor een horloge (nummer 36 op de beslaglijst) en bij vonnis van de rechtbank conform de procesafspraken zal de verdachte afstand doen van het als zekerheid gestelde geld in plaats van het horloge zelf, welk horloge vanwege de zekerheidsstelling wordt geretourneerd aan de verdachte;
  • het Openbaar Ministerie en de verdachte afzien van hoger beroep als de strafoplegging door de rechtbank conform de afspraken plaatsvindt.
Deze afspraken zijn tijdens de inhoudelijke behandeling besproken. Daarbij was een belangrijk element of de verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak konden hebben. De verdachte heeft op de zitting bevestigd dat hij weloverwogen, voldoende geïnformeerd en vrijwillig ervoor heeft gekozen in te stemmen met de procesafspraken, en dat hij zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan.
Ook is onderwerp van gesprek geweest hoe zowel de verdediging als het Openbaar Ministerie de verdere afdoening van de zaak voor zich zagen indien de rechtbank tot een wezenlijk ander oordeel over de bewezenverklaring of de strafoplegging zou komen dan wat is overeengekomen in het afdoeningsvoorstel, en wat ‘een wezenlijk ander oordeel’ voor hen inhoudt. [1] De verdediging heeft opgemerkt dat een gevangenisstraf langer dan wat is overeengekomen in de procesafspraken, wezenlijk is en alsdan de zaak heropend zou moeten worden en er regie dient te worden gevoerd. Voor het Openbaar Ministerie is wezenlijk een veroordeling voor alle ten laste gelegde feiten, waarbij de nadruk ligt op feit 2. Indien de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van deze feiten zou komen en/of er qua gevangenisstraf significant (meer dan een maand) zou worden afgeweken, dan zou wat betreft het OM de zaak herroepend moeten worden voor een regiezitting.
Centraal bij het onderzoek op de zitting stond bovenal de beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf.
Ook in dit vonnis staan de overwegingen over de artikelen 348-350 Sv voorop. Bij de bepaling van de straf en de motivering daarvan is ook aandacht voor de procesafspraken, waarbij de inhoud en de doorwerking van de procesafspraken worden besproken.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte de feiten 1 tot en met 5 heeft gepleegd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert geen verweer over het bewijs.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewijsmiddelen feiten 1 tot en met 5
De bewezenverklaring is gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen. Dit verkorte vonnis bevat geen bewijsmiddelen. Als er – ondanks de procesafspraken – toch hoger beroep wordt ingesteld, zal het vonnis worden aangevuld met een bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.
4.3.2.
Bewijsoverweging
In de beschuldiging is voor feit 1 en feit 2 de datum 9 maart 2021 opgenomen als het einde van de pleegperiode, omdat op die datum het SkyECC-netwerk uit de lucht is gehaald. De laatste SkyECC-berichten aan de verdachte over mogelijke drugshandel dateren echter van 7 maart 2021. Dat is dan ook de einddatum die de rechtbank zal aanhouden in de bewezenverklaring.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat zij met onderstaande bewezenverklaring niet tot een wezenlijk ander oordeel komt dan wat is overeengekomen in het afdoeningsvoorstel.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1
in de periode van 20 december 2019 tot en met 7 maart 2021 te Culemborg en Utrecht
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en te bevorderen,
te weten
het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en het bereiden, verwerken, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, van (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen en mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en inlichtingen te verschaffen en
- zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk met betrekking tot het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en het bereiden, verwerken, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van (voornoemde) verdovende middelen
- telefoons en cryptotelefoons voorhanden gehad en met voornoemde (crypto)telefoon(s) en via de chat en via SkyECC berichten gestuurd en contact onderhouden en afspraken gemaakt en informatie uitgewisseld en overleg gevoerd met (mede)dader(s) en
- contacten, ontmoetingen, besprekingen en afspraken gehad en gemaakt met een of meer transporteurs, chauffeurs, financiers, afnemers, verkopers, tussenpersonen, verleners van hand- en spandiensten en anderen met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, koop, productie, opslag en het vervoer van eerdergenoemde harddrugs en
- eerdergenoemde personen voorzien van informatie, opdrachten, geld en een (al dan niet tijdelijke) opslagplaats ten behoeve van het vervoeren, opslaan, verbergen, afleveren, verstrekken, kopen en financieren van eerdergenoemde harddrugs, en
- tot voren omschreven feiten opdracht gegeven;
feit 2
in de periode van 20 december 2019 tot en met 7 maart 2021 te Culemborg en Utrecht,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum 2] 1967 te [geboorteplaats 2] ),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet, terwijl hij, verdachte, leider van voormelde organisatie was;
feit 3
op 27 november 2022, te Culemborg,
telkens één of meer voorwerpen, te weten
- geldbedragen ter hoogte van in totaal 286.209,80 euro,
en
- zes horloges (merk Rolex, Breitling en Cartier),
heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
feit 4
in de periode van 15 maart 2021 tot en met 11 juni 2023, te Culemborg en Houten en Nieuwegein,
meermalen,
telkens opzettelijk
meerdere geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een factuur van [bedrijf] van 4 november 2022 met betrekking tot een Harley Davidson (procesdossier pagina 1427),
- een factuur van [bedrijf] van 4 november 2022 met betrekking tot een Ford Capri 235 (procesdossier pagina 1431),
- een factuur van [bedrijf] van 17 november 2022 met betrekking tot een Seat Ibiza (procesdossier pagina 1433),
- een factuur van [bedrijf] van 17 november 2022 met betrekking tot een Mercedes GLC (procesdossier pagina 1437),
- een factuur van [bedrijf] van 19 november 2022 met betrekking tot een Mercedes GLA (procesdossier pagina 1439),
- een factuur van [bedrijf] van 15 augustus 2022 met betrekking tot een Mercedes 190SL (procesdossier pagina 1460),
- een consignatieovereenkomst van [bedrijf] van 15 maart 2021 met betrekking tot een Mercedes 190SL (procesdossier pagina 1461) en
- een consignatieovereenkomst van [bedrijf] van februari 2022 met betrekking tot een Mercedes W113 Roadstart 280SL (procesdossier pagina 1485),
zowel
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door op die geschriften valselijk en/of in strijd met de waarheid te vermelden en/of op te nemen dat de op die facturen en/of overeenkomsten beschreven voertuigen verkocht zijn en/of in consignatie zijn verkregen/gegeven, terwijl in werkelijkheid de beschreven verkopen niet hebben plaatsgevonden en er geen overeenkomsten tot consignatie zijn gesloten, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
als
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemde valse en/of vervalste geschriften,
als waren deze echt en onvervalst, bestaande die valsheden erin dat, valselijk en/of in strijd met de waarheid, op die geschriften staat vermeld dat de op die facturen en/of overeenkomsten beschreven voertuigen verkocht zijn en/of in consignatie zijn verkregen/gegeven, terwijl in werkelijkheid de beschreven verkopen niet zijn verricht en de overeenkomsten tot consignatie niet zijn gesloten en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte, - die facturen en/of overeenkomsten heeft doen indienen bij de politie-eenheid Midden-Nederland ter onderbouwing van het door verdachte geschetste alternatieve scenario ten aanzien van de feiten die betrekking hebben op de tegen verdachte aanhangig zijnde witwasverdenkingen;
feit 5
in de periode van 15 maart 2021 tot en met 27 november 2022, te Culemborg, meerdere voorwerpen, te weten
- een motorfiets (merk Harley Davidson),
- een personenauto (merk/model Ford Capri),
- een personenauto (merk/model Seat Ibiza),
- een personenauto (merk/model Mercedes-Benz GLC 220 D4 Matic),
- een personenauto (merk/model Mercedes-Benz GLA),
- een personenauto (merk/model Mercedes-Benz 190 SL) en
- een personenauto (merk/model Mercedes-Benz 280 SL),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

5.Kwalificatie en strafbaarheid

5.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door:
- een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen of mede te plegen;
- een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen;
- zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 lid 3-5, artikel 10a lid 1, artikel 11 lid 3-5 of artikel 11a van de Opiumwet;
feit 3
witwassen, meermalen gepleegd;
feit 4
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
feit 5
witwassen, meermalen gepleegd.
