Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
4. Eiseres heeft aangevoerd dat sprake is van onzorgvuldig onderzoek, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het oordeel heeft gebaseerd op het psychodiagnostisch onderzoek van GGZ Centraal van mei 2024, uitgevoerd door een basispsycholoog. Dit onderzoek voldoet volgens het medisch advies van Hullen van 26 februari 2025 niet aan de zorgvuldigheidscriteria voor verzekeringsgeneeskundige beoordelingen. Dit omdat het onderzoek geen validatietoets bevat en bestaat uit een te beperkt aantal testen en vragenlijsten. Er had een expertise uitgevoerd moeten worden waarmee de aard en ernst van de cognitieve problemen zijn vast te stellen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich eerst op het standpunt gesteld dat er sprake is van complexe psychische klachten waarvoor hij een nadere neuropsychologische expertise wilde laten uitvoeren. Na ontvangst van het neuropsychologisch onderzoek van GGZ Centraal van mei 2024, heeft hij daarvan volgens eiseres ten onrechte afgezien. Eiseres vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij daarvan heeft afgezien.
5. De rechtbank overweegt dat een verzekeringsarts volgens vaste rechtspraakin principe mag afgaan op zijn eigen oordeel als het gaat om het vaststellen van beperkingen, als hij meent dat hij voldoende informatie heeft om zich een oordeel te vormen over de medische situatie van betrokkene. Niet is gebleken dat de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) klachten van eiseres over het hoofd hebben gezien. In dit verband is van belang dat de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) de dossiergegevens hebben bestudeerd, de medische informatie van de behandelend sector hebben betrokken en eiseres op het spreekuur hebben gezien. Ook is de (medische) informatie, waaronder het door eiseres zelf ingebrachte neuropsychologisch onderzoek van GGZ Centraal van mei 2024, betrokken bij de heroverweging.
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 24 december 2024 aangegeven dat hij heeft afgezien van een nadere psychiatrische expertise vanwege de gegevens van de behandelend psychiateren het verslag van het psychodiagnostisch onderzoek van GGZ Centraal van mei 2024. Hij verwijst daarbij naar de conclusie en samenvatting van het rapport van GGZ Centraal. Daarnaast wijst hij erop dat de GGZ-rapportage is ondertekend door C.H. Pranger, masterpsycholoog en gezien (gecontrasigneerd) door I. Scheper, klinisch neuropsycholoog/Phd. Over het ontbreken van de validiteitstoets in het onderzoeksrapport van GGZ Centraal, merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat dat voor hem geen grond is om het rapport terzijde te schuiven. Tot slot wordt in het rapport van GGZ Centraal van mei 2024d4 aangegeven dat er duidelijke aanwijzingen zijn voor een verminderde prestatievaliditeit bij eiseres. Hiermee wordt, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, aangegeven dat er een verhoogde kans bestaat dat eiseres meer beperkt (onderschat) wordt geacht dan eiseres is. De rechtbank kan dit volgen.
7. Op de zitting heeft eiseres nog toegelicht dat het haar vooral gaat om het antwoord op de vraag of er bij haar sprake is van niet aangeboren hersenletsel (NAH). Een neuropsycholoog of neuroloog is de aangewezen persoon om dat te kunnen vaststellen. Dit wordt volgens eiseres onderschreven door de rapportage van Hullen van 26 februari 2025. De rechtbank is het niet eens met eiseres. Hullen heeft in zijn rapportage juist aangegeven dat een psychiatrische of neuropsychiatrische expertise voor het vaststellen van beperkingen beperkt relevant is. Zo geeft Hullen aan dat voor ‘
een nauwkeurige diagnostiek zou een expertise door een (neuro)psychiater een optie kunnen zijn […], maar tegelijk lijkt dit voor het vaststellen van arbeidsongeschiktheid ook een te zwaar middel’. De rechtbank kan dit volgen. Het gaat bij een WIA-beoordeling om de (arbeids)beperkingen van eiseres, niet om het stellen van een diagnose.
8. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest.
