ECLI:NL:RBMNE:2025:3537

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
16.344435.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door niet verlenen van voorrang

Op 27 juni 2024 vond er een verkeersongeval plaats in [plaats 2], waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, geen voorrang verleende aan een fietser die van rechts kwam. Dit leidde tot een aanrijding waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], ernstig letsel opliep, waaronder een schedelbreuk. De rechtbank heeft de zaak op 3 juli 2025 inhoudelijk behandeld en op 17 juli 2025 uitspraak gedaan. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van onvoorzichtig rijgedrag en het veroorzaken van gevaar op de weg. De verdediging pleitte voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, mede door de onoverzichtelijke verkeerssituatie en de aanwezigheid van obstakels die het zicht belemmerden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar verklaarde het meer subsidiair ten laste gelegde, het niet verlenen van voorrang, wel bewezen. De rechtbank legde een geldboete van € 250,00 op, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een geslaagde mediation met de partner van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.344435.24 (P)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres
[adres] , [postcode] te [plaats 1] .

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 3 juli 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
- de verdachte;
- de officier van justitie: mr. P. Jansen;
- de advocaat van de verdachte: mr. H.K. Jap-A-Joe.

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat zij, samengevat, op 27 juni 2024 in [plaats 2] als bestuurder van een personenauto:
primair:zich zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen, waardoor een verkeersongeval heeft plaatsgevonden en [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair:gevaar op de weg heeft veroorzaakt of het verkeer heeft gehinderd;
meer subsidiair:geen voorrang heeft verleend aan een fietser die van rechts kwam, waardoor de fietser letsel heeft opgelopen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Bewijs en de bewezenverklaring

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat kan worden bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Voor de mate van schuld van de verdachte aan het verkeersongeluk gaat de officier van justitie uit van de categorie ‘aanmerkelijke schuld’.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken van zowel het primair, subsidiair als meer subsidiair ten laste gelegde.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het verkeersongeval op 27 juni 2024
De verdachte reed op 27 juni 2024 in haar auto over de [straat 1] in [plaats 2] . Dit is een polderweg buiten de bebouwde kom waar een maximale snelheid geldt van 30 kilometer per uur. De [straat 1] kruist op enig moment met de [straat 2] . Toen de verdachte deze gelijkwaardige T-kruising opreed om haar weg rechtdoor te vervolgen, kwam [slachtoffer] (hierna: “ [slachtoffer] ”) op zijn fiets van rechts aangereden. Hij wilde linksaf slaan, de [straat 1] op. Verdachte zag hem over het hoofd en verleende [slachtoffer] geen voorrang, met een aanrijding tussen beiden tot gevolg. Bij deze botsing heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, waaronder een schedelbreuk en kneuzingen.
De verdachte wordt vrijgesproken van het overtreden van artikel 6 WVW (primair)
De vraag die de rechtbank in deze zaak moet beantwoorden, is of de verdachte schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW) heeft gehad aan het ongeval. Voor de beantwoording van deze vraag moet volgens de rechtspraak van de Hoge Raad worden gekeken naar het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en naar de overige omstandigheden van het geval. Om tot een bewezenverklaring van schuld als bedoeld in artikel 6 WVW te komen, is meer nodig dan alleen onvoorzichtig rijgedrag. Hiervan is pas sprake als de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gedragen. Verder is van belang dat niet alleen uit de ernst van het letsel kan worden afgeleid dat sprake is geweest van grove of aanmerkelijke schuld.
Het Openbaar Ministerie verwijt de verdachte dat zij te hard heeft gereden, namelijk met 40 kilometer per uur, terwijl op de [straat 1] een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur gold, en dat zij vervolgens geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] , die daar wel recht op had. De officier van justitie voert hierbij aan dat het een onoverzichtelijke kruising betrof en dat verdachte ter plaatste bekend was.
De rechtbank ziet het overschrijden van de geldende maximumsnelheid en het feit dat verdachte [slachtoffer] geen voorrang heeft verleend in dit geval niet als twee afzonderlijke gedragingen van de verdachte. Zij vallen in feite samen. De essentie van het verwijt is namelijk dat verdachte haar snelheid niet (genoeg) heeft aangepast aan de situatie ter plaatse, [slachtoffer] daardoor niet op tijd heeft gezien en hem geen voorrang heeft gegeven. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Het kruispunt bevond zich in een 30-kilometerzone en uit het dossier blijkt dat in de berm van de kruising struiken staan welke het zicht op de zijweg waar [slachtoffer] op reed (deels) ontnemen. Ook bevindt zich hier een hek waar ten tijde van de aanrijding een spandoek aan bevestigd was. Verdachte heeft verklaard dat zij vermoedt met een snelheid van ongeveer 40 kilometer per uur te hebben gereden en dat zij bij het naderen van de kruising haar snelheid heeft geminderd. Een objectieve vaststelling van de snelheid ontbreekt in het dossier. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de verdachte over de door haar gereden snelheid en het feit dat zij bij het naderen van de kruising vaart heeft geminderd. Ook heeft de verdachte verklaard dat zij heeft gekeken of er verkeer van rechts kwam, maar dat zij de fietser desondanks niet heeft gezien. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij volgens zijn fietsnavigatie 29 kilometer per uur reed op het moment van de aanrijding.
Uit het dossier volgt niet dat de snelheid waarmee de verdachte reed per definitie voor een gevaarlijke situatie heeft gezorgd. Ook de getuige die achter de auto van verdachte reed verklaart met een snelheid van 40 kilometer per uur te hebben gereden, wat zij blijkbaar als een veilige snelheid heeft ingeschat.
Ook als de verdachte wel 30 kilometer per uur of zelfs stapvoets had gereden, kan de rechtbank op basis van dit dossier niet buiten redelijke twijfel concluderen dat er geen aanrijding zou hebben plaatsgevonden. Door het hek bij het kruispunt, de hoge begroeiing en het spandoek dat er hing, konden de verdachte en [slachtoffer] elkaar pas in een laat stadium zien, waardoor op tijd reageren voor beiden lastig was. Dat de verdachte [slachtoffer] vervolgens niet heeft waargenomen en hem geen voorrang heeft verleend, is in deze omstandigheden daarom niet genoeg om tot de conclusie te komen dat bij de verdachte sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid zoals hiervoor bedoeld. Dat betekent dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
De verdachte wordt vrijgesproken van het overtreden van artikel 5 WVW (subsidiair)
Aan de verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat zij gevaar op de weg heeft veroorzaakt (artikel 5 WVW). Om te kunnen spreken van een gevaar, moet het gaan om een reële kans op een ongeval. Het enkel maken van een verkeersfout is daarvoor niet genoeg. [1] Ook het feit dat daadwerkelijk een aanrijding is ontstaan leidt niet altijd tot een bewezenverklaring van het onderdeel ‘gevaar’ in artikel 5 WVW. [2] Gelet op de omstandigheden die hiervoor zijn genoemd, kan niet worden uitgesloten dat er ook een botsing zou hebben plaatsgevonden als de verdachte met een snelheid van 30 kilometer per uur of stapvoets zou hebben gereden. Daarom kan ook niet worden geoordeeld dat het verkeersgedrag van de verdachte een reële kans op een ongeval heeft veroorzaakt. Dat betekent dat zij ook van dit feit wordt vrijgesproken.
De verdachte wordt veroordeeld voor het overtreden van artikel 15 RVV (meer subsidiair)
De rechtbank verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde wel bewezen, namelijk dat de verdachte geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] (artikel 15 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens). Bij dit oordeel heeft de rechtbank de volgende bewijsmiddelen gebruikt.
De bewijsmiddelen [3]
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf
Locatie ongeval
Datum: 27 juni 2024
Plaats: [plaats 2]
Gemeente: [gemeente]
Nadere plaatsaanduiding: [straat 1]
Wegsituatie: T-kruising
Vermoedelijke toedrachtBE 1: Skoda Citigo, bestuurd door [verdachte]
BE 2: fiets, bestuurd door [slachtoffer]
VerkeerssituatieDe [straat 1] betreft een polderweg buiten de bebouwde kom van [plaats 2] . De kruising met de [straat 2] betreft een gelijkwaardige kruising.
ToedrachtBE 1 diende voorrang te verlenen aan BE 2. BE 1 reed BE 2 in de linkerflank aan. [4]
VerdachteAchternaam: [verdachte (achternaam)]
Voornamen: [verdachte (voornaam)] [5]
De verkeersongevallenanalyse
Op het T-kruispunt, gevormd door de [straat 1] en de [straat 2] te [plaats 2] , had een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een personenauto en een fiets betrokken zijn geweest. De bestuurder van de personenauto reed hierbij over de rijbaan van de [straat 1] , komende uit de richting van de [straat 3] . De fiets bereed de rijbaan van de [straat 2] .
Op het genoemde T-kruispunt wilde de bestuurder van de personenauto zijn weg rechtdoor vervolgen. De bestuurder van de fiets wilde zijn weg linksaf vervolgen in de richting van de [straat 3] . Op het moment dat de personenauto zich op het kruisingsvlak bevond, kwam de bestuurder van de fiets voor de bestuurder van de auto van rechts en botste hij met de voorzijde tegen de linker voorzijde van de fiets. De bestuurder van de fiets kwam hierbij ten val en heeft hierbij letsel opgelopen. [6]
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
(meer subsidiair)
op 27 juni 2024 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , als bestuurder van een personenauto, rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat 1] , op de kruising of splitsing van die weg met de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de [straat 2] , een voor haar van rechts komende bestuurder van een fiets geen voorrang heeft verleend, immers die bestuurder niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen, waarbij letsel aan personen is ontstaan.
Het overige wat in de beschuldiging staat kan niet bewezen worden. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1.
KwalificatieHet bewezen feit levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 15 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
4.2.
Strafbaarheid feit en verdachteHet feit en de verdachte zijn strafbaar.

