ECLI:NL:RBMNE:2025:4965

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
17 september 2025
Zaaknummer
11786538
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer na onderzoek naar ongewenst gedrag, zonder vaststelling van ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 september 2025 uitspraak gedaan in een ontbindingsverzoek van de werkgever, Stichting Zorgspectrum, tegen een werknemer, mevrouw [verweerster]. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond, na een melding van ongewenst gedrag door de werknemer. De werknemer heeft zich niet verzet tegen de ontbinding, maar vroeg wel om een billijke vergoeding en een transitievergoeding. De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding toegewezen, omdat er een verstoorde arbeidsverhouding was, en heeft bepaald dat de arbeidsovereenkomst per 1 november 2025 eindigt. De werkgever is verplicht om een transitievergoeding van € 4.922,04 bruto te betalen, maar de kantonrechter heeft de aanvraag voor een billijke vergoeding afgewezen, omdat er geen ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever is vastgesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever zorgvuldig heeft gehandeld in het onderzoek naar de melding van ongewenst gedrag en dat de werknemer niet constructief heeft meegewerkt aan een oplossing. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke grond voor ontbinding en de voorwaarden waaronder een billijke vergoeding kan worden toegekend.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer / rekestnummer: 11786538 \ UE VERZ 25-205
Beschikking van 22 september 2025
in de zaak van
STICHTING ZORGSPECTRUM,
gevestigd te Nieuwegein,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Zorgspectrum,
gemachtigde: mr. P.W.H.M. Willems,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: mevrouw [verweerster] ,
gemachtigde: mr. J.B.A.M.E. Leushuis.

1.De zaak in het kort

1.1.
In deze zaak verzoekt Zorgspectrum om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met mevrouw [verweerster] . Mevrouw [verweerster] heeft zich daar niet tegen verzet, maar zij verzoekt om een billijke vergoeding en een transitievergoeding. De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek toe omdat er een redelijke grond is voor ontbinding, te weten een verstoorde arbeidsverhouding. De arbeidsovereenkomst zal daarom eindigen per
1 november 2025. De kantonrechter zal bepalen dat Zorgspectrum de wettelijke transitievergoeding moet betalen. Een billijke vergoeding wordt afgewezen omdat de ontbinding niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift met bijlagen
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota’s van de gemachtigden.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2025. Namens Zorgspectrum waren aanwezig [A] , [functie 1] en leidinggevende van mevrouw [verweerster] , en [B] , [functie 2] , bijgestaan door mr. Willems, de gemachtigde. Mevrouw [verweerster] was aanwezig met haar echtgenoot en haar dochter. Zij werd bijgestaan door
mr. Leushuis, haar gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat is besproken. Aan het einde van de mondelinge behandeling is bepaald dat vandaag de beschikking wordt gegeven.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
Mevrouw [verweerster] is sinds 1 juni 2021 in dienst bij Zorgspectrum. De functie van mevrouw [verweerster] is [functie 3] met een loon van € 2.503,12 bruto per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg (hierna: de cao) van toepassing.
3.2.
Zorgspectrum verleent ouderenzorg op verschillende locaties in de regio Nieuwegein. Mevrouw [verweerster] werkt voor het onderdeel ‘ [organisatieonderdeel] ’ binnen het team ‘ [team] ’, op de locatie in [plaats] (hierna: locatie [locatie] ).
3.3.
In januari 2025 heeft [A] , de leidinggevende van mevrouw [verweerster] , een melding gekregen dat volgens een bewoner door mevrouw [verweerster] ongepast gedrag heeft plaatsgevonden. [A] heeft daarover, samen met [functie 4] [C] , op 24 januari 2025 met mevrouw [verweerster] een gesprek gevoerd. In dit gesprek heeft [A] verteld dat mevrouw [verweerster] volgens een bewoner tijdens het douchen van de bewoner ongepaste (seksuele) handelingen zou hebben verricht. [A] heeft mevrouw [verweerster] meegedeeld dat daarom een onderzoek naar de melding zal worden verricht en dat zij per direct op non-actief wordt gezet. [A] heeft diezelfde dag de non-actiefstelling per brief aan mevrouw [verweerster] bevestigd en het team van het [locatie] (circa 30 medewerkers) per e-mail op de hoogte gesteld. In deze e-mail staat dat een cliënt een signaal van grensoverschrijdend gedrag heeft gegeven waarbij mevrouw [verweerster] betrokken zou zijn, dat een onderzoek door een externe partij zal volgen en dat mevrouw [verweerster] gedurende dit onderzoek op non-actief is gesteld.
