ECLI:NL:RBMNE:2025:530

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
18 februari 2025
Zaaknummer
UTR 23/6224
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening exploitatievergunning voor sociëteit in Woerden

In deze zaak heeft eiser, woonachtig nabij een sociëteit in Woerden, beroep ingesteld tegen de beslissing van de burgemeester om een exploitatievergunning te verlenen aan de sociëteit. De burgemeester had op 6 juni 2023 de vergunning verleend, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 2 november 2023 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank. Eiser vreest dat de verruiming van de openingstijden van de sociëteit, die nu ook overdag open mag, zijn woon- en leefsituatie negatief zal beïnvloeden. Hij heeft in het verleden al overlast ervaren van bezoekers van de sociëteit en is bang dat deze overlast zal toenemen door de nieuwe openingstijden.

De rechtbank heeft de zaak op 14 januari 2025 behandeld. Eiser heeft zijn zorgen over de overlast toegelicht, terwijl de burgemeester en de vergunninghouder hebben betoogd dat de vergunning zorgvuldig is verleend en dat er maatregelen zijn getroffen om overlast te beperken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de burgemeester beleidsruimte heeft bij het verlenen van de vergunning en dat de belangen van alle partijen zorgvuldig zijn afgewogen. De rechtbank concludeert dat de burgemeester terecht heeft geoordeeld dat de woon- en leefsituatie van eiser niet onevenredig wordt aangetast door de exploitatievergunning. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vergunninghouder de exploitatievergunning mag blijven gebruiken. Eiser krijgt geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6224

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Woerden, de burgemeester,

(gemachtigde: N. el Khattouti).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[stichting]uit [plaats] (vergunninghouder).