5.De straf

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte wordt opgelegd:
- een geldboete van € 750,00;
- een rijontzegging van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van een jaar.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte heeft de rechtbank verzocht er bij de strafoplegging rekening mee te houden dat mediation heeft plaatsgevonden, wat positief is beëindigd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden.
De verdachte heeft geen voorrang verleend aan [slachtoffer] , die op zijn fiets voor de verdachte van rechts kwam. Daardoor is een verkeersongeluk ontstaan, waarbij [slachtoffer] onder andere een schedelbreuk heeft opgelopen. De rechtbank is zich bewust van de ernstige gevolgen van het bewezen verklaarde feit voor het slachtoffer en de impact die het ongeval op hem heeft gehad. Tegelijkertijd moet de hoogte van straf in overeenstemming zijn met het strafrechtelijke verwijt dat de verdachte kan worden gemaakt. Dit betekent met andere woorden dat de rechtbank de straf baseert op het feit dat bewezen is verklaard, namelijk de overtreding van artikel 15 RVV, het niet verlenen van voorrang.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank er in het voordeel van de verdachte rekening mee dat tussen de verdachte en de partner van het slachtoffer mediation heeft plaatsgevonden. Uit de slotovereenkomst blijkt dat de mediation is geslaagd. Partijen hebben met elkaar gesproken en de verdachte heeft de partner van het slachtoffer laten weten dat zij het verschrikkelijk vindt dat het ongeluk zoveel impact heeft gehad op het slachtoffer en zijn gezin. Het is duidelijk dat de verdachte is geschrokken van wat er is gebeurd en dat zij zich er schuldig over voelt. Uit de slotovereenkomst blijkt dat de partner van het slachtoffer het belangrijk vindt dat de verdachte dit (ook) kan afsluiten.
Vanwege de vrijspraak voor het primair en subsidiair ten laste gelegde, komt de rechtbank tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft geëist. Ook neemt de rechtbank mee dat het bewezen feit een overtreding oplevert en dat de op te leggen straf moet passen bij een overtreding. Verder heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, namelijk vrijwel altijd een geldboete. De rechtbank vindt in deze zaak een geldboete daarom een passende straf.
De rechtbank ziet geen reden om daarnaast een rijontzegging aan de verdachte op te leggen. De verdachte heeft namelijk nog niet eerder een strafbaar feit gepleegd en ook is niet gebleken dat zij onverantwoord verkeersgedrag heeft vertoond. Daarnaast is zij voor haar werk afhankelijk van haar rijbewijs.
Al met al zal de rechtbank een geldboete van € 250,00 aan de verdachte opleggen. Omdat de opgelegde geldboete niet hoger is dan € 500,00, is het verlofstelsel van toepassing. Dat betekent dat, als in deze zaak hoger beroep wordt ingesteld, de zaak alleen in hoger beroep zal worden behandeld als de voorzitter bij het gerechtshof daar toestemming voor geeft omdat hij het belang daarvoor ziet.

