ECLI:NL:RBMNE:2025:4919

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
UTR 23/6376
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de beëindiging van de ZW-uitkering van een zelfstandig kok met long-covid klachten

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 3 september 2025, wordt de zaak behandeld van een eiser die als zelfstandig kok werkzaam was en zich ziek meldde vanwege gezondheidsklachten gerelateerd aan long-covid. Eiser ontving aanvankelijk een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), maar na zijn ziekmelding werd zijn uitkering omgezet naar een Ziektewet (ZW) uitkering. Het UWV beëindigde deze ZW-uitkering op basis van een medisch en arbeidskundig onderzoek, waartegen eiser bezwaar maakte. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd, omdat eiser niet door een verzekeringsarts is gezien in de primaire fase en ook niet adequaat is onderzocht in de bezwaarfase. De rechtbank heeft een deskundige ingeschakeld die aanvullende beperkingen voor eiser heeft vastgesteld, maar concludeert dat eiser nog steeds in staat is om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, maar oordeelt dat het UWV wel het griffierecht en proceskosten moet vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldigheid in medische beoordelingen en de rol van deskundigen in dergelijke zaken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6376

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A.M. Staal),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Eiser werkte als zelfstandig kok in een restaurant voor gemiddeld 26,39 uur per week. Na afloop van zijn dienstverband ontving eiser vanaf 1 januari 2022 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 17 februari 2022 heeft eiser zich ziek gemeld bij het Uwv in verband met diverse gezondheidsklachten als gevolg van long-covid. Op 19 mei 2022 [1] heeft het Uwv de WW-uitkering van eiser beëindigd en aan eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2. In het kader van de eerstejaars ziektewet-beoordeling (EZWB) heeft het Uwv een medisch en arbeidskundig onderzoek uitgevoerd. Eiser is daarbij onderzocht door een arts. De beperkingen die eiser ondervindt door zijn gezondheidsklachten zijn door de arts opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 8 februari 2023. De conclusie van de medische en arbeidskundige beoordeling is dat eiser meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen. Met het besluit van 2 maart 2023 (het primaire besluit) heeft het Uwv daarom de ZW-uitkering van eiser per 3 april 2023 beëindigd.
3. Eiser is het hier niet mee eens en heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Het UWV heeft medisch en arbeidskundig onderzoek laten uitvoeren door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. Dit leidt niet tot een andere uitkomst. Met het besluit van 17 november 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft hiertegen bij de rechtbank beroep ingesteld. Het beroep van eiser is behandeld op de zitting van 31 mei 2024. Eiser was hierbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door zijn partner. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
5. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek geschorst om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. De afspraken die partijen hierover hebben gemaakt zijn neergelegd in het verkort proces-verbaal van de zitting. Met de brief van 22 augustus 2024 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat zij voornemens is om verzekeringsarts [verzekeringsarts] ( [bedrijf] ) als deskundige in te schakelen en heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op de opdracht aan de deskundige. Met de brief van 3 september 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv op de deskundigenopdracht gereageerd. Op 17 september 2024 heeft eiser de rechtbank geïnformeerd dat hij instemt met de deskundigenopdracht. Naar aanleiding van de reacties van partijen heeft de rechtbank de weergave van het standpunt van eiser in de deskundigenopdracht gewijzigd. De vraagstelling is ongewijzigd gebleven. Vervolgens heeft de rechtbank verzekeringsarts [verzekeringsarts] als deskundige benoemt.