Inleiding

1. Eiser woont aan de [adres 1] in [plaats] . In het pand aan de [adres 2] in [plaats] is [stichting] (de sociëteit) van vergunninghouder gevestigd. Vergunninghouder wil de sociëteit exploiteren en heeft daarvoor een exploitatievergunning bij de burgemeester gevraagd. Op 6 juni 2023 (het primaire besluit) heeft de burgemeester de exploitatievergunning verleend. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.1.
Met het besluit van 2 november 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de exploitatievergunning in stand gelaten. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van de burgemeester, vergezeld door mr. S. de Rijke, namens vergunninghouder [A] , vergezeld door [B] en [C] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester terecht de exploitatievergunning in stand heeft gelaten. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De exploitatievergunning
4. Vergunninghouder exploiteert sinds lange tijd [stichting] aan de [adres 2] in [plaats] . Ten behoeve daarvan zijn in het verleden Drank- en Horecawet- en exploitatievergunningen verleend. Vanwege onder andere een wisseling van het bestuur heeft vergunninghouder op 27 maart 2023 een nieuwe exploitatievergunning bij de burgemeester aangevraagd. Vergunninghouder heeft hierbij verzocht om op zondag tot en met donderdag (doordeweeks) van 10:00 uur tot 23:00 uur en op vrijdag en zaterdag (weekend) van 10:00 uur tot 02:00 uur open te zijn. Dit is een vervroeging van de openingstijden van 16:00 uur naar 10:00 uur. Als doel heeft vergunninghouder aangegeven dat zij ook voor de jeugd onder de 18 jaar toegankelijk wil zijn en ook voor die doelgroep activiteiten wil kunnen organiseren. Op 6 juni 2023 heeft de burgemeester de gevraagde exploitatievergunning verleend. Aan de vergunning is een aantal voorwaarden verbonden, onder andere dat de exploitant toezicht moet houden, leiding moet geven en verantwoordelijk is voor het voorkomen van de verstoring van de openbare orde in de directe omgeving. Ook mogen er buiten de sociëteit geen consumpties worden gebruikt of voorhanden zijn.
5. De exploitatievergunning kan op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Woerden 2015 (APV) [1] worden geweigerd in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. [2] In aanvulling hierop kan de burgemeester de exploitatievergunning onder andere geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de exploitant in enig opzicht van slecht levensgedrag is [3] of de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde nadelig wordt beïnvloed. [4] De rechtbank overweegt dat uit deze regeling voortvloeit dat de burgemeester beleids- en beoordelingsruimte toekomt. Volgens vaste rechtspraak toetst de rechtbank de exploitatievergunning daarom terughoudend. [5] De bestuursrechter toetst vervolgens of het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen, deugdelijk is gemotiveerd en of het besluit geen onevenredige gevolgen heeft voor één of meer belanghebbenden.
6. Partijen verschillen met elkaar van mening of de woon- en leefsituatie in de omgeving van de sociëteit door de verlening van de exploitatievergunning nadelig wordt beïnvloed.
Is sprake van een nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie?
7. Eiser heeft aangevoerd dat hij zich zorgen maakt over zijn woon- en leefsituatie. Door de vervroeging van de openingstijden en de feesten die worden georganiseerd door de sociëteit, wordt zijn woon- en leefsituatie nadelig beïnvloedt. Hij vreest voor een onhoudbare woonsituatie voor hem en zijn gezin. Eiser woont op minder dan vijf meter van het parkeerterrein en op 25 meter afstand van het gebouw waarin de sociëteit zich bevindt. In het verleden heeft eiser veel, vooral nachtelijk, overlast ondervonden van bezoekers van de jeugdsociëteit. Doordat de sociëteit met de exploitatievergunning eerder open mag, verwacht eiser ook overdag (geluids-)overlast. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij meerdere keren melding heeft gemaakt van overlast bij de gemeente en de politie. Op de zitting licht eiser nog toe dat hij graag een beperking wil van de openingstijden, zodat hij niet continu met overlast wordt geconfronteerd.
8. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat het besluit is genomen vanwege een wisseling van het bestuur. Het nieuwe bestuur heeft verruiming van de openingstijden aangevraagd om overdag activiteiten voor de jeugd te organiseren. Daarnaast blijft ook het doel bestaan om activiteiten voor de jeugd boven de 18 jaar te kunnen organiseren. Het bestreden besluit is op dat laatste punt niet gewijzigd ten aanzien van de vorige exploitatievergunning. Daarnaast heeft de burgemeester gesteld dat er geen sprake is van een nadelige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat door de exploitatievergunning. De meldingen uit het verleden zijn bekend bij de burgemeester en heeft hij betrokken in de besluitvorming. Alle belangen zijn daarbij zorgvuldig afgewogen. Zo heeft de sociëteit verschillende maatregelen getroffen. De burgemeester erkent dat enige overlast is te verwachten, maar is van mening dat de verruiming van de openingstijden niet op voorhand leidt tot aantasting van het woongenot. De burgemeester heeft politiemeldingen en constateringen van overlast geselecteerd en in het verweerschrift opgenomen in een overzicht. Op grond van dit overzicht stelt de burgemeester dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Als mocht blijken dat er toch sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat van eiser dan kan handhavend worden opgetreden. Tot slot heeft de burgemeester in de nacht van 6 op 7 april 2024 een geluidsmeting uit laten voeren door de Omgevingsdienst regio Utrecht, waaruit volgt dat er geen sprake is van overschrijding van de geluidsnormen door de sociëteit.
9. De rechtbank is van oordeel dat het besluit tot verlening van de exploitatievergunning zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de burgemeester heeft kunnen concluderen dat het woon- en leefklimaat van eiser niet onevenredig wordt aangetast door de verleende vergunning. Met inachtneming van de beleids- en beoordelingsruimte van de burgemeester heeft hij dan ook kunnen concluderen dat het woon- en leefklimaat van eiser niet zodanig nadelig wordt beïnvloed dat hij de vergunning behoorde te weigeren. De burgemeester kon op basis van de bekende overlastmeldingen uit het verleden en de verwachtingen rond het optreden van het nieuwe bestuur van de sociëteit redelijkerwijs concluderen dat het niet op voorhand aannemelijk is dat de woon- of leefsituatie van eiser op onevenredige wijze zal worden geschaad. De burgemeester heeft in dat verband terecht overwogen dat enige overlast van de sociëteit geduld moet worden. De voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden zijn erop gericht om onevenredige overlast te voorkomen. Zo moet de exploitant toezicht houden en leidinggeven en is de exploitant verantwoordelijk voor de verstoring van de openbare orde in de directe omgeving. Ook mogen buiten de sociëteit geen consumpties worden gebruikt of voorhanden zijn, moeten feestavonden van tevoren worden gemeld met inhoud van de activiteit en is sterke drank niet toegestaan.
10. Het voorgaande neemt niet weg dat eiser hinder en overlast kan ondervinden van de jeugd die gebruik maakt van de sociëteit of van anderen die voor de sociëteit blijven staan. Dit blijkt uit de brieven die hij heeft gestuurd en zijn verklaringen op de zitting. Over de overlast die eiser ervaart, merkt de rechtbank nog op dat deze plaatsvindt op het parkeerterrein en dat niet kan worden vastgesteld of die overlast telkens één op één is terug te voeren op activiteiten van de sociëteit of van jongeren die na een activiteit blijven hangen. Ook de sporthal, basisschool en parkeerplaatsen kunnen overlast geven. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat veel van de door eiser genoemde incidenten van overlast hebben plaatsgevonden in het verleden. De sociëteit had toen een ander bestuur. De burgemeester heeft die omstandigheid bij zijn beoordeling kunnen betrekken. Het overzicht van constateringen dat de burgemeester in deze procedure heeft overgelegd laat zien dat eiser ook in 2024 meldingen van overlast heeft gedaan en dat naar aanleiding van één melding overlast is geconstateerd, wat ertoe heeft geleid dat de politie in gesprek is gegaan met medewerkers van de sociëteit. Bij vijf andere controles is geen overlast geconstateerd. Verder blijkt uit dat overzicht dat een geluidsmeting heeft plaatsgevonden waarbij de geldende geluidsnorm niet is overschreden. Deze constateringen onderbouwen aan de ene kant dat eiser overlast ervaart, maar aan de andere kant ook dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Op de zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat zij er alles aan doet om overlast te beperken. Zo zijn er altijd twee volwassenen tijdens feestavonden aanwezig en heeft de sociëteit onder andere geïnvesteerd in plastic glazen. De rechtbank leidt daaruit af dat vergunninghouder in lijn met de verleende vergunning overlast zoveel mogelijk wil voorkomen. De burgemeester heeft dan ook kunnen concluderen dat het niet op voorhand aannemelijk is dat de woon- of leefsituatie van eiser door de verleende exploitatievergunning op onevenredige wijze zal worden geschaad.

