Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verdachte] ,
De advocaat geeft te kennen dat zij een preliminair verweer wil voeren.
opmerking griffier: de e-mailberichten worden als bijlagen aan dit proces-verbaal gehecht).
De advocaat voert het woord als volgt:
De officier van justitie voert het woord als volgt:
De politierechter merkt het volgende op:
De advocaat reageert als volgt:
De politierechter merkt het volgende op:
De advocaat reageert als volgt:
De politierechter merkt het volgende op:
De advocaat reageert als volgt:
De politierechter merkt het volgende op:
De advocaat reageert daarop als volgt:
De politierechter merkt het volgende op:
De advocaat reageert als volgt:
De politierechter merkt het volgende op:
De advocaat reageert als volgt:
De politierechter merkt het volgende op:
De advocaat reageert als volgt:
De politierechter merkt het volgende op:
De advocaat reageert als volgt:
AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Ik heb abusievelijk niet vermeld dat het om een voorgenomen afdoening ging, omdat dat mij ook niet bekend was.”
17 april 2024 aan de advocaat bericht dat de zaak de dag erna zal worden besproken in het ZSM-overleg en dat daar de afdoeningsbeslissing wordt genomen. Vervolgens heeft [A] op 22 april 2024 uit eigen beweging contact met de advocaat opgenomen en meegedeeld dat na overleg met de officier van justitie is besloten de zaak te seponeren vanwege gebrek aan bewijs. De advocaat heeft daaruit mogen afleiden dat het ZSM-overleg inmiddels had plaatsgevonden en dat het om een definitieve sepotbeslissing ging.