ECLI:NL:RBMNE:2025:3269

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
16.198645.24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtvaardigd vertrouwen in sepotmededeling door politieagent

Op 28 mei 2025 vond een zitting plaats bij de Rechtbank Midden-Nederland, waar de politierechter, mr. S.D. Groen, de zaak behandelde. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.T.M. Eijsbouts, had een preliminair verweer ingediend tegen de vervolging door het Openbaar Ministerie (OM). De advocaat stelde dat de verdachte gerechtvaardigd vertrouwen had in de mededeling van een politieagent, [A], dat de zaak zou worden geseponeerd. De politierechter merkte op dat het OM de bevoegdheid heeft om te beslissen over vervolging, maar dat in uitzonderlijke gevallen een niet-ontvankelijkverklaring mogelijk is als er gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt bij de verdachte dat hij niet vervolgd zou worden.

De politierechter concludeerde dat de mededeling van de politieagent niet aan het OM kon worden toegerekend, omdat [A] geen bevoegdheid had om een sepotbeslissing te nemen. Desondanks oordeelde de rechter dat de advocaat op de mededeling van [A] had mogen vertrouwen, gezien de omstandigheden en de communicatie tussen de advocaat en de politie. De rechter stelde vast dat de verdachte gerechtvaardigd had mogen vertrouwen op de mededeling dat hij niet vervolgd zou worden, en verklaarde het OM niet-ontvankelijk in de vervolging. De uitspraak werd gedaan ter openbare zitting, en de officier van justitie werd geïnformeerd dat tegen het vonnis hoger beroep kon worden ingesteld binnen veertien dagen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.198645.24
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter op 28 mei 2025.
Tegenwoordig: mr. S.D. Groen, politierechter,
en mr. J. Rasink-de Kruijf, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. M. Kamper, officier van justitie.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
Verdachte antwoordt op de vragen van de politierechter, gesteld ten behoeve van het vaststellen van de identiteit van verdachte, te zijn:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. S.T.M. Eijsbouts, advocaat te Amsterdam.
De politierechtervermaant verdachte oplettend te zijn op wat hij zal horen en deelt hem mee dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De politierechtermerkt op dat hij gisteravond een e-mailbericht van de advocaat heeft ontvangen met twee bijlagen. De politierechter vraagt aan de advocaat met welke bedoeling zij die stukken heeft toegestuurd.

De advocaat geeft te kennen dat zij een preliminair verweer wil voeren.

De politierechterhoudt de inhoud van de bijlagen voor. De politierechter merkt op dat de strekking is dat de verhorend rechercheur [A] , brigadier bij [.] (hierna: [A] ), tegen de advocaat heeft gezegd dat de zaak tegen verdachte wordt geseponeerd. Bijlage 1 bevat een mailwisseling tussen de advocaat, een kantoormedewerker van de advocaat en [A] . Bijlage 2 bevat een mailwisseling tussen de advocaat en [A] (
opmerking griffier: de e-mailberichten worden als bijlagen aan dit proces-verbaal gehecht).

De advocaat voert het woord als volgt:

Per e-mail van 16 april 2024 heb ik aan [A] gevraagd of inmiddels al wat bekend was over de zaak van verdachte. Daarop antwoordde [A] per e-mail van 17 april 2024 dat de zaak de volgende dag met ZSM niet-vast zou worden besproken en dat de afdoening dan hopelijk bekend zou worden.
Ik ben vervolgens op 22 april 2024 gebeld door [A] . Zij vertelde mij dat na overleg met de officier van justitie was besloten de zaak te seponeren vanwege gebrek aan bewijs. Na deze mededeling heb ik telefonisch aan verdachte doorgegeven dat de zaak geseponeerd zou worden.
Vervolgens heb ik op grond van artikel 530 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) een verzoekschrift voor vergoeding van de gemaakte advocaatkosten ingediend bij de rechtbank. Voor de volledigheid heeft mijn secretariaat daarna contact opgenomen met het Openbaar Ministerie voor de officiële sepotbeslissing. Het Openbaar Ministerie kon aanvankelijk niets vinden over de afdoening. Daarom heeft mijn secretariaat contact opgenomen met de politie. De politie deelde mee dat ze bezig waren met het opstellen van de sepotbrief. Ik verwijs naar de e-mail van 14 mei 2024 van het secretariaat. De politie moet dus navraag hebben gedaan bij het Openbaar Ministerie, want het Openbaar Ministerie stelt de sepotbrief op. Vervolgens kreeg ik op 5 juli 2024 een e-mail van [A] waarin zij schrijft dat het zij abusievelijk niet had vermeld dat het om een voorgenomen afdoening ging omdat dat haar niet bekend was.
Gelet op de eerdere mededelingen mochten verdachte en ik erop vertrouwen dat verdachte niet vervolgd zou worden. Ik verzoek daarom het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging. Ik verwijs naar ECLI:NL:RBZWB:2024:4652, waarin een vergelijkbare kwestie speelde.

De officier van justitie voert het woord als volgt:

Verdachte heeft geen brief ontvangen waarin staat dat de zaak geseponeerd wordt. Er is alleen mondeling iets gezegd door een politieagent die zegt namens het Openbaar Ministerie te spreken. Maar een politieagent kan geen sepotbeslissing nemen. Een politieagent kan een sepotbeslissing ook niet namens het Openbaar Ministerie doorgeven. Daarnaast is de mededeling van de politieagent gedaan aan de advocaat en niet aan verdachte zelf. Van schending van het vertrouwensbeginsel is dan geen sprake. Dat blijkt uit ECLI:NL:GHSHE:2015:3013.

