ECLI:NL:RBMNE:2025:4742

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
11785625 UV EXPL 25-164
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van schadevergoeding in kort geding wegens productaansprakelijkheid met betrekking tot een Takata airbag

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres en Stellantis Netherlands B.V. De eiseres, eigenaar van een Citroën C3, heeft een vordering ingesteld tegen Stellantis wegens schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van een 'stop drive notice' die zij ontving in verband met een terugroepactie voor de Takata airbag in haar auto. De eiseres vorderde onder andere dat Stellantis vervangend vervoer ter beschikking zou stellen en een immateriële schadevergoeding zou betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van de eiseres afgewezen, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Stellantis aansprakelijk is voor de gestelde schade. De kantonrechter oordeelde dat Stellantis niet kan worden aangemerkt als producent van de auto of de airbag, en dat er geen sprake is van een onrechtmatige daad die aan Stellantis kan worden toegerekend. De eiseres is niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen die betrekking hebben op immateriële schadevergoeding en de vaste lasten van haar auto. De kantonrechter heeft de eiseres ook veroordeeld in de proceskosten van Stellantis, die zijn begroot op € 949,00.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11785625 \ UV EXPL 25-164 RvdH/1037
Vonnis in kort geding van 27 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
procederend in persoon,
tegen
STELLANTIS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd in Hoofddorp ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Stellantis ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 3, 5, 6, 8 en 9,
- de drie nagezonden producties van [eiseres] ,
- de akte overlegging producties 1 tot en met 4 van Stellantis ,
- de mondelinge behandeling van 13 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van Stellantis .
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] is eigenaar van een Citroën C3 (hierna: de auto) die zij heeft gekocht via Marktplaats. De auto is voorzien van een Takata airbag. Voor dat type airbag is een terugroepactie gaande. [eiseres] heeft begin juni 2025 een brief van Stellantis ontvangen met de oproep om haar auto te registreren voor het maken van een afspraak ter vervanging van de airbag. Op 19 juni 2025 heeft Stellantis een ‘stop drive notice’ verstuurd. [eiseres] vindt dat Stellantis aansprakelijk is voor de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de ‘stop drive notice’. [eiseres] rijdt sindsdien niet meer in haar auto, maar heeft door zeer regelmatige medische afspraken in Groningen wel een auto nodig. [eiseres] wil dat Stellantis passend vervoer ter beschikking stelt en dat Stellantis een (immateriële) schadevergoeding aan haar betaalt. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af.

3.De beoordeling

3.1.
[eiseres] vorderde aanvankelijk ook vergoeding van immateriële schade ter hoogte van € 10.000,00 wegens letsel na een verkeersongeval op 28 februari 2025. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] dit deel van haar vordering (onder 5 van het petitum van de dagvaarding) ingetrokken. In deze uitspraak gaat de kantonrechter daarom niet in op het verkeersongeval.
[eiseres] heeft spoedeisend belang bij een deel van haar vorderingen
3.2.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De kantonrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
3.3.
De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij het deel van haar vordering dat ziet op (de kosten van) het vervangend vervoer. Ten aanzien van de overige vorderingen komt de kantonrechter tot de conclusie dat [eiseres] geen spoedeisend belang heeft. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Geen spoedeisend belang: de immateriële schadevergoeding en de vaste lasten
3.4.
[eiseres] vordert onder andere € 3.000,00 aan immateriële schadevergoeding, omdat zij aantoonbare stress, afhankelijkheid, verlies van mobiliteit, aantasting van haar gevoel van veiligheid in deze auto en voortdurende onzekerheid ten aanzien van haar mobiliteit ervaart. De vordering ziet op een vergoeding voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat: het gaat niet om dekking van bijvoorbeeld onvoorziene kosten die [eiseres] mogelijk in financiële problemen brengen. [eiseres] heeft daarom geen spoedeisend belang bij dit deel van haar vordering.
3.5.
[eiseres] vordert ook dat Stellantis een vergoeding betaalt die gelijk is aan de vaste lasten van de auto waarin zij momenteel niet mag rijden. De vaste lasten bestaan uit € 73,82 per maand aan verzekering en € 320,00 per kwartaal aan motorrijtuigenbelasting. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] bij dit deel van haar vordering evenmin een spoedeisend belang heeft, omdat dit terugkerende kosten zijn die [eiseres] al moest betalen en ook had moeten betalen als zij nog gebruik had kunnen maken van haar auto. Dat er door de terugroepactie geen gebruik van de auto tegenover deze kosten staat, maakt niet dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij vergoeding van deze kosten door Stellantis . De vaste lasten voor het vervangend vervoer, die wel onvoorzien zijn, worden geacht verdisconteerd te zijn in de vordering die [eiseres] op dat punt heeft ingesteld.
3.6.
De kantonrechter verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen die zien op de immateriële schadevergoeding en de vergoeding voor de vaste lasten van haar eigen auto. Dat betekent dat de kantonrechter daar in deze uitspraak niet verder op ingaat.
Wel spoedeisend belang: (de kosten van) vervangend vervoer
3.7.
[eiseres] vordert ook dat Stellantis binnen 48 uur vervangend vervoer beschikbaar stelt en/of dat Stellantis haar vervoerskosten vergoedt, vanaf 19 juni 2025 tot het moment van herstel van de auto of vervangend vervoer, waaronder inbegrepen de huursom van € 3.186,93 voor vervangend vervoer. De huursom is voor de auto die [eiseres] inmiddels stelt te hebben gehuurd.
3.8.
De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] wel spoedeisend belang heeft bij deze vorderingen, omdat zij voldoende heeft aangetoond dat het noodzakelijk is dat zij over een eigen vervoersmiddel beschikt. [eiseres] heeft daarnaast gesteld dat zij beperkte financiële draagkracht heeft om de kosten voor vervangend vervoer te voldoen. De airbag in de auto van [eiseres] is nog niet vervangen. Daarvoor staat eind augustus 2025 een afspraak gepland. Ondanks pogingen daartoe van beide partijen, is het niet gelukt om deze afspraak te vervroegen.
Stellantis is niet aansprakelijk
3.9.
De kantonrechter zal hierna de vorderingen ten aanzien van (de kosten van) het vervangend vervoer beoordelen. Daarbij is het de vraag of het voldoende aannemelijk is dat Stellantis aansprakelijk kan worden gehouden voor de door [eiseres] gestelde schade. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Geen aansprakelijkheid op grond van non-conformiteit of wanprestatie
3.10.
In de eerste plaats stelt [eiseres] dat Stellantis aansprakelijk is op grond van non-conformiteit als bedoeld in artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en wanprestatie als bedoeld in artikel 6:74 BW. Omdat Stellantis niet de verkoper van de auto is, kan [eiseres] haar niet aanspreken op grond van non-conformiteit. Partijen hebben ook geen andere overeenkomst met elkaar gesloten, zodat een beroep op wanprestatie ook niet mogelijk is.
Geen aansprakelijkheid op grond van productaansprakelijkheid
3.11.
In de tweede plaats stelt [eiseres] dat zij Stellantis kan aanspreken als producent. De kantonrechter begrijpt de dagvaarding van [eiseres] zo, dat zij meent dat er sprake is van een buitencontractuele aansprakelijkheid van Stellantis als producent dan wel een daaraan gelijk te stellen onderneming. [eiseres] doet daarbij zowel een beroep op productaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:185 en verder BW, als op onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW. [eiseres] heeft in deze procedure niet aannemelijk gemaakt dat Stellantis buitencontractueel aansprakelijk is voor schade als gevolg van de gestelde gebreken aan de auto. Daarbij is het volgende van belang.
3.12.
Stellantis is niet aansprakelijk voor de gestelde schade op grond van productaansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:185 en verder BW. De kantonrechter volgt Stellantis in haar toelichting dat zij niet aangemerkt kan worden als een producent. Stellantis heeft namelijk onweersproken verklaard:
  • Stellantis is niet aan te merken als fabrikant van het eindproduct (de auto). De producent van de auto is Automobiles Citroën S.A.S.