3.4.
Mevrouw [verweerster] heeft zich op 6 februari 2025 ziekgemeld.
3.5.
Zorgspectrum heeft op 21 februari 2025 de gespreksverslagen ontvangen van de interviews die de externe onderzoeker, [D] , heeft gehouden met de bewoner die de melding had gedaan en met mevrouw [verweerster] . Zorgspectrum heeft mevrouw [verweerster] daarna uitgenodigd voor een gesprek.
3.6.
Omdat een gesprek voor mevrouw [verweerster] niet mogelijk bleek, heeft Zorgspectrum mevrouw [verweerster] per brief van 13 maart 2025 geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek en het vervolg. Volgens Zorgspectrum kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag door mevrouw [verweerster] , ook al blijft de bewoner bij de melding. Zorgspectrum heeft in de brief meegedeeld dat met onmiddellijke ingang de vrijstelling van werkzaamheden van mevrouw [verweerster] wordt beëindigd maar dat het in het belang van alle betrokkenen is dat mevrouw [verweerster] niet terugkeert naar het [locatie] . Zorgspectrum heeft mevrouw [verweerster] daarom gevraagd om een top 3 te maken van de locaties waar zij bij voorkeur zou willen werken. Zorgspectrum heeft mevrouw [verweerster] daarbij laten weten dat [A] open staat voor een gesprek met haar, desgewenst met een mediator. Zorgspectrum heeft mevrouw [verweerster] in deze brief een minnelijke vertrekregeling voorgesteld mocht zij niet meer bij Zorgspectrum willen terugkeren.
3.7.
Mevrouw [verweerster] heeft daarna een klacht ingediend tegen [A] bij de Raad van Bestuur (RvB) van Zorgspectrum. Mevrouw [verweerster] heeft Zorgspectrum toen bericht dat zij het resultaat van de klacht wil afwachten voordat zij ingaat op de opties die Zorgspectrum heeft genoemd in de brief van 13 maart 2025.
3.8.
Op 24 maart 2025 heeft [E] , directeur [organisatieonderdeel] bij Zorgspectrum, mevrouw [verweerster] uitgenodigd voor een gesprek. Mevrouw [verweerster] heeft [E] in haar reactie van 28 maart 2025 onder meer laten weten dat zij eerst schriftelijke excuses wil voor het feit dat haar naam is genoemd in de e-mail van 24 januari 2025 en dat zij een door haar geaccordeerde uitleg aan de collega’s wil. Het gesprek met [E] moet volgens mevrouw [verweerster] begeleid worden door een onafhankelijke mediator.
3.9.
Op 14 mei 2025 heeft een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen [E] en mevrouw [verweerster] onder leiding van [F] als neutrale gespreksbegeleider. Mevrouw [verweerster] heeft in dit gesprek gezegd dat zij niet meer terug wil naar Zorgspectrum en dat zij geen vertrouwen meer heeft in Zorgspectrum. Afgesproken is dat Zorgspectrum een concept-tekst voor een excuus en een rehabilitatiebericht zou maken dat na akkoord van mevrouw [verweerster] zal worden gedeeld met de geadresseerden van de e-mail van 24 januari 2025.
3.10.
De bedrijfsarts heeft in haar rapportage van 4 juni 2025 voorgesteld dat mevrouw [verweerster] start met spoor 2, op zoek naar eigen werk bij een andere werkgever. Volgens de bedrijfsarts kan mevrouw [verweerster] terugkeren naar het eigen werk, maar zijn er knelpunten bij de werkgever.
3.11.
Op 16 juni 2025 heeft [E] vanuit Zorgspectrum een rehabilitatiemail verstuurd naar de geadresseerden van de e-mail van 24 januari 2025, met een kopie aan mevrouw [verweerster] .

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. [1] Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In de wet is bepaald wat een redelijke grond is. [2] Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. [3]
4.2.