5.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6.Straf

6.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist, conform de gemaakte procesafspraken, dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft, gelet op de gemaakte procesafspraken, geen specifiek strafmaatverweer gevoerd.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte 36 maanden gevangenisstraf op. Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft zich gedurende een periode van vijftien maanden beziggehouden met, kort gezegd, voorbereidingshandelingen voor internationale handel in grote hoeveelheden van de zeer verslavende harddrug cocaïne. De rechtbank weet niet om hoeveel kilo het gaat, maar uit het dossier blijkt dat het om minstens 100 kilo gaat. In die periode heeft de verdachte ook actief leiding gegeven aan een criminele organisatie die zich richtte op deze handel in cocaïne en daarnaast op het laten verwerken/versnijden ervan. Hierdoor heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Het is algemeen bekend dat de import, productie en handel van drugs gepaard gaan met (zware) criminaliteit. De maatschappelijke impact van dit soort criminaliteit is groot en werkt op verschillende manieren door in de samenleving, van het ontstaan van illegale geldstromen tot het veroorzaken van ernstige geweldsincidenten in het criminele circuit. Daarnaast gaat het om een zeer verslavend middel, dat schadelijk is voor de volksgezondheid. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is en de verdachte heeft kennelijk vanuit financiële motieven gehandeld.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag, namelijk ongeveer € 286.000, zes horloges, zes auto’s en een motorvoertuig. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Witwassen draagt ook bij aan de instandhouding van criminaliteit. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. De verdachte heeft daar met zijn handelen een bijdrage aan geleverd. Ten slotte heeft de verdachte facturen en consignatieovereenkomsten van zes auto’s en een motorvoertuig vervalst en/of vals opgemaakt, met de kennelijke bedoeling om een verzonnen alternatief scenario voor het witwassen te onderbouwen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte (van 6 september 2025), waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Dit wordt niet in het voordeel of nadeel van de verdachte meegewogen. Uit het strafblad volgt verder dat de verdachte op 6 december 2022 is veroordeeld tot het betalen van een geldboete van € 100,- voor een onbekende overtreding, zodat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De rechtbank moet bij het bepalen van de straf daarom uitgaan van de situatie waarin aan de verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk bij eerdergenoemde veroordeling op 6 december 2022. Een geldboete van € 100,- duidt echter op een lichte overtreding, zeker in verhouding tot de feiten die in deze zaak bewezen zijn verklaard. Daardoor is deze eerdere veroordeling verder niet van invloed op de hoogte van de straf in deze zaak.
De verdachte heeft ook meerdere malen gesproken met de reclassering. Omdat de verdachte zich beriep op zijn zwijgrecht, kon de reclassering geen inschatting maken van het recidiverisico. Uit het reclasseringsadvies van 7 december 2022 blijkt dat de verdachte een welbespraakte, volwassen indruk maakt. Er zijn geen aanwijzingen voor cognitieve tekorten of beïnvloedbaarheid. Naast zijn autobedrijf zorgt de verdachte voor zijn broer, die het syndroom van Down heeft, en voor zijn gezin met vier (inmiddels vijf) dochters. In het rapport over de schorsingsvoorwaarden van 21 maart 2023 vermeldt de reclassering dat de verdachte mogelijk depressieve klachten rapporteert. Hij is somber, slaapt slecht, is prikkelbaar en piekert over de zorg voor zijn gezin en broer. De verdachte is op advies van de reclassering een traject gestart bij een psycholoog.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Er is geen oriëntatiepunt voor de bewezen verklaarde feiten 1 en 2. Wel is er een oriëntatiepunt voor het handelen in harddrugs (artikel 2 onder B en D Opiumwet). Als het gaat om handel in meer dan 20 kilogram harddrugs in georganiseerd verband is het uitgangspunt een gevangenisstraf van minimaal 72 maanden. Omdat het in dit geval om voorbereidingshandelingen gaat, hanteert de rechtbank als uitgangspunt de helft van deze straf – dus minimaal 36 maanden. Daarnaast is de verdachte schuldig aan witwassen. Het oriëntatiepunt voor fraude met benadelingsbedragen tussen de € 250.000 en € 500.000 is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 tot 18 maanden. Bij elkaar gaat het dus om een gevangenisstraf van minimaal 48 tot 54 maanden. Voor valsheid in geschrifte zijn er geen oriëntatiepunten.
