Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 december 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het veroorzaken van gevaar op de weg door rakelings langs fietsers te rijden met zijn snorfiets. De feiten dateren van 16 april 2014, toen de verdachte op de Haarlemmerweg in Amsterdam reed. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, dat het verbiedt zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt.
Het Gerechtshof had vastgesteld dat de verdachte met hoge snelheid rakelings langs meerdere fietsers reed, wat volgens de verbalisanten gevaar en hinder kon veroorzaken. De verdediging voerde aan dat er geen bewijs was dat de verdachte harder reed dan toegestaan en dat het niet opvolgen van een stopteken geen overtreding van artikel 5 WVW opleverde. Het Hof oordeelde echter dat de gedragingen van de verdachte, gezien de omstandigheden, wel degelijk gevaar konden veroorzaken.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de uitleg van de termen "kan worden veroorzaakt" en "kan worden gehinderd" in de context van artikel 5 WVW 1994 correct was. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt dat de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd is. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders in verkeerssituaties, vooral in de nabijheid van kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers.