ECLI:NL:HR:2015:3691

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
15/00155
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van de bestuurder bij gevaarlijke verkeerssituaties op fietspaden

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte, geboren in 1994, werd beschuldigd van het veroorzaken van gevaar op de weg door rakelings langs fietsers te rijden met zijn snorfiets. De feiten dateren van 16 april 2014, toen de verdachte op de Haarlemmerweg in Amsterdam reed. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, dat het verbiedt zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt.

Het Gerechtshof had vastgesteld dat de verdachte met hoge snelheid rakelings langs meerdere fietsers reed, wat volgens de verbalisanten gevaar en hinder kon veroorzaken. De verdediging voerde aan dat er geen bewijs was dat de verdachte harder reed dan toegestaan en dat het niet opvolgen van een stopteken geen overtreding van artikel 5 WVW opleverde. Het Hof oordeelde echter dat de gedragingen van de verdachte, gezien de omstandigheden, wel degelijk gevaar konden veroorzaken.

De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de uitleg van de termen "kan worden veroorzaakt" en "kan worden gehinderd" in de context van artikel 5 WVW 1994 correct was. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt dat de bewezenverklaring toereikend gemotiveerd is. Dit arrest benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders in verkeerssituaties, vooral in de nabijheid van kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers.

Uitspraak

22 december 2015
Strafkamer
nr. S 15/00155
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 19 december 2014, nummer 23/003041-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten doordat het een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de daarin voorkomende woorden "kon worden veroorzaakt" en/of "kon worden gehinderd", althans dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.1.
Overeenkomstig de tenlastelegging heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 16 april 2014 te Amsterdam als bestuurder van een voertuig (snorfiets), daarmee rijdende op de weg (fietspad), de Haarlemmerweg, rakelings langs meerdere fietsers is gereden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt, en het verkeer op die weg kon worden gehinderd."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL134J-20140943845-4 van 16 april 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
1. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van deze verbalisanten:
Wij bevonden ons op 16 april 2014 op de Bos en Lommerweg gaande in de richting van de Willem de Zwijgerlaan te Amsterdam. Wij zagen dat de snorfiets met het kenteken [...] de Haarlemmerweg op reed. Wij zagen veel fietsers rijden op het fietspad op de Haarlemmerweg. Wij zagen dat de bestuurder van de snorfiets op hoge snelheid en rakelings langs de fietsers reed. Wij hielden de bestuurder staande. De bestuurder bleek later te zijn genaamd: [verdachte] .
2. Een proces-verbaal van aanhouding met nummer PL134J-2014094385-2 van 16 april 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van deze verbalisanten:
Op 16 april 2014 hielden wij op heterdaad als verdachte van artikel 5 Wegenverkeerswet aan: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ."
2.2.3.
Het bestreden arrest houdt voorts, voor zover in cassatie van belang, het volgende in:
"De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd. Uit het proces-verbaal van bevindingen kan niet - dwingend - worden afgeleid dat de verdachte harder reed dan toegestaan. Een fietspad is redelijk smal; het is dus vrijwel onmogelijk om niet op korte afstand langs een fietser te rijden met een snorfiets. Er is niet gerelateerd dat de fietsers hebben verklaard dat de verdachte te dicht langs hen reed. Het niet opvolgen van een stopteken levert geen omstandigheid als bedoeld in artikel 5 Wegenverkeerswet (WVW 1994) op. Daarnaast is het de vraag of het verzuim richting aan te geven bij het afslaan een overtreding van dit artikel oplevert.
Het hof overweegt als volgt. Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte met hogere snelheid heeft gereden dan ter plaatse toegestaan. Voorts is het hof van oordeel dat het enkele niet opvolgen van de aanwijzing van de politieambtenaar en het verzuimen richting aan te geven (in ieder geval in het onderhavige geval) geen gedragingen vormen die onder de reikwijdte van artikel 5 WVW 1994 vallen. In zoverre dient de verdachte dan ook te worden vrijgesproken. Voor het overige overweegt het hof als volgt. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen op 16 april 2014 veel fietsers rijden op het fietspad op de Haarlemmerweg. Ook zagen zij dat de verdachte op zijn snorfiets rakelings langs de fietsers reed, hetgeen volgens de waarneming van de verbalisanten met hoge snelheid gebeurde. Dit vormt naar het oordeel van het hof een gedraging die gevaar en/of hinder voor de fietsers kon veroorzaken."
2.3.
Art. 5 WVW 1994 luidt:
"Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd."
2.4.
De tenlastelegging en bewezenverklaring zijn toegesneden op genoemd art. 5 WVW 1994. Daarom moeten de in de tenlastelegging en bewezenverklaring gebezigde woorden "door welke gedragingen (...) gevaar op die weg kon worden veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd" geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in deze bepaling.
2.5.
Het Hof heeft blijkens de bewijsvoering vastgesteld dat de verdachte als bestuurder van zijn snorfiets op een fietspad met veel fietsers met hoge snelheid rakelings langs fietsers reed. Gelet daarop geeft het oordeel van het Hof dat door het rakelings langs die fietsers rijden gevaar op de weg kon worden veroorzaakt en het verkeer op de weg kon worden gehinderd, niet blijk van een onjuiste opvatting omtrent deze aan art. 5 WVW 1994 ontleende termen en is dat oordeel toereikend gemotiveerd.
2.6.
Opmerking verdient nog dat tussen de in art. 5 WVW 1994 opgenomen varianten "wordt" en "kan worden" een met die bewoordingen overeenkomend, gradueel doch niet-wezenlijk verschil bestaat.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.F. Faase, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 december 2015.