Maar wat de rechtbank betreft zijn er nog enkele strafverzwarende omstandigheden. De verdachte heeft de handel in cocaïne niet alleen gepleegd en is dan ook veroordeeld voor medeplegen. Daarnaast heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte, zelfs na zijn eerste verhoor bij de politie, kennelijk met de bedoeling om een leugenachtig alternatief scenario te onderbouwen.
Gelet op de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar het hierboven uiteengezette strafkader, en naar straffen die andere rechtsprekende instanties in vergelijkbare zaken hebben opgelegd. De rechtbank vindt dan een gevangenisstraf van 60 maanden in beginsel passend.
Bij de strafvervolging is de redelijke termijn overschreden. Het uitgangspunt is een redelijke termijn van twee jaar waarbinnen een eindvonnis wordt uitgesproken. Deze termijn is in deze zaak gaan lopen op het moment dat de verdachte in verzekering is gesteld op 27 november 2022. Dit betekent dat de redelijke termijn met ruim tien maanden is overschreden. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die deze termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit zou moeten leiden tot een matiging van de op te leggen straf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is dat een vermindering van 10% als sprake is van een termijnoverschrijding van 6 tot 12 maanden. [2] De rechtbank zou een straf daarom matigen met 6 maanden, waarmee zij uit zou komen op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden.
De door middel van de procesafspraken aan de rechtbank voorgelegde gevangenisstraf van 36 maanden komt neer op een vermindering van die straf met een derde deel. Een ‘korting’ van maximaal een derde is bij procesafspraken geen uitzondering en wordt ook door de rechtbank in deze zaak gezien als passende bandbreedte. [3] Een korting is gerechtvaardigd omdat de verdachte meewerkt aan een procedure die uiteindelijk leidt tot tijdwinst. Snellere of verkorte afdoening van een specifieke zaak kan zowel in het belang zijn van die ene zaak, als in het belang van andere zaken, omdat – ook in hoger beroep en cassatie – (zittings)capaciteit beschikbaar blijft om andere zaken af te doen. Dit mag uiteraard geen doel op zich zijn, maar de rechtbank kan de ogen niet sluiten voor het feit dat zaken als deze, waarin verweren rondom de rechtmatigheid van de verkrijging cryptocommunicatie door de Nederlandse opsporingsautoriteiten, een groot beslag leggen op de schaarse zittingstijd. Hierdoor kunnen andere zaakstromen (bijvoorbeeld fraude, cybercrime en zeden- en geweldsdelicten) in de verdrukking komen.
Tot slot wordt de vermindering van de gevangenisstraf gedeeltelijk gecompenseerd doordat – naast de gevangenisstraf van 36 maanden – de verdachte afstand heeft gedaan van een groot aantal in beslag genomen goederen, waaronder een geldbedrag van ruim € 286.000,-, luxe horloges en (luxe) auto’s. Omdat drugsgerelateerde criminaliteit (veelal) is ingegeven door financiële motieven en daarvan ook in dit geval is gebleken, is het afstand doen van deze grote hoeveelheid geld en luxegoederen naar het oordeel van de rechtbank passend.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat ook dit onderdeel van de procesafspraken recht doet aan deze zaak, waarbij zowel het belang van de verdachte als dat van de maatschappij geëerbiedigd wordt. Kortom: de rechtbank zal de verdachte veroordelen tot de in de procesafspraken genoemde straf, namelijk een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de straf
De gevangenisstraf zal worden tenuitvoergelegd binnen de penitentiaire inrichting, totdat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend.
De voorlopige hechtenis
De verdachte is per 20 december 2022 geschorst uit de voorlopige hechtenis. De rechtbank legt aan de verdachte een straf op die langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat de verdachte terug moet naar de gevangenis. De rechtbank kan de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen, wat zou betekenen dat de verdachte gelijk weer terug zou moeten naar de gevangenis.
Bij de beoordeling of de schorsing van de voorlopige hechtenis in dit geval moet worden opgeheven, weegt de rechtbank zowel de belangen van de samenleving als de belangen van de verdachte om de tenuitvoerlegging van zijn straf in vrijheid af te wachten. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijk belangen van de verdachte zwaarder wegen dan het strafvorderlijk belang. Deze belangen zijn met name gelegen in het kunnen verzorgen van zijn gehandicapte broer en het aanwezig zijn bij zijn gezin met vijf jonge kinderen. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het feit dat de schorsing goed is verlopen en de verdachte zich heeft gehouden aan alle schorsingsvoorwaarden. De rechtbank zal de schorsing daarom niet opheffen.