Er is sprake van een opzegverbod (tijdens ziekte), maar dit staat niet in de weg aan het verzoek tot ontbinding omdat de kantonrechter niet is gebleken dat het ontbindingsverzoek enig verband houdt met de arbeidsongeschiktheid.
Het ontbindingsverzoek op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) slaagt
4.3.
Volgens Zorgspectrum is de arbeidsverhouding verstoord. [4] Een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst bestaat wanneer de arbeidsverhouding zodanig (ernstig en/of duurzaam) is verstoord dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [5]
4.4.
Partijen zijn het erover eens dat de arbeidsverhouding tussen Zorgspectrum en mevrouw [verweerster] zodanig is verslechterd dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. Zowel Zorgspectrum als mevrouw [verweerster] hebben gesteld dat zij geen vertrouwen meer hebben in een vruchtbare samenwerking. Volgens Zorgspectrum heeft mevrouw [verweerster] zich niet constructief opgesteld en heel duidelijk verwoord dat zij niet langer bij Zorgspectrum wil werken. Mevrouw [verweerster] stelt dat Zorgspectrum ernstig verwijtbaar heeft gehandeld waardoor een terugkeer voor haar is uitgesloten. Uit het procesdossier blijkt voldoende dat de verhoudingen verstoord zijn en dat vanuit mevrouw [verweerster] bezien daarvan al op 24 januari 2025 sprake was, door het gesprek met [A] en [C] en de e-mail van Zorgspectrum aan het team. Eind maart 2025, nadat Zorgspectrum op basis van het onderzoek had geconcludeerd dat grensoverschrijdend gedrag door mevrouw [verweerster] niet kon worden vastgesteld heeft mevrouw [verweerster] een klacht tegen [A] ingediend. Daarna heeft mevrouw [verweerster] tijdens het bemiddelingsgesprek met [E] op 14 mei 2025 gezegd dat zij absoluut niet terug wil naar Zorgspectrum. Mevrouw [verweerster] wilde daarna in de rehabilitatiemail aan de team-collega’s expliciet vermeld hebben dat zij niet als zorgmedewerker zou terugkeren naar Zorgspectrum. De kantonrechter is daarom van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de arbeidsverhoudingen ernstig en duurzaam zijn verstoord waardoor van Zorgspectrum niet langer gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Dit betekent dat er een redelijke grond is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Herplaatsing van mevrouw [verweerster] ligt vanwege de aard van de verstoring en wat in het kader van een werkhervatting al is geprobeerd niet in de rede. De ontbinding wordt dan ook toegewezen, onder toekenning van de transitievergoeding (waar in rechtsoverweging 4.16 nader over wordt overwogen).
Zorgspectrum heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld tegenover mevrouw [verweerster]
4.5.
Partijen verschillen van mening of Zorgspectrum ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Dat is van belang voor de datum van ontbinding en het toewijzen van een billijke vergoeding.
4.6.
Volgens mevrouw [verweerster] is sprake van ernstig verwijtbaar handelen van Zorgspectrum. Daarom verzoekt zij bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst een billijke vergoeding van € 50.000,00 bruto. Mevrouw [verweerster] stelt dat Zorgspectrum in het gesprek op 24 januari 2025 zonder voorbehoud heeft gezegd dat door haar grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden. Ook is het volgens mevrouw [verweerster] verwijtbaar dat Zorgspectrum direct na het gesprek op 24 januari 2025 een email heeft verstuurd naar het team waarin staat dat zij betrokken was bij seksueel overschrijdend gedrag. Daarna heeft Zorgspectrum mevrouw [verweerster] niet meer geïnformeerd over het onderzoek of iets van zich laten horen, zoals door het sturen van een bloemetje of een kaartje, waardoor mevrouw [verweerster] zich aan haar lot overgelaten voelde. Zorgspectrum heeft de situatie daardoor laten escaleren. De non-actiefstelling is pas half maart 2025 opgeheven in plaats van op 9 februari 2025 zoals Zorgspectrum had aangekondigd. Verder is Zorgspectrum tegen beter weten in blijven aandringen op een gesprek terwijl Zorgspectrum wist dat mevrouw [verweerster] niet wilde terugkeren naar haar werkplek.