De medische beoordeling
9. Volgens eiseres heeft zij verdergaande beperkingen dan zijn aangenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv. Zij verwijst daarbij naar het rapport van Hullen van 26 februari 2025. Hullen neemt bij eiseres meer beperkingen aan. Zo kan eiseres uitsluitend in de veilige eigen omgeving functioneren, zich buitenshuis alleen verplaatsen in aanwezigheid van een vertrouwde derde en slechts kortdurend mentale cognitief licht belastende taken uitvoeren.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 3 juni 2025 toegelicht waarom hij de meeste door Hullen voorgestelde aanvullende beperkingen niet heeft overgenomen. Over de beperkingen voor persoonlijk functioneren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat hiervoor voldoende (andere) beperkingen zijn aangenomen. Hij noemt bijvoorbeeld de beperkingen ten aanzien van veelvuldige storingen en onderbrekingen, werk zonder hoog handelingstempo en een voorspelbare werksituatie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep moet bij de beperking ‘uiten van eigen gevoelens’ gedacht worden aan bijvoorbeeld een gestoorde reality-testing, het spreken van wartaal, vreemde grimassen etc. Dit komt voor bij schizofrenie, een psychose, dementieel of een manisch toestandsbeeld. Daarvan is bij eiseres geen sprake. Hij ziet dan ook geen grond voor een beperking op dit item. Ook verschillen beide artsen van mening over de mate van autonomie van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verstaat onder autonomie ‘de mogelijkheid of het recht om zelfstandig beslissingen te nemen, zonder afhankelijk te zijn van anderen. Dit op basis van eigen keuzes, normen waarden.’ Er zijn geen medische gronden aanwezig om te betwijfelen of eiseres wilsbekwaam en/of niet toerekeningsvatbaar zou zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet dan ook geen medisch objectiveerbare gronden dat eiseres zich niet buitenhuis zou kunnen verplaatsen. De door Hullen voorgestelde beperking ten aanzien van samenwerken heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep wel overgenomen.
11. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ten aanzien van het rapport van Hullen merkt de rechtbank op dat een aantal van de door Hullen voorgestelde beperkingen niet worden onderbouwd. Zo is volgens Hullen bij eiseres sprake van een ‘dermate ernstige pathologie’ en kan eiseres ‘uitsluitend binnen de veilige omgeving van haar eigen leefruimte functioneren’. In het rapport wordt niet onderbouwd hoe Hullen tot die conclusies komt. Ook is niet onderbouwd of alle door Hullen aangegeven beperkingen bij eiseres ook aanwezig waren op de datum in geding. In het rapport noemt Hullen juist dat het
huidigefunctioneren van eiseres een goed beeld geeft van de
huidigemaximale mogelijkheden tot functioneren. Op de zitting is aan (de gemachtigde van) eiseres gevraagd om aan te geven waar die onderbouwing uit blijkt. Eisers heeft dat niet duidelijk kunnen maken. De rechtbank is gehouden om de medische situatie van eiseres op de datum in geding te beoordelen. Het rapport van Hullen is van februari 2025, wat ruim na de datum in geding is. Uit het rapport is niet te herleiden dat de opgenomen beperkingen ook op de datum in geding van toepassing zijn.
12. Eiseres heeft verder geen medische informatie overgelegd en ook niet op een andere wijze twijfel gezaaid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van haar gezondheidstoestand. Evenmin heeft eiseres twijfel doen rijzen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over haar gezondheidstoestand en haar belastbaarheid voor arbeid op de datum in geding. Hoewel de rechtbank zeker begrip heeft voor de beleving door eiseres van al haar klachten, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen.
13. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank er niet aan twijfelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van eiseres juist heeft vastgesteld. Om die reden is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat voor het benoemen van een onafhankelijk deskundige. Het verzoek hiertoe van eiseres wordt dan ook afgewezen.
Arbeidskundige beoordeling
14. Uit wat hiervoor bij de medische beoordeling is overwogen volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiseres zoals opgenomen in de FML van 3 juni 2025 juist zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat die FML geen gevolgen heeft voor de geschiktheid van de eerder geduide functies, deze functies passen bij de krachten en bekwaamheden van eiseres. Bovendien heeft eiseres in beroep geen specifieke gronden ingediend die zien op de arbeidskundige beoordeling. Er is geen grond voor het oordeel dat de geduide functies voor eiseres niet geschikt zijn. Voor zover eiseres stelt dat het selecteren van nieuwe functies door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ongeoorloofd is door eiseres hier niet eerst op te laten reageren, kan eiseres niet worden gevolgd. De zogenaamde aanzegjurisprudentie is niet van toepassing in het kader van een einde wachttijd-beoordeling.
15. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiseres ondanks haar beperkingen op het beoordelingsmoment met de geduide functies in staat was meer dan 65% van haar maatmanloon te verdienen. Daardoor voldoet zij niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering.