ECLI:NL:RBMNE:2025:5252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/1828
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over de toekenning van een Ziektewet-uitkering aan eiseres na beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 22 augustus 2025, wordt de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld, waarbij aan eiseres vanaf 24 oktober 2023 geen Ziektewet (ZW) uitkering is toegekend. De ex-werkgever van eiseres, die eigenrisicodrager is voor de Ziektewet, heeft op 29 mei 2024 het Uwv verzocht om te beslissen dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering, onderbouwd met een verklaring van de bedrijfsarts. Deze verklaring stelt dat eiseres op de beoordelingsdatum arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk. Het Uwv heeft dit verzoek gehonoreerd, wat eiseres betwistte door middel van een beroepsprocedure.

De rechtbank heeft de zaak op 28 juli 2025 behandeld en vastgesteld dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep, ondanks de argumenten van de ex-werkgever over niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, waaronder de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek en de inhoudelijke beoordeling van haar medische klachten. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat de medische rapporten aan de vereisten voldoen en de klachten van eiseres niet leiden tot arbeidsongeschiktheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1828

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J. Achterveld),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. R.M.H. Rokebrand),
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Staat der Nederlanden(de ex-werkgever)
(gemachtigde: N.M. Vastenburg).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing van het Uwv om aan eiseres vanaf 24 oktober 2023 geen uitkering op grond van de Ziektewet (ZW-uitkering) toe te kennen. De ex-werkgever van eiseres is eigenrisicodrager voor de Ziektewet en heeft het Uwv op 29 mei 2024 verzocht om te beslissen dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering. Dit verzoek is onderbouwd met een verklaring van de bedrijfsarts, die aangeeft dat eiseres op 24 oktober 2023 arbeidsgeschikt is voor haar eigen werk. Volgens het Uwv kan eiseres in staat worden geacht om 'haar arbeid' te verrichten, waardoor zij geen recht heeft op een ZW-uitkering. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het Uwv aan eiseres terecht geen ZW-uitkering heeft toegekend.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het Uwv terecht geen ZW-uitkering aan eiseres heeft toegekend. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Voorgeschiedenis en besluitvorming

2. Eiseres was van 22 april 2008 tot 24 oktober 2023 werkzaam als [functie] bij de ex-werkgever. Aanvankelijk werd zij op 24 oktober 2023 op staande voet ontslagen, maar dit is op 6 februari 2024 omgezet naar een ontslag met wederzijds goedvinden op initiatief van de ex-werkgever. Eiseres heeft zich op 24 oktober 2023 ziek gemeld bij de ex-werkgever. De ex-werkgever is eigenrisicodrager voor de Ziektewet en heeft het Uwv op 29 mei 2024 verzocht om te beslissen dat eiseres geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat eiseres geschikt is voor haar eigen werk. Het Uwv is hiertoe overgegaan met het besluit van 4 juni 2024. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
2.1 Met het bestreden besluit van 23 januari 2025 op het bezwaar van eiseres is het Uwv bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft aanvullende gronden en een aanvullend stuk ingediend. De ex-werkgever heeft zienswijzen ingediend. Het Uwv heeft op 15 april 2025 gereageerd met een verweerschrift en een aanvullend rapport van de arts bezwaar en beroep van 11 juni 2025.
2.2
De rechtbank heeft het beroep op 28 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het Uwv en de gemachtigde van de ex-werkgever, vergezeld door arts-gemachtigde [A] .