  • Stellantis is niet de producent van een grondstof of de fabrikant van een onderdeel (de airbag). De producent van de airbag was Takata Corporation (inmiddels failliet).
  • Stellantis heeft zich ook niet als producent gepresenteerd door haar naam, merk of een ander onderscheidingsteken op het product aan te brengen.
Stellantis voldoet daarom niet aan de definitie van producent in artikel 6:187 lid 2 BW.
3.13.
Daar komt bij dat productaansprakelijkheid op grond van artikel 6:185 en verder BW niet kan leiden tot aansprakelijkheid voor de schade die [eiseres] vergoed wil zien. [eiseres] vordert geen schade door dood of lichamelijk letsel en ook geen schade die door de airbag is toegebracht aan een andere zaak, terwijl de schade daartoe is beperkt in artikel 6:190 BW. Feitelijk komt de vordering van [eiseres] neer op een aanspraak tot vergoeding van schade als gevolg van het niet ontvangen van een deugdelijk product tegenover de door haar betaalde koopprijs.
Geen aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad
3.14.
Uit de door Stellantis aangehaalde rechtspraak van de rechtbank Amsterdam, [1] die weer verwijst naar de Hoge Raad, [2] kan worden afgeleid dat iemand aansprakelijk kan zijn op grond van artikel 6:162 BW, ook als hij niet kan worden aangemerkt als producent in de zin van artikel 6:185 BW. Uit de wetsbepaling van artikel 6:162 BW volgt dat daarvoor wel vereist is dat de schade kan worden toegerekend aan Stellantis . In artikel 6:162 lid 3 BW is bepaald dat een onrechtmatige daad aan de dader kan worden toegerekend indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak die volgens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. De kantonrechter leidt uit de dagvaarding af dat [eiseres] zich op het standpunt stelt dat Stellantis aansprakelijk is omdat Stellantis een voertuig op de markt gebracht zou hebben met een ernstig veiligheidsgebrek, Stellantis de onrechtmatige situatie heeft laten voortbestaan en Stellantis geen toereikende maatregelen heeft getroffen om het gevaar van de airbag binnen een redelijke termijn op te lossen. De stellingen zijn door Stellantis gemotiveerd betwist. Stellantis produceert/fabriceert zelf geen voertuigen. Zij is de importeur en distribiteur op groothandel niveau van Stellantis auto’s die binnen de EER worden gefabriceerd door of voor autofabrikanten uit de Stellantis Groep. De fabrikant van de auto van [eiseres] is één van die fabrikanten. Stellantis brengt de auto daarmee dus ook niet (als eerste) in het verkeer binnen de EER. Stellantis handelt onder de handelsnaam Citroën Nederland uit commerciële doeleinden en heeft daarmee niet de indruk gewekt of willen wekken, zelf de fabrikant van de auto te zijn. Gelet op de gemotiveerde betwisting heeft [eiseres] haar stelling dat sprake is van een onrechtmatige daad die aan Stellantis kan worden toegerekend niet (voldoende) onderbouwd. Ook de vordering gebaseerd op onrechtmatige daad, bedoeld in artikel 6:162 BW, wordt daarom afgewezen.
De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen
3.15.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vorderingen tot het ter beschikking stellen van vervangend vervoer en/of tot vergoeding van de kosten voor vervangend vervoer worden afgewezen. De nevenvorderingen delen dat lot: de door [eiseres] gevorderde dwangsom, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten worden ook afgewezen.
[eiseres] moet de proceskosten van Stellantis betalen
3.16.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Stellantis worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
(tarief kanton-KG gemiddeld)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00
3.17.
De proceskostenveroordeling wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Stellantis dat niet heeft gevorderd.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen onder 3 en 4 van het petitum van de dagvaarding (vaste lasten eigen auto respectievelijk de immateriële schadevergoeding van € 3.000,00),
4.2.
wijst het meer of anders door [eiseres] gevorderde af,
4.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.T. Werner en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 4 september 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:5572.
2.Hoge Raad 13 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:32.