6. Op 16 januari 2025 heeft de deskundige zijn rapport overgelegd. Het Uwv heeft een aanvullende motivering ingediend met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 februari 2025 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 24 februari 2025. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet als gevolg van het rapport van de deskundige aanleiding om voor eiser aanvullende beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom voor eiser de FML van 12 februari 2025 vastgesteld waarin hij aanvullende beperkingen heeft aangenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep constateert in zijn rapport een wijziging in de arbeidskundige beoordeling, maar eiser is daarmee nog steeds in staat om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. De uitkomst blijft daarom dat eiser per 3 april 2023 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
7. Eiser heeft met de brief van 3 april 2025 de rapporten van de deskundige en de verzekeringsarts bezwaar en beroep gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank partijen op 19 juni 2025 gevraagd om toestemming voor het sluiten van het onderzoek zonder nadere zitting. Het Uwv heeft deze toestemming op 27 juni 2025 verleend. Eiser heeft niet binnen de reactietermijn gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 23 juli 2025 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Samenvatting
8. De rechtbank oordeelt dat eiser op sommige punten gelijk heeft: het medisch onderzoek heeft niet zorgvuldig plaatsgevonden en het Uwv heeft de beperkingen van eiser niet juist vastgesteld. Daardoor is ook het verdienvermogen van eiser niet juist berekend. Dit leidt er echter niet toe dat eiser recht heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank vindt namelijk dat de door haar ingeschakelde deskundige wel zorgvuldig onderzoek heeft verricht en de beperkingen wel juist heeft vastgesteld, en met die beperkingen kan eiser nog steeds meer dan 65% van zijn maatmaninkomen verdienen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
9. Eiser voert aan dat het medisch onderzoek door het Uwv onzorgvuldig is uitgevoerd. Zowel in de primaire fase als in de bezwaarfase is eiser niet gezien door een verzekeringsarts. In de primaire fase heeft wel medisch onderzoek plaatsgevonden, maar dit is uitgevoerd door een arts, geen verzekeringsarts. In de bezwaarfase heeft alleen telefonisch contact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep plaatsgevonden waarbij de psychische gesteldheid van eiser door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is beoordeeld. Bovendien is tijdens het medisch onderzoek geen informatie opgevraagd bij de behandelend sector, terwijl deze informatie wel beschikbaar was. Ten slotte voert eiser aan dat er tijdens het medisch onderzoek door het Uwv te weinig aandacht is geweest voor het feit dat zijn klachten voortkomen uit long-covid, terwijl er nog weinig bekend is over beperkingen en gevolgen van long-covid.
10. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat als er in de primaire fase geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden met een geregistreerd verzekeringsarts, het uitgangspunt is dat een betrokkene in de bezwaarfase tijdens een spreekuurcontact wel moet worden onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Van dat uitgangspunt kan alleen worden afgezien als de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat een spreekuurcontact, gelet op de aard van de klachten en de medische informatie, geen toegevoegde waarde heeft. [2]
11. De rechtbank stelt met eiser vast dat in de primaire fase een spreekuurcontact heeft plaatsgevonden met een arts, dus niet met een verzekeringsarts Een verzekeringsarts heeft het rapport van 8 februari 2023 weliswaar getoetst en akkoord bevonden, maar de verzekeringsarts heeft eiser niet gezien of medisch onderzocht. Gelet op de hiervoor beschreven rechtspraak betekent dit dat het uitgangspunt is dat eiser in de bezwaarfase wordt onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat is niet gebeurd: in de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitsluitend telefonisch contact gehad met eiser. Dat betekent dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet motiveren waarom hij toch heeft afgezien van een spreekuurcontact. In zijn rapport van 14 november 2023 schrijft de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarover dat fysiek contact met eiser niet noodzakelijk is omdat de primaire arts eiser al uitgebreid lichamelijk en psychisch heeft onderzocht. In zijn aanvullend rapport van 10 april 2024 voegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep daar aan toe dat het onderzoek van de primaire arts adequaat is geweest en dat het uitvoeren van medisch onderzoek geen specifiek verzekeringsgeneeskundige deskundigheid is.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is de motivering door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende en had in de bezwaarfase een spreekuurcontact met eiser moeten plaatsvinden. Afwijking van de hoofdregel dat iemand in de bezwaarfase door een verzekeringsarts moet worden onderzocht als dit in de primaire fase niet is gebeurd, is slechts bij uitzondering mogelijk. De motivering dat in de primaire fase uitgebreid en adequaat onderzoek is gedaan door een primaire arts, niet zijnde een geregistreerd verzekeringsarts, kan niet als motivering voor de uitzondering dienen. [3] Het onderzoek is dus niet zorgvuldig geweest en het bestreden besluit is daarom genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat is een gebrek in het bestreden besluit. De rechtbank zal aan het eind van deze uitspraak bespreken welke gevolgen dit heeft. Eerst bespreekt zij de medische beoordeling.
De medische beoordeling
13. Eiser voert tegen de medische beoordeling aan dat hij meer beperkt is dan door het Uwv is aangenomen. Daarbij heeft hij de nadruk gelegd op het ontbreken van een verdergaande urenbeperking. Volgens eiser is de aangenomen urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week onvoldoende. Gelet op zijn klachten als gevolg van long-covid heeft eiser een grotere recuperatiebehoefte. Zo rust hij op advies van zijn ergotherapeut 3 keer per dag 20 minuten. Dit is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet betrokken. Bovendien wijst eiser erop dat er nog veel onduidelijk is over een adequate behandeling voor klachten als gevolg van long-covid en is het medisch objectiveren van deze klachten moeilijk door het ontbreken van wetenschappelijk bewijs. In beroep heeft eiser de beschikbare informatie van zijn fysiotherapeut overgelegd.
14. Uit de medische beoordeling door het Uwv volgt, kort samengevat, dat eiser beperkt is als gevolg van zijn klachten door long-covid. Deze beperkingen zijn opgenomen in de FML van 8 februari 2023 en zien op de noodzaak van een werkplek waarbij eiser niet of nauwelijks wordt afgeleid door de activiteiten van anderen (item 1.8.1), en op het werken ’s nachts en maximaal 6 uur per dag, 30 uur per week. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voor eiser in de bezwaarfase geen aanvullende beperkingen aangenomen. Hij overweegt dat eiser weliswaar klachten had op de datum in geding als gevolg van long-covid, maar dat hiermee rekening is gehouden met de aangenomen beperkingen. Voor een verdergaande urenbeperking ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding. Hij overweegt daartoe dat er geen medische onderbouwing is voor het advies om 3 keer per dag 20 minuten te rusten, zodat daar bij het vaststellen van de urenbeperking ook geen rekening mee kan worden gehouden.
15. De deskundige concludeert in zijn rapport van 16 januari 2025 dat er geen aanleiding is om voor eiser een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Daarbij betrekt de deskundige het activiteitenniveau van eiser zoals dat uit de informatie van de fysiotherapeut en de rapporten van de verzekeringsartsen naar voren komt. Volgens de deskundige volgt uit deze informatie dat eiser al vanaf de beginperiode van de behandeling door de fysiotherapeut in staat was om fysiek inspannende activiteiten uit te voeren die niet uitsluitend van korte duur waren. Het gaat dan om activiteiten zoals klimmen en gewichten tillen. Ook de uitgevoerde wandeltest in november 2022 met een prestatie van 84% van de norm geeft een redelijk inspanningsvermogen weer. Bovendien blijkt uit het verloop van de behandeling dat het inspanningsniveau verder toeneemt en dat inspannende activiteiten ook verder toenemen. Het gaat bijvoorbeeld om een lange vakantie en een weekend weg. Deze activiteiten, waarbij een grote blootstelling aan prikkels bestaat, zouden volgens de deskundige niet mogelijk zijn bij een uitgesproken laag energieniveau. Ten slotte betrekt de deskundige dat eiser matig belastende activiteiten zoals lopen en boodschappen doen enige tijd kan volhouden, waarna wel rust vereist is, maar eiser in de avond wel weer actief kan zijn.
16. Uit het rapport van de deskundige volgt verder dat er vanwege het verminderde inspanningsniveau van eiser wel aanleiding is om verdergaande beperkingen aan te nemen voor verschillende fysieke activiteiten. Gelet op het verminderde inspanningsniveau is het voor een aantal activiteiten volgens de deskundige niet aannemelijk dat eiser dit langdurig met een hoge frequentie kan volhouden. De deskundige adviseert daarom voor eiser de volgende aanvullende beperkingen aan te nemen:
- frequent buigen tijdens werk (item 4.8);
- buigen (item 4.9);
- frequent buigen tijdens het werk (item 4.10);
- duwen of trekken (item 4.12);
- tillen tijdens het werk (item 4.13);
- dragen tijdens het werk (item 4.14);
- lopen (item 4.16);
- lopen tijdens het werk (item 4.17);
- trappenlopen (item 4.18);
- klimmen (item 4.19);
- knielen of hurken (item 4.20);
- staan (item 5.3);
- staan tijdens het werk (item 5.4);
- geknield of gehurkt actief zijn (item 5.5);
- gebogen en/of getordeerd actief zijn (item 5.6), en
- boven schouderhoogte actief zijn (item 5.7).
17. Het Uwv heeft het deskundigenrapport voorgelegd aan zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep. Die heeft in zijn aanvullend rapport van 12 februari 2025 toegelicht dat hij het advies van de deskundige zal overnemen. Vervolgens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML van 12 februari 2025 opgesteld waarin de door de deskundige geadviseerde aanvullende beperkingen zijn overgenomen. Gelet op de gewijzigde FML heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn aanvullend rapport van 24 februari 2025 vastgesteld dat een van de eerder geduide functies nu niet meer passend is. Het is wel mogelijk om daarvoor in de plaats een nieuwe functie te duiden. Na deze doorgevoerde wijzigingen komt het verdienvermogen van eiser uit op 31,70%. Dit betekent dat hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen te verdienen.
18. Eiser blijft na het deskundigenrapport en de aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij zijn standpunt dat hij meer beperkt is en dat een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. Volgens eiser wordt zijn activiteitenniveau ook door de deskundige te positief ingeschat. Zijn activiteitenniveau in de beginperiode van zijn covid-besmetting hangt onder andere samen met het destijds geldende advies om juist inspanningsoefeningen te doen. Eiser heeft in deze periode dan ook geprobeerd om zoveel mogelijk te sporten en zichzelf te activeren ten behoeve van zijn herstel. Dit hoge inspanningsniveau heeft juist een averechts effect gehad.
19. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB geldt als uitgangspunt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de motivering van de deskundige hem overtuigend voorkomt. [4] Deze situatie doet zich hier voor. Uit het rapport van de deskundige volgt dat een zorgvuldig medisch onderzoek is verricht, waarbij de beschikbare medische informatie inzichtelijk is betrokken. In het rapport van de deskundige is verder uitgebreid gemotiveerd waarom er geen aanleiding is om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. De deskundige heeft daarbij alle informatie betrokken die beschikbaar was over de behandeling en de gezondheidstoestand van eiser. Hij heeft daarbij ook betrokken dat eiser de neiging heeft om zijn situatie en mogelijkheden positiever voor te doen dan ze in werkelijkheid zijn. Omdat de deskundige eiser zelf heeft gezien heeft hij een eigen oordeel gevormd over de gezondheidstoestand van eiser en in de positieve grondhouding van eiser geen aanleiding gezien om tot een ander oordeel te komen. Eiser heeft daar niets anders tegenovergesteld dan de stelling dat zijn gezondheidssituatie te positief is ingeschat en dat een verdergaande urenbeperking noodzakelijk is. De rechtbank ziet in dit standpunt van eiser onvoldoende aanleiding om het advies van de deskundige niet te volgen.
Conclusie medische beoordeling
20. De rechtbank stelt vast dat de deskundige in zijn rapport tot een andere conclusie komt met betrekking tot de geldende beperkingen bij eiser dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. De deskundige acht eiser, met name op het gebied van dynamische en statische houdingen, meer beperkt per 3 april 2023. Zoals hiervoor overwogen volgt de rechtbank de conclusie van de deskundige en dat betekent dat de medische beoordeling door het Uwv niet juist was. Het bestreden besluit berust daarmee niet op een deugdelijke medische grondslag. Ook dit is een gebrek in het bestreden besluit. De rechtbank zal de gevolgen van dit gebrek en het in 11. geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek bespreken nadat zij de arbeidskundige beoordeling heeft besproken.
De arbeidskundige beoordeling
21. De rechtbank stelt allereerst vast dat het bestreden besluit ook gebrekkig is omdat de arbeidsdeskundige beoordeling die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt niet juist is. In het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 15 november 2023 wordt er immers vanuit gegaan dat het verdienvermogen van eiser 100% is, terwijl de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 24 februari 2025 heeft berekend dat het verdienvermogen van eiser met de aanvullende beperkingen nog 68,3% is. Dit leidt nog steeds niet tot een ZW-uitkering, maar eiser is dus wel meer arbeidsongeschikt dan eerder werd aangenomen door het Uwv.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 24 februari 2025 uitgelegd dat de functie van medewerker input diensten met SBC-code 315140 is komen te vervallen door de aanvullende beperking op tillen tot 20 kg, en dat de schatting kan worden gebaseerd op de functies commercieel administratief medewerker (SBC-code 516110), medewerker binderij (SBC-code 268030) en productiemedewerker industrie (SBC-code 111180).
23. Eiser heeft aangevoerd dat hij op de datum in geding niet in staat is om de functie ‘commercieel administratief medewerker’ (SBC-code 516110) te verrichten. Uit de functieomschrijving volgt dat veel uiteenlopende klantgerichte taken moeten worden verricht, terwijl eiser beperkt is op afleiding door auditieve prikkels. Bovendien worden de werkzaamheden gedeeltelijk in een bankhal verricht waarvan de akoestiek gelet op de aangenomen beperking niet passend zal zijn.
24. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Uit de resultaat functiebeoordeling die de primaire arbeidsdeskundige bij zijn rapport van 1 maart 2023 heeft gevoegd volgt dat de functie geen signaleringen oplevert. Dit betekent dat de functiebelasting geen overschrijding van de voor eiser aangenomen beperkingen oplevert. Dit komt overeen met de toelichting die de primaire arbeidsdeskundige in zijn rapport heeft gegeven over de geschiktheid van de geselecteerde functies. In zijn rapport beschrijft hij dat in de geduide functies sprake is van weinig tot geen auditieve prikkels in de directe omgeving. Naar het oordeel van de rechtbank komt deze toelichting overeen met de functieomschrijving van ‘commercieel-administratief medewerker’ waaruit volgt dat onderdeel ‘telefonie’ en ‘mobiele bankservice’ in een gesloten ruimte op kantoor of vanuit huis verricht kunnen worden. Doordat deze werkzaamheden in een gesloten ruimte of thuis verricht kunnen worden is aannemelijk dat de hoeveelheid auditieve prikkels beperkt is en dit geen overschrijding oplevert van de belastbaarheid van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

25. Uit deze uitspraak volgt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat de medische beoordeling door het Uwv niet juist is. Datzelfde geldt voor de arbeidskundige beoordeling. Echter, de deskundige heeft eiser wel op een spreekuur gezien en daarmee heeft alsnog een zorgvuldig medisch onderzoek plaatsgevonden. Het gebrek in de medische en arbeidskundige beoordeling is hersteld met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 februari 2025, de bijbehorende FML en het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 24 februari 2025. De conclusie van het Uwv dat eiser geen recht heeft op een ZW-uitkering is daarmee gelijk gebleven. De rechtbank vindt het daarom aannemelijk dat eiser niet is benadeeld door de gebreken in het bestreden besluit en zal deze passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Het gevolg hiervan is dat eiser per 3 april 2023 nog steeds geen recht heeft op een ZW-uitkering en dat het beroep van eiser ongegrond is.
26. Het Uwv moet wel het door eiser betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het Uwv moet deze vergoeding betalen. De proceskostenvergoeding stelt de rechtbank aan de hand van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vast op € 2.267,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na het verslag van deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het Uwv tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tussen de ziekmelding en de toekenning van de ZW-uitkering zit een wachtperiode van 13 weken. Dit volgt uit artikel 29, tweede lid, sub d, onder 1° van de ZW.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 5 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2133.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 november 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2459.