ECLI:NL:RBMNE:2025:3458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
UTR 25/1418
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op Wajong-uitkering en arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van het Uwv om zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering af te wijzen beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. Jansen, stelt dat hij niet over arbeidsvermogen beschikt en dat de rapportages van het Uwv een onrealistisch beeld geven van zijn beperkingen. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. E.F. de Roy van Zuydewijn, handhaaft zijn standpunt dat eiser niet voldoet aan de wettelijke vereisten voor de Wajong-uitkering, zoals vastgelegd in hoofdstuk 1a van de Wet Wajong.

De rechtbank overweegt dat voor het verkrijgen van een Wajong-uitkering moet worden vastgesteld dat er op de achttiende verjaardag van eiser of binnen vijf jaar daarna sprake was van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De rechtbank concludeert dat het Uwv op basis van rapporten van verzekeringsartsen tot de conclusie is gekomen dat eiser in staat is om ten minste één uur aaneengesloten te werken en minimaal vier uur per dag belastbaar is. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die deze conclusie weerleggen.

De rechtbank oordeelt dat de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zorgvuldig zijn opgesteld en voldoen aan de vereisten. Eiser heeft onvoldoende aangetoond dat de rapporten niet aan de voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/1418

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,(gemachtigde: mr. J. Jansen),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,(het Uwv), verweerder,

(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn)

Samenvatting

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 6 februari 2024. Hierin heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waardoor eiser geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten 2015 (Wajong). Volgens het Uwv voldoet eiser niet aan de wettelijke vereisten zoals die zijn opgenomen in hoofdstuk 1a van de Wet Wajong. Eiser is het hier niet mee eens, volgens hem beschikt hij niet over arbeidsvermogen en geven de opgestelde rapportages een onrealistisch beeld van zijn werkelijke beperkingen.
Procesverloop
Op [geboortedatum] 2017 is eiser 18 jaar geworden. De Wajong verzekerde periode loopt van 23 september 2017 tot en met 23 september 2022. Eiser heeft op 16 februari 2024 een Wajong-uitkering aangevraagd. Om de aanvraag van eiser te kunnen beoordelen, heeft een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden. Met de beschikking van 5 maart 2024 (het primaire besluit) heeft het Uwv de aanvraag afgewezen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep beperkingen aangenomen in activiteiten, waarna opnieuw arbeidskundig onderzoek is uitgevoerd. In de beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) blijft het Uwv bij het besluit dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en aanvullende beroepsgronden ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, vergezeld door zijn ouders, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.
Beoordeling door de rechtbankToetsingskaderLaattijdige aanvraag
Eiser heeft op 16 februari 2024 een Wajong-uitkering aangevraagd, bijna 7 jaar na zijn 18e verjaardag. Er is daarmee sprake van een laattijdige aanvraag, waardoor bij de beoordeling moet worden teruggekeken in de tijd. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ligt de bewijslast en dus ook het bewijsrisico bij een laattijdige Wajong-aanvraag bij de aanvrager, [1] omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen.
Hoe luidt de regelgeving?
6. Om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering moet vast komen staan dat bij eiser op zijn achttiende verjaardag of binnen vijf jaar na zijn achttiende verjaardag sprake was van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. Volgens het Schattingsbesluit gelden bij de beoordeling of iemand arbeidsvermogen heeft, vier cumulatieve criteria. Iemand moet namelijk:
- een taak kunnen uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
- beschikken over basale werknemersvaardigheden;
- ten minste vier uur per dag belastbaar zijn of ten minste twee uur per dag het wettelijk minimumuurloon verdienen; en
- ten minste één uur aaneengesloten kunnen werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces.
Voor het recht op een Wajong-uitkering moet het Uwv dus beoordelen of aan al deze vier criteria is voldaan. Als dat niet zo is, ontbreekt het arbeidsvermogen. Het Uwv moet daarna beoordelen of dat duurzaam is. Het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen betekent dat de mogelijkheden niet door medisch herstel, behandeling, begeleiding of door training (bijvoorbeeld scholing) kunnen verbeteren. [2] Beoordeling van de beroepsgronden van eiserDe medische beoordeling
7. Eiser voert aan dat ten onrechte arbeidsvermogen is aangenomen. Hij is namelijk niet in staat om één uur zonder onderbreking te werken of tenminste 4 uur per dag te werken. De rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep geven een onjuist c.q. onrealistisch beeld van zijn werkelijke beperkingen. Hij meent dat er verschillende beperkingen zijn waar onvoldoende rekening mee is gehouden. Hij ervaart door zijn autisme problemen met communiceren. Daarnaast heeft hij klachten aan zijn onderrug, schouders en knieën.
8. Het Uwv blijft bij zijn standpunt en verwijst naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 januari 2025.
9. In het rapport van 17 januari 2025 gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgebreid in op de mentale beperkingen van eiser. Vanwege deze beperkingen neemt de verzekeringsarts bezwaar en beroep de volgende beperkingen aan: omgaan met stress en andere mentale eisen, het overzien van gevolgen van eigen handelen, omgaan met kritiek, tolerantie van gedrag en relaties tonen en beantwoorden en omgaan met meerderen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep motiveert dat eiser, rekening houdend met deze beperkingen, tenminste één uur aaneengesloten kan werken zonder een substantiële onderbreking van het werkproces. Eiser is tevens gedurende 5 dagen per week, minimaal 4 uur per dag belastbaar in arbeid. Er is geen medische onderbouwing om op preventieve -, beschikbaarheid - en/of energetische gronden een urenrestrictie aan te nemen. Uit het rapport volgt verder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen lichamelijk onderzoek heeft verricht, omdat eiser niet onder behandeling is voor fysieke klachten of aandoeningen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij inspectie ook een normaal/vlot bewegingspatroon waargenomen. De mentale problematiek staat dan ook op de voorgrond, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
10. De rechtbank overweegt dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan de volgende drie voorwaarden voldoen. De rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en moeten voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de besluiten die daarop gebaseerd zijn, zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan eiser om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de drie genoemde voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de drie genoemde voorwaarden is voldaan. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
11. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 17 januari 2025 overtuigend heeft gemotiveerd hoe hij tot de beoordeling is gekomen. De rechtbank kan het medisch oordeel volgen. Eiser heeft geen medische stukken ingebracht die het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat eiser in staat is om één uur zonder onderbreking of tenminste 4 uur per dag te werken, weerleggen. De rechtbank heeft dan ook geen aanknopingspunten om aan de juistheid van dat medisch oordeel te twijfelen. Hoe eiser zijn klachten zelf ervaart en tegen welke belemmeringen hij aanloopt tijdens het verrichten van arbeid in het reguliere proces, hoe invoelbaar ook, is onvoldoende om het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep opzij te zetten. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
12. Eiser voert aan dat de arbeidskundige beoordeling niet juist is. Hij kan de gevonden taak niet uitvoeren en beschikt niet over basale werknemersvaardigheden. Eiser kan namelijk niet accepteren als regels niet worden nageleefd. Dit leidt dan tot een conflict waarbij eiser zich gediscrimineerd voelt. Het is hem daarom niet gelukt om langdurig een baan te behouden. Bovendien is de gevonden taak niet realistisch. De gevonden taak zal uitgevoerd worden in een fabriek en daar bestaat altijd hoge werkdruk. Er is geen sprake van een stressvrije werkplek, zo stelt eiser.
13. Het Uwv blijft bij zijn standpunt en verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 27 januari 2025. Tijdens de zitting heeft het Uwv toegelicht dat een taak een klein onderdeel uit een functie is. De gevonden taak bestaat en komt voor in de praktijk. Het is niet relevant of eiser de taak daadwerkelijk gaat verrichten, het is een theoretische schatting.
14. De rechtbank stelt vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 27 januari 2025 motiveert waarom eiser beschikt over basale werknemersvaardigheden. Eiser kan namelijk instructies van een werkgever begrijpen, onthouden en uitvoeren en hij is in staat om gemaakte afspraken na te komen. Dit is ook consistent met zijn arbeids- en scholingsverleden. De rechtbank kan dit volgen. Eiser heeft ook tijdens de zitting bevestigd dat het hem lukt om afspraken na te komen.
15. De rechtbank stelt verder vast dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de taak 'Plaatsen van onderdelen op printplaat' [3] heeft uitgekozen als voorbeeld voor het uitvoeren van een taak. Eiser is in staat om deze taak te verrichten. Bij het uitkiezen van deze taak heeft de arbeidsdeskundige rekening gehouden met de beperkingen die uit het rapport van verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 januari 2025 naar voren zijn gekomen. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige van 27 januari 2025 volgt ook dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 15 en 23 januari 2025 overleg heeft gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat deze taak geschikt is, omdat deze aansluit bij de voorwaarden in werk en werkomgeving. De taak bestaat uit mentaal licht belastend en routinematig werk, waarin geen sprake is van tijdsdruk. De taak vereist geen samenwerking met collega’s of klantcontact. Veelvuldige storingen en onderbrekingen zijn niet inherent aan de aard van de verrichtingen, die in een serieel proces kunnen worden verricht. Tenslotte maakt conflicthantering geen onderdeel uit van het werk. De rechtbank kan volgen dat de geselecteerde taak daarom door eiser kan worden uitgevoerd. Ook het feit dat het eiser tot op heden niet gelukt is om langdurig een baan te behouden, maakt nog niet dat eiser de door de arbeidsdeskundige geselecteerde taak niet zou kunnen uitoefenen. In hetgeen eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling door de arbeidsdeskundige in bezwaar en beroep. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht heeft beslist dat eiser geen recht heeft op een Wajong uitkering, omdat hij over arbeidsvermogen beschikte toen hij de Wajong-uitkering aanvroeg. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, 13 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3451 en Centrale Raad van Beroep, 30 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1678.
2.Dit staat in artikel 1a:1, eerste lid van de Wajong en is uitgewerkt in artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit.
3.taaknummer 1701, versie 2 juli 2024