6.De toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
  • artikel 23 en 24c van het Wetboek van Strafrecht;
  • artikel 15 en 92 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hierboven in paragraaf 3.4 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor van het bewezen verklaarde tot een
geldboete van € 250,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 5 dagen.
Als hoger beroep wordt ingesteld tegen dit vonnis, is het verlofstelsel als bedoeld in artikel
410a van het Wetboek van Strafvordering van toepassing.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich, voorzitter, mrs. E.H.M. Druijf en L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Broere, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juli 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 27 juni 2024 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede
rijdende over de weg, de [straat 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl zij bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse,
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 40 km/u te rijden, althans met een
hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid
van 30 km/u, althans met een hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter
plaatse geboden was en/of (vervolgens)
- met onverminderde, althans met (te) hoge snelheid voor de situatie ter plaatse, op
de kruising met de [straat 2] af te rijden en/of haar snelheid
onvoldoende aan te passen op de situatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- op de kruising met de [straat 2] geen voorrang te verlenen aan een
van rechts komende fietser, waardoor zij in botsing is gekomen met voornoemde
fietser,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een
schedelbreuk en/of diverse kneuzingen, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de
normale bezigheden is ontstaan
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 juni 2024 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] als
bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de
[straat 1] ,
- terwijl zij bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse,
- met een snelheid van ongeveer (tenminste) 40 km/u heeft gereden, althans met
een hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane
maximumsnelheid van 30 km/u, althans met een hogere snelheid dan die voor een
veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of (vervolgens)
- met onverminderde, althans met (te) hoge snelheid voor de situatie ter plaatse, op
de kruising met de [straat 2] is afgereden en/of haar snelheid
onvoldoende aan heeft gepast op de situatie ter plaatse en/of (vervolgens)
- op de kruising met de [straat 2] geen voorrang heeft verleend aan
een van rechts komende fietser, waardoor zij in botsing is gekomen met
voornoemde fietser,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 juni 2024 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] als
bestuurder van een personenauto rijdende op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de [straat 1] , op de kruising of splitsing van die weg met de voor
het openbaar verkeer openstaande weg(en), de [straat 2] , een voor
haar van rechts komende bestuurder van een fiets geen voorrang heeft verleend,
immers die bestuurder niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen,
waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht
( art 15 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 )

Voetnoten

3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2024202498, doorgenummerd pagina 1 tot en met 70. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
4.Een proces-verbaal aanrijding misdrijf van 28 augustus 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , pagina 5.
5.Idem, pagina 6.
6.De verkeersongevallenanalyse van 27 oktober 2024, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] . en [verbalisant 3] , pagina 29.