Overige gronden

11. Eiser heeft aangevoerd dat de sociëteit al om 10:00 uur open mag. Dit is volgens eiser in strijd met artikel 2.34b van de APV. Dit artikel bepaalt dat dat pas om 12:00 uur mag. Ook mag de sociëteit tot 2:00 uur openblijven, terwijl dit in de APV alleen mag voor een paracommercieel rechtspersoon met podiumfunctie. De sociëteit heeft volgens eiser echter geen podiumfunctie.
12. De rechtbank merkt op dat de burgemeester terecht aansluiting heeft gezocht bij de schenktijden voor paracommerciële inrichtingen. De sociëteit kan naar haar statutaire doelen worden aangemerkt als jongerensociëteit met podiumfunctie in de zin van artikel 2.34b, eerste lid, van de APV. Dit is voor deze sociëteit bevestigd in de procedure tegen de vorige exploitatievergunning. [6] Eiser heeft ook niets aangevoerd wat de rechtbank doet twijfelen aan dit standpunt. De sociëteit richt zich ook op activiteiten voor de jeugd boven de 18 jaar. Deze activiteiten vinden in de avond plaats, daaraan is niets gewijzigd. Verder leest de rechtbank de bepaling uit de APV zo, dat hierin wordt bepaald dat tussen de daarin genoemde tijden
alcoholischedranken geschonken mogen worden. De sociëteit schenkt alleen in de avond, dus voor de jeugd boven 18 jaar, alcoholische dranken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de exploitatievergunning op dit punt niet in strijd met de APV is verleend.
13. Tot slot heeft eiser aangevoerd dat de locatie van de sociëteit niet geschikt is voor feesten. Het is een oud, afgekeurd gebouw, wat geluid lekt en op nog geen vijf meter van hun woonperceel is gelegen. De burgemeester betwist dit standpunt van eiser. Tegenover deze betwisting heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het gebouw ongeschikt is voor de activiteiten van de sociëteit en daardoor bijdraagt aan de overlast. Deze beroepsgrond treft daarom geen doel.
Conclusie
14. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester de exploitatievergunning op zorgvuldige wijze heeft verleend en voldoende heeft toegelicht dat de verleende vergunning geen gevolgen heeft die voor eiser onevenredig zijn.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat vergunninghouder gebruik mag blijven maken van zijn exploitatievergunning. Eiser zal daarom enige overlast van de sociëteit moeten dulden. Hij kan de gemeente zo nodig vragen om handhavend op te treden. De rechtbank brengt nog in herinnering dat op de zitting ook is besproken dat overleg en het maken van afspraken met het bestuur van de sociëteit mogelijk kan helpen om minder overlast te ervaren.
16. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2025.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De bepalingen uit de APV 2015 die voor de beoordeling van belang zijn, zijn identiek aan de bepalingen in de nieuwe APV die vanaf 26 oktober 2023 geldig is.
2.Dit volgt uit artikel 1.8 van de APV.
3.Dit volgt uit artikel 2:28a aanhef en onderdeel a van de APV.
4.Dit volgt uit artikel 2:28a aanhef en onderdeel d van de APV.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 3 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1403.
6.Zie de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 20 mei 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2590.