4.7.
Zorgspectrum heeft betwist dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling hun standpunten verder toegelicht.
4.8.
Van ernstige verwijtbaarheid is alleen sprake in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt. Bij de beoordeling of de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. [6]
4.9.
Niet in geschil is dat Zorgspectrum een melding van grensoverschrijdend gedrag door een bewoner van haar instelling zorgvuldig moet onderzoeken. De kantonrechter stelt vast dat mevrouw [verweerster] tegen de inhoud van het onderzoek naar de melding geen verweer heeft gevoerd, maar wel tegen de duur van het onderzoek en de wijze waarop Zorgspectrum over het onderzoek en de melding heeft gecommuniceerd. De kantonrechter zal dit hierna beoordelen.
- het gesprek op 24 januari 2025
4.10.
Mevrouw [verweerster] stelt dat [A] in het gesprek op 24 januari 2025 haar heeft gezegd dat zij de bewoner gelooft, namelijk dat mevrouw [verweerster] grensoverschrijdend gedrag heeft verricht. De kantonrechter heeft dit op basis van het dossier en wat op de zitting is verteld, niet kunnen vaststellen. Uit het verslag van dit gesprek, waarbij ook [functie 4] [C] aanwezig was, blijkt dit niet en in de schriftelijke reactie van de gemachtigde van mevrouw [verweerster] op dit verslag wordt ook niet gesteld dat [A] dit zou hebben gezegd. Tijdens de zitting heeft [A] dit ook uitdrukkelijk ontkend. Daarom acht de kantonrechter het niet aannemelijk dat dit is gezegd. Mogelijk is er iets gezegd over de geloofwaardigheid van de verklaring om het nader onderzoek toe te lichten, maar daarmee is niet gezegd dat de bewoner en niet mevrouw [verweerster] werd geloofd. Nu mevrouw [verweerster] geen nader bewijs van haar stelling heeft aangeboden wordt deze gepasseerd.
- de e-mail van 24 januari 2025
4.11.
De kantonrechter begrijpt dat het gesprek over de melding van een bewoner voor mevrouw [verweerster] heel hard is aangekomen en dat de melding voor haar allerlei ongewenste gevolgen heeft gehad, zoals dat over haar gepraat wordt door die bewoner en door collega’s. De kantonrechter kan echter niet vaststellen dat deze ongewenste gevolgen zijn veroorzaakt door het vermelden van haar naam in de e-mail van 24 januari 2025 waarmee [A] het team over het onderzoek naar de melding heeft geïnformeerd. De ongewenste gevolgen van de melding voor mevrouw [verweerster] kunnen daarom niet voor rekening van Zorgspectrum worden gebracht. Het is wel duidelijk dat [A] deze e-mail, ook gelet op de correcties daarop in de rehabilitatiemail van 16 juni 2025, wat diplomatieker had kunnen formuleren, maar de kantonrechter deelt niet het standpunt van mevrouw [verweerster] dat Zorgspectrum met de verspreiding van de e-mail van 24 januari 2025 aan het team ten opzichte van haar ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Er staan geen onwaarheden in die mail, terwijl het verzenden van een bericht vanuit de organisatie gezien de beperkte omvang van de organisatie en mogelijke geruchten op zich niet als onjuist kan worden aangemerkt.
- het onderzoek
4.12.
