ECLI:NL:RBMNE:2025:5253

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 24/7798
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot herziening van WIA-uitkering en belangenafweging door het Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 5 september 2025, wordt het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld, waarin het Uwv heeft besloten om de toerekening en het verhaal van de WIA-uitkering van een ex-werkneemster van eiseres, [eiseres] B.V., niet volledig met terugwerkende kracht te herzien. Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het Uwv in het bestreden besluit de belangen van eiseres onvoldoende heeft meegewogen, waardoor het besluit niet berust op een evenwichtige belangenafweging en deugdelijke motivering. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat het Uwv in beroep alsnog de belangen van eiseres voldoende heeft meegewogen. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft beslist dat de toerekening en het verhaal van de WIA-uitkering niet met volledig terugwerkende kracht hoefde te worden herzien. Eiseres krijgt een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7798

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: H. Özbakir),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. M. van der Feer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van het Uwv om de toerekening en het verhaal van de uitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering) die de ex-werkneemster van eiseres heeft ontvangen, niet volledig met terugwerkende kracht te herzien. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan, die de rechtbank beoordeelt.
1.1
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het Uwv in het bestreden besluit de belangen van eiseres onvoldoende kenbaar heeft meegewogen. Het bestreden besluit berust daarom niet op een evenwichtige belangenafweging en deugdelijke motivering. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, omdat het Uwv in beroep alsnog de belangen van eiseres voldoende kenbaar heeft meegewogen en hiermee dus een goede motivering heeft gegeven voor het besluit. Het Uwv heeft dus terecht beslist dat het Uwv de toerekening en het verhaal van de WIA-uitkering niet met volledig terugwerkende hoefde te herzien. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Voorgeschiedenis en besluitvorming

2. Eiseres is eigen risicodrager voor de Wet WIA. Dit betekent dat het Uwv WIA-uitkeringen in de vorm van een WGA-uitkering [1] ten behoeve van ex-werknemers van eiseres voorschiet en daarna verhaalt op eiseres. WIA-uitkeringen in de vorm van een IVA-uitkering [2] worden niet verhaald op eigen risicodragers. Een ex-werkneemster van eiseres, [A] , heeft over de periode van 21 november 2016 tot 20 november 2018 een WGA-uitkering [3] ontvangen. Per 20 november 2018 is de WGA-uitkering omgezet in een IVA-uitkering. Het Uwv heeft met het besluit van 31 oktober 2023 (het toerekeningsbesluit) bepaald dat deze WGA-uitkering voor rekening van eiseres komt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar heeft dit bezwaar ingetrokken.
2.1
Met het besluit van 10 februari 2024 heeft het Uwv beslist dat de toegekende WGA-uitkering op eiseres wordt verhaald. Eisers heeft daartegen bezwaar gemaakt en heeft aangevoerd dat dit bezwaarschrift tevens beschouwd moet worden als een verzoek om terug te komen op het toerekeningsbesluit. Het Uwv heeft met het besluit van 22 juli 2024 (het primaire besluit) beslist dat zij hier niet op terugkomt. Eiseres heeft ook bezwaar gemaakt tegen dat besluit.
2.2
Met het bestreden besluit van 29 oktober 2024 op de bezwaren van eiseres is het Uwv bij die besluiten gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend verweerschrift. Eiseres heeft een aanvullende reactie ingediend.