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid
3. De rechtbank stelt voorop dat zij ambtshalve moet beoordelen of eiseres als belanghebbende in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt. De ex-werkgever heeft in dit kader naar voren gebracht dat eiseres niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat zij zich niet aan de onderling gemaakte afspraak in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst heeft gehouden. Eiseres en de ex-werkgever hebben elkaar toen finale kwijting verleend.
3.1
De rechtbank stelt vast dat het Uwv het besluit aan eiseres heeft geadresseerd en dat de inhoud van het besluit voor eiseres op rechtsgevolg is gericht. Dit staat los van eventueel gemaakte civielrechtelijke afspraken. Dat de ex-werkgever en eiseres afspraken hebben gemaakt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, die de ex-werkgever onder dwaling zou zijn aangegaan, maakt niet dat eiseres niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in deze procedure. De rechtbank oordeelt dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep.
Toetsingskader
Geheimhouding
4. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de ex-werkgever te verstrekken. De rechtbank zal daarom de motivering van haar oordeel voor zover nodig en mogelijk beperken om te voorkomen dat deze gegevens via deze uitspraak alsnog openbaar worden.
Ziektewet
4.1
Als sprake is van een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken en de verzekerde hierdoor ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid dan heeft degene recht op een ZW-uitkering. [1]
4.2
Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van (verzekerings)artsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
 zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
 bevatten geen tegenstrijdigheden;
 zijn voldoende begrijpelijk.
De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop eiser zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
Beoordelingsdatum
4.3
De rechtbank benadrukt verder dat bij deze beoordeling van belang is dat het gaat om de medische situatie van eiseres op de zogenaamde datum in geding, de beoordelingsdatum. Deze datum is 24 oktober 2023.
Beoordeling van de beroepsgronden van eiseres
Zorgvuldigheid
5. Tijdens de zitting is komen vast te staan dat geen discussie (meer) bestaat over de beoordelingsdatum. Eiseres heeft tijdens de zitting toegelicht dat haar beroepsgrond - inhoudende dat het onderzoek op 5 december 2024 niet zorgvuldig was omdat er gevraagd werd naar de huidige situatie van eiseres en niet de situatie op de beoordelingsdatum - ingetrokken kan worden beschouwd. Eiseres heeft wel in het kader van de zorgvuldigheid aangevoerd dat zij niet is gezien door een verzekeringsarts en dat dit eveneens tot een onzorgvuldig onderzoek leidt.
5.1
Het Uwv heeft tijdens de zitting toegelicht dat in deze zaak het schattingsbesluit niet van toepassing is en dat de beoordeling daarom door een arts kan.
5.2
De rechtbank stelt vast dat het in deze zaak gaat om het toekennen van een ZW-uitkering op grond van artikel 19 van de ZW en dat geen sprake is van een theoretische schatting op grond van het Schattingsbesluit. De enkele omstandigheid dat in bezwaar het onderzoek is verricht door een arts die in opleiding was tot specialist verzekeringsgeneeskunde kan niet leiden tot de conclusie dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [2] De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende diepgaand en zorgvuldig onderzoek. Eiseres is fysiek gezien tijdens het spreekuur door de arts bezwaar en beroep in opleiding tot verzekeringsarts (de arts) en er is medische informatie opgevraagd uit de curatieve sector en betrokken in de besluitvorming. De beroepsgrond slaagt niet.
Inhoudelijke medische beoordeling
6. Eiseres voert aan dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Dit geldt voor alle klachten. Zij verwijst ter onderbouwing naar de medische informatie.
6.1
Het Uwv voert aan dat in het rapport van de arts van 5 december 2024 aandacht wordt besteed aan elke klacht. En er wordt per klacht aangegeven waarom deze niet tot arbeidsongeschiktheid leidt. Medisch inhoudelijk brengt eiseres niets nieuws in.
6.2
De rechtbank stelt vast dat de arts in het rapport van 5 december 2024 ingaat op de lichamelijke en fysieke klachten van eiseres. In het rapport motiveert de arts dat de ervaren psychische klachten op de beoordelingsdatum van 24 oktober 2023 niet kunnen leiden tot het niet kunnen functioneren in de maatstaf (haar eigen werk). Hij motiveert dit door te verwijzen naar medische informatie die gedateerd is rondom de beoordelingsdatum en medische informatie die gedateerd is enkele maanden na de beoordelingsdatum, tezamen met zijn bevindingen uit het afgenomen eigen onderzoek tijdens het spreekuur. Ten aanzien van de lichamelijke klachten motiveert de arts dat deze eveneens niet kunnen leiden tot het niet kunnen functioneren in het eigen werk. De rechtbank kan de motivering volgen. Dat eiseres op zitting heeft verklaard dat zij recent een behandeling heeft moeten staken, vanwege haar ernstige medische situatie, kan worden afgeleid uit stukken van ver na de beoordelingsdatum. Om die reden kan deze informatie in deze procedure niet betrokken worden. De rechtbank concludeert dat de arts in het rapport van 5 december 2024 begrijpelijk en concreet motiveert hoe hij tot de beoordeling is gekomen. De rechtbank kan het medisch oordeel volgen. Eiseres heeft geen medische stukken ingebracht om hiermee het gemotiveerde standpunt van de arts te weerleggen. Eiseres heeft dan ook onvoldoende twijfel gezaaid dat het medisch oordeel onjuist is.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht aan eiseres geen ZW-uitkering heeft toegekend. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. ing. A. Rademaker, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 19 Ziektewet.
2.Zie onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 13 februari 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BC4324, de uitspraak van de Raad van 23 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2903 en de uitspraak van de Raad van 25 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1543.