7.In beslag genomen voorwerpen

7.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verwezen naar de procesafspraken, waarin is opgenomen dat de verdachte afstand doet van alle in beslag genomen goederen vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1 tot en met 6 en 35 tot en met 51, met dien verstande dat voor wat betreft het goed onder nummer 3 op de beslaglijst (een auto waarvan [A] stelt dat deze van hem is) het OM € 27.911,31 retourneert aan [A] . En verder heeft te gelden dat het goed onder nummer 36 van de beslaglijst (een horloge) door het OM zal worden geretourneerd aan de verdachte, waarbij de verdachte € 7.500,00 aan zekerheid zal stellen en afstand doet van dat geldbedrag. De goederen die op de beslaglijst vermeld staan onder de nummers 7 tot en met 34 (die onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag zijn genomen, maar die abusievelijk op de beslaglijst van verdachte [verdachte] terecht zijn gekomen), moeten volgens het OM deels worden onttrokken aan het verkeer (nummers 7 – 12, 17 – 25, 27, 30 – 32) en deels verbeurd worden verklaard (13 – 16, 26, 28, 29, 33 en 34).
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het beslag.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft door de procesafspraken van 21 maart 2025 te ondertekenen, schriftelijk afstand gedaan van de voorwerpen die zijn vermeld onder de nummers 1 tot en met 6 en 35 tot en met 51 op de beslaglijst (in de zin van artikel 116 lid 2 Sv), zodat de rechtbank over deze voorwerpen geen beslissing zal nemen. Uit de procesafspraken begrijpt de rechtbank dat er ook sprake is geweest van beslag op twee woningen (nummers 52 en 56), maar deze staan inmiddels niet meer op de beslaglijst en ook uit de rest van het dossier blijkt niet dat daar nog (strafvorderlijk) beslag op rust. De rechtbank hoeft daar dus geen beslissing over te nemen.
Een deel van de goederen die op de beslaglijst staan vermeld (nummer 7 tot en met 34) betreft goederen die onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag zijn genomen, maar die door een administratieve fout per ongeluk op de beslaglijst van de verdachte terecht zijn gekomen. Het gaat om drugs, goederen die gebruikt zijn om drugs te produceren en wapens. Daarover neemt de rechtbank de volgende beslissingen:
Met behulp van de volgende goederen zijn (een deel van) de strafbare feiten begaan door medeverdachte [medeverdachte] , zodat de rechtbank deze verbeurd zal verklaren:
  • 1 STK keukenmachine (3082555);
  • 3 STK afwasteilen (3082556);
  • 20 STK persplaten (3082557);
  • 1 STK bouwmateriaal (3082558);
  • 1 STK keukenmachine (3082579);
  • 2 STK filter (3082583);
  • 1 STK handschoen (3082585);
  • 1 STK gereedschap (747168);
  • 16 STK gereedschap (747163).
Met de hieronder opgesomde voorwerpen zijn (een deel van) de strafbare feiten begaan door medeverdachte [medeverdachte] , terwijl deze goederen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. De rechtbank zal deze goederen daarom onttrekken aan het verkeer:
  • 1 BLO verdovende middelen (3082541);
  • 1 STK poeder (3082543);
  • 1 STK poeder (3082542);
  • 1 STK poeder (3082544);
  • 1 STK poeder (3082545);
  • 1 STK poeder (3082546);
  • 3 BLO hashish (3082560);
  • 1 BLO verdovende middelen (3082563);
  • 1 ZAK poeder (3082564);
  • 1 STK hashish (3082569);
  • 1 STK hashish (3082571);
  • 1 ZAK poeder (3082572);
  • 2 STK poeder (3082573);
  • 1 ZAK poeder (3082575);
  • 2 ZAK poeder (3082578);
  • 1 STK hashish (3082581);
  • 1 ZAK poeder (3082586);
  • 1 ZAK poeder (3082588);
  • 1 BUS pepperspray (748008)
Dan resteren nog de goederen die zijn vermeld onder nummer 53 tot en met 55 op de beslaglijst. De sealsporen op de 4 sealbags (3082649) hadden overeenkomsten met een vacuümmachine die is aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte] . Omdat uit het dossier verder blijkt dat de versneden cocaïne vacuüm werd verpakt, vindt de rechtbank dit voldoende om vast te stellen dat ook met deze sealbags het feit is begaan, zodat deze sealbags verbeurd zullen worden verklaard.