De kantonrechter is van oordeel dat het onderzoek naar de melding voldoende voortvarend is geweest. Uit de verslagen van de interviews van de onderzoeker met de bewoner en met mevrouw [verweerster] blijkt dat de interviews op 13 en op 17 februari 2025 hebben plaatsgevonden. De gemachtigde van Zorgspectrum heeft tijdens de zitting toegelicht dat op grond van de toepasselijke klachtenregeling (bijlage productie 12 verzoekschrift) voor de afhandeling van een melding – anders dan bij een formele klacht – geen duidelijke termijn geldt. Gezien de impact van het onderzoek had het wel op de weg van Zorgspectrum gelegen om mevrouw [verweerster] meer duidelijkheid te geven over het tijdsverloop van het onderzoek. Mevrouw [verweerster] dan wel de door haar reeds ingeschakelde gemachtigde had daar echter ook zelf om kunnen vragen, dat heeft zij niet gedaan. Het onderzoek naar de melding was eind februari 2025 afgerond. Zorgspectrum heeft de uitkomst toen telefonisch aan mevrouw [verweerster] meegedeeld en geprobeerd met mevrouw [verweerster] in gesprek te gaan, maar dat wilde zij niet. Zorgspectrum heeft mevrouw [verweerster] vervolgens per brief van 13 maart 2025 geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek en haar gevraagd andere locaties door te geven waar zij zou willen werken. De kantonrechter volgt mevrouw [verweerster] niet in haar stelling dat Zorgspectrum de situatie heeft laten escaleren door twee weken te wachten met het instellen van het onderzoek. Het eerste interview heeft op 13 februari 2025 plaatsgevonden, drie weken na het gesprek op 24 januari 2025. De kantonrechter vindt dit niet te laat nu het gebruikelijk is dat met het opstarten van een onderzoek, zeker door een extern onderzoek(st)er, enige tijd gemoeid gaat. Ook het tijdsverloop tussen het gesprek op 24 januari 2025 en de telefonische uitslag van het onderzoek aan mevrouw [verweerster] eind februari 2025, ongeveer vier tot vijf weken, is naar het oordeel van de kantonrechter niet te lang. De kantonrechter begrijpt dat de periode tussen 24 januari 2025 en de telefonische uitslag van het onderzoek voor mevrouw [verweerster] een heel onzekere tijd moet zijn geweest maar dat betekent nog niet dat deze periode zodanig lang is geweest, dat gesproken moet worden van ernstig verwijtbaar handelen op dit punt.
- de non-actiefstelling/vrijstelling van werk
4.13.
Zorgspectrum heeft in de e-mail van 24 januari 2025 aan het team aangekondigd dat de non-actiefperiode is gesteld tot en met 9 februari 2025. Dat de non-actiefstelling langer heeft geduurd en pas op 13 maart 2025 is beëindigd lijkt meer te zijn veroorzaakt doordat het onderzoek pas eind februari 2025 was afgerond, mevrouw [verweerster] inmiddels was ziekgemeld en zij na het onderzoek niet met Zorgspectrum in gesprek wilde. Uit de correspondentie van de zijde van mevrouw [verweerster] blijkt ook niet dat na afronding van het onderzoek is verzocht de non-actiefstelling op te heffen. De kantonrechter kan dan ook niet vaststellen dat de periode van non-actiefstelling (die later door Zorgspectrum is aangeduid als ‘vrijstelling van werk’) zonder goede reden te lang is geweest.
4.14.
De overige kritiekpunten van mevrouw [verweerster] , die met name zien op de periode na het bemiddelingsgesprek op 14 mei 2025, onder meer over de financiële compensatie en het oordeel van de bedrijfsarts, toen de arbeidsverhouding al ernstig en duurzaam verstoord was, kunnen ook niet tot de conclusie leiden dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van Zorgspectrum. Door de verstoorde arbeidsverhouding tussen partijen worden in de brieven van Zorgspectrum zaken gelezen die daarin niet zijn terug te vinden. Bijvoorbeeld de stelling van mevrouw [verweerster] dat het advies van de bedrijfsarts in haar rapportage ‘snoeihard’ zou zijn voor Zorgspectrum. Dat kan de kantonrechter niet afleiden uit de opmerking van de bedrijfsarts in haar rapportage dat er ‘bij deze werkgever knelpunten zijn’. Ook de stelling tijdens de zitting dat Zorgspectrum nog steeds de lezing van de bewoner gelooft, is niet terug te lezen in de brief van Zorgspectrum van 13 maart 2025, waar mevrouw [verweerster] in de pleitnota naar heeft verwezen. Uit de bewoordingen van Zorgspectrum in deze brief ‘dat zij niet heeft kunnen vaststellen dat de beschreven situatie van grensoverschrijdend gedrag zich heeft voorgedaan en/of dat mevrouw [verweerster] daarbij betrokken is geweest’ kan naar het oordeel van de kantonrechter niet geconcludeerd worden dat Zorgspectrum de lezing van de bewoner gelooft, zoals mevrouw [verweerster] stelt.
4.15.
In de kritiekpunten van mevrouw [verweerster] ziet de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen oordelen dat de verstoorde arbeidsverhouding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Zorgspectrum. De impact van de melding en de non-actiefstelling voor mevrouw [verweerster] ziet de kantonrechter meer als een gevolg van het feit dat een klacht is ingediend dan als gevolg van een (verwijtbaar) handelen van Zorgspectrum. Zorgspectrum had de email van 24 januari 2025 zorgvuldiger kunnen formuleren, maar zij is daarop later teruggekomen in de rehabilitatiemail van
16 juni 2025. Het tijdsverloop tussen de email en de rehabilitatiemail is mede veroorzaakt doordat mevrouw [verweerster] niet meer in gesprek wilde, zodat dit niet uitsluitend aan Zorgspectrum kan worden verweten. De conclusie is dat de verstoorde arbeidsverhouding niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Zorgspectrum. Omdat een billijke vergoeding alleen kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever [7] zal het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding dus worden afgewezen.
De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden per 1 november 2025
4.16.
Omdat het verzoek tot ontbinding wordt ingewilligd en er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door Zorgspectrum, zal het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald op 1 november 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure. [8]
Zorgspectrum is aan mevrouw [verweerster] een transitievergoeding verschuldigd
4.17.
Partijen zijn het erover eens dat [verweerster] recht heeft op een transitievergoeding en dat die vergoeding berekend moet worden aan de hand van de door Zorgspectrum in het verzoekschrift genoemde loonbestanddelen (punt 9.2), in totaal € 3.341,19 bruto. Bij een einde dienstverband per 1 november 2025 bedraagt de transitievergoeding € 4.922,04 bruto. Het verzoek om Zorgspectrum te veroordelen tot betaling van die transitievergoeding wordt daarom toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de transitievergoeding wordt ook toegewezen, te rekenen vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, dus vanaf 1 december 2025.
Intrekkingsbevoegdheid
4.18.
Zorgspectrum hoeft geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken, omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden.
Doorbetalen van loon en het verstrekken van salarisspecificaties
4.19.
Mevrouw [verweerster] heeft in het verweerschrift gevraagd om Zorgspectrum te veroordelen tot betaling van de vergoedingen zoals omschreven in randnummer 9.2 van het verzoekschrift en tot afgifte van een salarisspecificatie waarin – onder meer – deze bedragen zijn verwerkt. Niet is gesteld of gebleken dat Zorgspectrum niet langer bereid is om het salaris en de aanvullende vergoedingen uit te betalen en over deze betalingen salarisspecificaties te verstrekken. Zorgspectrum is hiertoe al gehouden op grond van de arbeidsovereenkomst. Het is daarom niet duidelijk wat het belang van mevrouw [verweerster] is bij deze veroordeling. De kantonrechter zal daarom de gevraagde veroordeling tot het doen van deze betalingen en tot het verstrekken van salarisspecificaties afwijzen.
De buitengerechtelijke kosten en de daadwerkelijk proceskosten worden afgewezen.
4.20.
Omdat Zorgspectrum niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, is er geen reden om Zorgspectrum te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en/of de daadwerkelijke proceskosten, zoals zij heeft verzocht.
De proceskosten worden gecompenseerd
4.21.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat de aard van de zaak daartoe aanleiding geeft.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 november 2025,
5.2.
veroordeelt Zorgspectrum om aan mevrouw [verweerster] een transitievergoeding te betalen van € 4.922,04 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2025, tot aan de dag van de gehele betaling,
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.F.A. van Buitenen en in het openbaar uitgesproken mr. C.J.M. Hendriks op 22 september 2025.
40160

Voetnoten

1.Op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
2.Artikel 7:669 lid 3 BW.
3.Artikel 7:669 lid 1 BW.
4.Zie artikel 7:669 lid 3 onder g BW.
5.Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3 (MvT), p. 46.
6.Zie de uitspraak van de Hoge Raad van 21 januari 2022, te vinden op www.rechtspraak.nl, met nummer ECLI:NL:HR:2022:63 (
7.Zie artikel 7:671b lid 9 BW.
8.Zie artikel 7:671b lid 9 onder a BW.