2.3
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Grondslag van het bestreden besluit
3. Het Uwv legt aan het bestreden besluit ten grondslag dat zij niet met terugwerkende kracht terugkomt op het besluit van 31 oktober 2023 inzake de toerekening van de WGA-uitkering van de ex-werkneemster op eiseres. Ten tijde van het indienen van het verzoek om terug te komen op het besluit van 31 oktober 2023, op 18 maart 2024, was namelijk geen sprake van een novum. De uitsluitingsgrond waar eiseres zich op beroept (te weten: artikel 84 van de Wet WIA zoals die gold op 21 november 2016) had destijds in de bezwaarprocedure aangevoerd kunnen worden. Eiseres heeft dit bezwaar zelf ingetrokken. Op grond van de geldende jurisprudentie dient wel per 18 maart 2024 (de datum van het herzieningsverzoek) herziening voor de toekomst plaats te vinden. Maar aangezien de toerekening en het verhaal per de datum van toekenning van de IVA-uitkering (20 november 2018) reeds is geëindigd, is er geen reden voor herziening van de toerekening en het verhaal van de WGA-uitkering.
Toetsingskader
4. Uit jurisprudentie volgt dat als een oorspronkelijk besluit onmiskenbaar onjuist is, een belangenafweging moet worden gemaakt bij de beoordeling of de afwijzing van een verzoek om terug te komen van dat besluit evident onredelijk is. Het beleid dat alleen bij bijzondere omstandigheden terugwerkende kracht wordt gegeven aan de correctie van een onmiskenbaar onjuist toerekeningsbesluit is volgens de Raad niet aanvaardbaar. [4]
Beoordeling van de beroepsgronden van eiseres
5. Eiseres voert aan dat het Uwv de toerekening en het verhaal van de aan de ex-werkneemster toegekende WGA-uitkering volledig met terugwerkende kracht moet worden herzien. Het toerekeningsbesluit is namelijk evident onjuist. Het Uwv heeft in het bestreden besluit de belangen van eiseres niet evenwichtig afgewogen. Bovendien zijn het toerekeningsbesluit en het verhaalsbesluit genomen binnen de periode van vijf jaar voor het herzieningsverzoek. Eiseres heeft tijdens de zitting aangevoerd dat haar subsidiaire grond - dat het Uwv moet herzien vanaf het verhaalsbesluit van 10 februari 2024 - niet langer geldt.
5.1
De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat het toerekeningsbesluit van 31 oktober 2023 evident onjuist is. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar heeft dit bezwaar ingetrokken. De rechtbank overweegt dat het toerekeningsbesluit van 31 oktober 2023 hiermee in rechte vaststaat en dat eiseres aan haar verzoek van 18 maart 2024 om terug te komen van dat besluit geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. Het Uwv mocht dit verzoek dan ook in beginsel met overeenkomstige toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) afwijzen met verwijzing naar het toerekeningsbesluit. [5] Ter beoordeling staat of het bestreden besluit evident onredelijk is voor zover het Uwv geweigerd heeft om terug te komen op de toerekening aan eiseres van de WGA-uitkering van de ex-werkneemster en of het Uwv de belangen van eiseres hierbij voldoende kenbaar heeft meegewogen.
5.2
De rechtbank stelt vast dat het Uwv in het bestreden besluit geen belangenafweging heeft verricht. Als reden voor het niet herzien met terugwerkende kracht is enkel genoemd dat geen sprake is van nova. Ook is genoemd dat eiseres destijds bezwaar heeft gemaakt tegen het toerekeningsbesluit en dit bezwaar zelf later heeft ingetrokken. De rechtbank overweegt dat dit aspect inderdaad één van de factoren is waaraan betekenis toegekend mag worden in het kader van de belangenafweging. Een andere factor is de omstandigheid dat een werkgever als gevolg van een onmiskenbaar onjuist besluit van het Uwv financieel nadeel heeft geleden. [6] Hierover staat niets in het bestreden besluit en de rechtbank ziet ook niet dat er een afweging van de verschillende belangen heeft plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat de belangen van eiseres onvoldoende kenbaar zijn meegewogen. Het bestreden besluit berust daarom niet op een evenwichtige belangenafweging en deugdelijke motivering. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
5.3