De cryptotelefoon die is aangetroffen in de woning van de verdachte (747111) zal de rechtbank onttrekken aan het verkeer. De rechtbank acht bewezen dat de verdachte de handel in cocaïne heeft voorbereid onder andere door gerelateerde SkyECC-gesprekken te voeren via cryptotelefoons (feit 1). De inhoud van de in beslag genomen telefoon is niet uitgelezen, maar de rechtbank is van oordeel dat kan worden verondersteld dat de verdachte met deze cryptotelefoon het onder feit 1 bewezenverklaarde heeft gepleegd of dat deze telefoon ook bestemd was tot het plegen van een strafbaar feit. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Van de Volkswagen met kenteken [kenteken] (2433276) is onduidelijk waarom deze op de beslaglijst staat, omdat het dossier verder geen informatie bevat over deze auto. De rechtbank zal daarom bepalen dat deze auto terug moet naar de rechthebbende.

10.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf en beslissing op het beslag zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikel 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 63, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikel 10a en 11b van de Opiumwet.

11. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 tot en met 5 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 4.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 5.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK keukenmachine (3082555);
  • 3 STK afwasteilen (3082556);
  • 20 STK persplaten (3082557);
  • 1 STK bouwmateriaal (3082558);
  • 1 STK keukenmachine (3082579);
  • 2 STK filter (3082583);
  • 1 STK handschoen (3082585);
  • 1 STK gereedschap (747168);
  • 16 STK gereedschap (747163);
  • 4 STK sealbags / niet te definiëren goederen (3082649);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 BLO verdovende middelen (3082541);
  • 1 STK poeder (3082543);
  • 1 STK poeder (3082542);
  • 1 STK poeder (3082544);
  • 1 STK poeder (3082545);
  • 1 STK poeder (3082546);
  • 3 BLO hashish (3082560);
  • 1 BLO verdovende middelen (3082563);
  • 1 ZAK poeder (3082564);
  • 1 STK hashish (3082569);
  • 1 STK hashish (3082571);
  • 1 ZAK poeder (3082572);
  • 2 STK poeder (3082573);
  • 1 ZAK poeder (3082575);
  • 2 ZAK poeder (3082578);
  • 1 STK hashish (3082581);
  • 1 ZAK poeder (3082586);
  • 1 ZAK poeder (3082588);
  • 1 BUS pepperspray (748008);
  • 1 STK GSM (747111);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
1 STK personenauto (2433276).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Reitsma, voorzitter, mr. C.E.M. Nootenboom-Lock en mr. G. Boonzaaijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 december 2019 tot en met 9 maart 2021 te Culemborg en/of Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het bereiden, verwerken, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, van een of meer (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, althans een (grote) hoeveelheid, cocaïne, zijnde cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans ieder voor zich, toen en daar opzettelijk met betrekking tot het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het bereiden, verwerken, bewerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (voornoemde) verdovende middelen
- een of meer telefoons en/of cryptotelefoon(s) voorhanden gehad en/of met voornoemde (crypto)telefoon(s) en/of via de chat en/of via SkyECC berichten gestuurd en/of contact onderhouden en/of afspraken gemaakt en/of informatie uitgewisseld en/of overleg gevoerd en/of met één of meer (mede)dader(s) en/of
- contacten, ontmoetingen, besprekingen en/of afspraken gehad en/of gemaakt met een of meer transporteurs, chauffeurs, financiers, afnemers, verkopers, tussenpersonen, verleners van hand- en spandiensten en/of anderen met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, koop, productie, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde harddrugs en/of
- een of meer van eerdergenoemde personen voorzien van informatie, opdrachten, geld en/of een (al dan niet tijdelijke) opslagplaats ten behoeve van het vervoeren, opslaan, verbergen, afleveren, verstrekken, kopen en/of financieren van eerdergenoemde harddrugs, en/of
- tot voren omschreven feiten opdracht gegeven;
feit 2
hij, in of omstreeks de periode van 20 december 2019 tot en met 9 maart 2021 te Culemborg en/of Utrecht, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) [medeverdachte] (geboren op [geboortedatum 2] 1967 te [geboorteplaats 2] ),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet, al dan niet zulks terwijl hij, verdachte, leider en/of bestuurder van voormelde organisatie was;
feit 3
hij, op of omstreeks 27 november 2022, te Culemborg , in ieder geval in Nederland,
telkens één of meer voorwerpen te weten
- geldbedragen ter hoogte van in totaal 286.209,80 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- zes horloges (merk Rolex, Breitling en/of Cartier),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedragen en/of horloges, gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf;
feit 4
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2021 tot en met 11 juni 2023, te Culemborg en/of Houten en/of Nieuwegein, in ieder geval in Nederland,
meermalen,
telkens opzettelijk
meerdere geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een factuur van [bedrijf] van 4 november 2022 met betrekking tot een Harley Davidson (procesdossier pagina 1427),
- een factuur van [bedrijf] van 4 november 2022 met betrekking tot een Ford Capri 235 (procesdossier pagina 1431),
- een factuur van [bedrijf] van 17 november 2022 met betrekking tot een Seat Ibiza (procesdossier pagina 1433),
- een factuur van [bedrijf] van 17 november 2022 met betrekking tot een Mercedes GLC (procesdossier pagina 1437),
- een factuur van [bedrijf] van 19 november 2022 met betrekking tot een Mercedes GLA (procesdossier pagina 1439),
- een factuur van [bedrijf] van 15 augustus 2022 met betrekking tot een Mercedes 190SL (procesdossier pagina 1460),
- een consignatieovereenkomst van [bedrijf] van 15 maart 2021 met betrekking tot een Mercedes 190SL (procesdossier pagina 1461) en/of
- een consignatieovereenkomst van [bedrijf] van februari 2022 met betrekking tot een Mercedes W113 Roadstart 280SL (procesdossier pagina 1485),
zowel
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door
op die geschriften valselijk en/of in strijd met de waarheid te vermelden en/of op te nemen dat de op die facturen en/of overeenkomsten beschreven voertuigen verkocht zijn en/of in consignatie zijn verkregen/gegeven, terwijl in werkelijkheid de beschreven verkopen niet hebben plaatsgevonden en/of er geen overeenkomsten tot consignatie zijn gesloten,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
als
telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemde valse en/of vervalste geschriften,
als waren dezen echt en onvervalst, bestaande die valsheden erin dat, valselijk en/of in strijd met de waarheid, op die geschriften staat vermeld dat de op die facturen en/of overeenkomsten beschreven voertuigen verkocht zijn en/of in consignatie zijn verkregen/gegeven, terwijl in werkelijkheid de beschreven verkopen niet zijn verricht en/of de overeenkomsten tot consignatie niet zijn gesloten en bestaande dat (doen) gebruikmaken erin dat hij, verdachte,
- die facturen en/of overeenkomsten heeft ingediend en/of heeft doen indienen bij de politie eenheid Midden-Nederland ter onderbouwing het door verdachte geschetste alternatieve scenario ten aanzien van de feiten die betrekking hebben op de tegen verdachte aanhangig zijnde witwasverdenkingen;
feit 5
hij, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 maart 2021 tot en met 27 november 2022, te Culemborg , in ieder geval in Nederland,
één of meer voorwerpen, te weten
- een motorfiets (merk Harley Davidson),
- een personenauto (merk/model Ford Capri),
- een personenauto (merk/model Seat Ibiza),
- een personenauto (merk/model Mercedes-Benz GLC 220 D4 Matic),
- een personenauto (merk/model Mercedes-Benz GLA),
- een personenauto (merk/model Mercedes-Benz 190 SL) en/of
- een personenauto (merk/model Mercedes-Benz 280 SL),
althans een of meer voertuigen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, althans van voorwerpen, te weten voornoemde voertuigen, gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig (al dan niet eigen) misdrijf.

Voetnoten

2.ECLI:NL:HR:2008:BD2578, r.o. 3.6.2.
3.ECLI:NL:RBROT:2021:12699 en voetnoot 25.