Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
Inleiding
Overwegingen
1 januari 2023. Eiser bepleit een lagere waarde van € 489.000,-
.De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 624.000,-.
.De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix, het taxatierapport en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat de referentiewoningen ook bovenwoningen zijn die in dezelfde wijk in [plaats] liggen, uit een vergelijkbare bouwperiode komen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat ligging en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning ten aanzien van onder meer de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
Conclusie en gevolgen
1 januari 2023. Eiser bepleit een lagere waarde van € 649.000,-
.De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 857.000,-.
.De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix, het taxatierapport en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat de referentiewoningen ook benedenwoningen of, met een benedenwoning te vergelijken appartementen/maisonnettes zijn die in dezelfde wijk in [plaats] liggen, uit een vergelijkbare bouwperiode komen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat ligging en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning ten aanzien van onder meer de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
Conclusie en gevolgen
€ 624.000,- voor [adres 1] in [plaats] en € 857.000,- voor de [adres 2] in [plaats] . Eiser bepleit in beroep een waarde van € 489.000,- voor [adres 1] en € 649.000,- voor de [adres 2] . Het totaal verschil tussen de vastgestelde waarde en de bepleite waarde is € 343.000,-. Het financiële voordeel dat eiser had kunnen bereiken als hij gelijk had gekregen bestaat uit de percentages uit dit verschil dat wordt gerekend voor de OZB (0,079%) en watersysteemheffing gebouwd (0,02092%). Dat zijn de enige heffingen op de aanslag die aan de hand van de WOZ-waarden worden berekend. Het totale financiële belang komt daarmee op € 342,73.
6 april 2025. De redelijke termijn is dus met een kleine 4 maanden overschreden. Dit sluit aan bij overweging 3.4.3 waaruit volgt dat wanneer het financiële belang bij de procedure, minder dan € 1.000,- bedraagt, en de redelijke termijn met niet meer dan twaalf maanden is overschreden, de belastingrechter kan volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank zal dit dan ook toepassen. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn af.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
P.W. Hogenbirk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2025.