Vervolgens moet de rechtbank beoordelen wat de gevolgen zijn van de vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank doet dit aan de hand van het aanvullende verweerschrift en de toelichting van het Uwv op de zitting. Het Uwv heeft in het aanvullend verweerschrift aangegeven dat het naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 20 november 2024 ruimte ziet om de toerekening en het verhaal te herzien voor maximaal vijf jaar voorafgaand aan het herzieningsverzoek, dus vanaf 18 maart 2019. Feitelijk leidt dit echter niet tot een herziening, omdat de uitkering al sinds 20 november 2018 niet meer aan eiseres is toegerekend door de omzetting in een IVA-uitkering. Dit standpunt van het Uwv is gebaseerd op het nieuwe beleid van 12 februari 2025, dat tijdens de zitting is overgelegd. Voor herziening met volledige terugwerkende kracht ziet het Uwv in het geval van eiseres geen reden. Het Uwv heeft de belangen afgewogen. Daarbij heeft het Uwv het financiële belang van de werkgever niet in het nadeel van eiseres meegewogen. Wel heeft het Uwv waarde gehecht aan het aspect dat eiseres het bezwaar tegen het toerekeningsbesluit heeft ingetrokken. De rechtbank kan deze belangenafweging volgen. De rechtbank kan ook volgen dat het Uwv voor de beperking tot vijf jaar is aangesloten bij uitspraken van de Raad over verjaring van aanspraken jegens de overheid. [7] De rechtbank overweegt dat niet uit de uitspraak van de Raad van 20 november 2024 volgt dat volledige met terugwerkende kracht moet worden herzien, want dan zou geen belangenafweging nodig zijn. Eiseres heeft geen specifieke bijzondere omstandigheden aangevoerd waarom met meer dan vijf jaar terugwerkende kracht moet worden herzien. Tot slot heeft het Uwv tijdens de zitting toegelicht dat de termijn van vijf jaar wordt berekend vanaf de datum van het verzoek van de werkgever om terug te komen van het toerekeningsbesluit. Het gaat om de periode waarop de uitkering betrekking had en niet of de uitkering in die periode is betaald of om wanneer het toerekeningsbesluit is genomen of meegedeeld. De rechtbank kan deze afweging ook volgen.
5.4
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten. Het Uwv heeft namelijk in beroep alsnog de belangen van eiseres voldoende kenbaar meegewogen en hiermee dus een goede motivering gegeven voor het besluit. De rechtbank komt tot het oordeel dat het Uwv de periode om met terugwerkende kracht te herzien heeft kunnen beperken tot vijf jaar. Aangezien er gedurende die vijf jaar geen WGA-uitkering voor rekening van eiseres is gekomen, is er geen reden om terug te komen op het toerekeningsbesluit. Het Uwv heeft dus terecht beslist dat het Uwv de toerekening en het verhaal van de WIA-uitkering niet met volledig terugwerkende hoefde te herzien. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit niet op een evenwichtige belangenafweging en deugdelijke motivering berust. [8] De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. [9] De rechtbank heeft dit in overweging 5.3 en 5.4 van deze uitspraak uitgelegd. Dat betekent dat de inhoud van het bestreden besluit niet verandert en het Uwv dus terecht heeft beslist dat het Uwv de toerekening en het verhaal van de WIA-uitkering niet hoefde te herzien.
6.1
Omdat het beroep gegrond is, moet het Uwv het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen [10] . Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 29 oktober 2024;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr.R. van Manen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.WGA staat voor werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
2.IVA staat voor inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten.
3.Dit was een loongerelateerde uitkering.
4.Zie onder meer de uitspraak van de de Raad van 20 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2178.
5.Dit volgt uit de uitspaak van de Raad van 20 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2178.
6.Dit volgt uit de uitspaak van de Raad van 20 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2178.
7.Uitspraak van de Raad van 19 oktober 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1989 en uitspraak van de raad van 23 augustus 2017, ECLI:N::CRVB:2017:2900.
8.Artikel 7:11 Awb.
9.Dit kan met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, Awb.
10.Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.