De politierechter merkt het volgende op:

Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat in de regel geen gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend aan uitlatingen of gedragingen van functionarissen aan wie geen bevoegdheden in verband met de vervolgingsbeslissing zijn toegekend. U bent als advocaat met die rechtspraak bekend. In hoeverre heeft u die rechtspraak verwerkt in het contact met uw cliënt over de toegezegde afdoening van de strafzaak?

De advocaat reageert als volgt:

Ik heb exact de informatie doorgegeven die aan mij is gegeven. De uitspraak waar de officier van justitie naar verwijst, is oud. Het is niet meer zo dat de mededeling van een politieagent nooit tot een schending van het vertrouwensbeginsel kan leiden. Het ligt eraan wat er is gezegd. Als [A] uitsluitend had gezegd “de zaak wordt geseponeerd”, dan kan ik mij voorstellen dat het anders ligt. In dit geval heeft zij expliciet vermeld dat de beslissing is genomen na overleg met het Openbaar Ministerie. Dus ik heb aan verdachte gezegd dat de beslissing is genomen na overleg met het Openbaar Ministerie. Ik ken de rechtspraak en dat heeft niet gemaakt dat ik terughoudend ben geweest met het delen van deze informatie. Ik heb zelf erop vertrouwd en mocht erop vertrouwen dat de zaak werd geseponeerd.

De politierechter merkt het volgende op:

Uit het e-mailbericht van uw kantoormedewerker 14 mei 2024 blijkt dat navraag is gedaan bij het Openbaar Ministerie en dat daar juist niets bekend was over een sepot. Wijst dat er dan niet op dat er geen sprake was van een sepot?

De advocaat reageert als volgt:

Het secretariaat heeft gebeld met het Openbaar Ministerie. Het is dan vaak zo dat de medewerker van het Openbaar Ministerie even snel in het systeem kijkt en niets kan vinden. Dat zegt dus niet zoveel. Het secretariaat heeft vervolgens contact gehad met de politie en die zijn blijkbaar intern aan de slag gegaan en hebben navraag gedaan bij het Openbaar Ministerie. Daaruit kwam de informatie dat er een sepotbrief gemaakt werd.

De politierechter merkt het volgende op:

In hoeverre is dat een aanname over de gang van zaken bij deze telefonische contacten? Wat heeft u over die contacten van uw kantoormedewerker vernomen?

De advocaat reageert als volgt:

Ik neem aan dat het op die manier is gegaan. Ik heb niet meer gesproken over die contacten met mijn kantoormedewerker.

De politierechter merkt het volgende op:

In het e-mailbericht van de kantoormedewerker van 14 mei 2024 staat dat “ze” bezig zijn met het schrijven van de sepotbrief, terwijl uit het bericht niet duidelijk wordt wie daarmee wordt bedoeld.

De advocaat reageert daarop als volgt:

De politie schrijft geen sepotbrieven. Dat doet het Openbaar Ministerie. Het gaat om deze mail en het telefoontje van [A] . Alle communicatie tezamen maakt dat erop vertrouwd kon worden dat de zaak tegen verdachte geseponeerd zou worden.

De politierechter merkt het volgende op:

Als ik kijk naar het toetsingskader van de Hoge Raad dan is de eerste vraag in hoeverre sprake is van een mededeling die is toe te rekenen aan het Openbaar Ministerie. Is het uw standpunt dat de telefonische mededeling door [A] is toe te rekenen aan het Openbaar Ministerie?

De advocaat reageert als volgt:

Ja, want [A] heeft gezegd dat de beslissing is genomen na overleg met het Openbaar Ministerie.

De politierechter merkt het volgende op:

Heeft mevrouw [A] aan de telefoon gezegd dat zij namens het Openbaar Ministerie belt?

De advocaat reageert als volgt:

Daar durf ik mijn hand niet voor in het vuur te steken. Zij heeft wel gezegd dat de beslissing is genomen na overleg met het Openbaar Ministerie.

De politierechter merkt het volgende op:

Eerder zei u dat [A] heeft gezegd dat de beslissing is genomen na overleg met de officier van justitie.

De advocaat reageert als volgt:

Daartussen zie ik geen verschil. De officier van justitie werkt bij het Openbaar Ministerie. [A] heeft mij eerst gemaild dat de zaak besproken wordt op ZSM. Vervolgens heeft zij mij uit zichzelf gebeld met de mededeling dat zij contact heeft gehad met ZSM, dat de zaak wordt geseponeerd en dat daartoe is gekomen na overleg met de officier van justitie.

De politierechter merkt het volgende op:

U weet zeker dat aan u is medegedeeld dat de beslissing is genomen na overleg met de officier van justitie?

De advocaat reageert als volgt:

Ja.
Aan de advocaat en officier van justitie wordt gelegenheid gegeven voor re- en dupliek.
Na een korte onderbreking voor beraad hervat de politierechter de zitting. De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt meteen mondeling vonnis te zullen geven. De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.

AANTEKENING VAN HET MONDELING VONNIS

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De politierechter stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, Sv aan het Openbaar Ministerie de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde.
Zo’n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet nadat door het Openbaar Ministerie gedane, of aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen, uitlatingen (of daarmee gelijk te stellen gedragingen) bij de verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd.
Naar het oordeel van de politierechter is in dit geval geen sprake van een door het Openbaar Ministerie gedane mededeling of een mededeling die aan het Openbaar Ministerie is toe te rekenen. [A] is niet werkzaam bij het Openbaar Ministerie. Zij heeft als verhorend rechercheur op eigen initiatief geïnformeerd naar de afdoening van de zaak bij de afdeling ZSM. Vervolgens heeft zij uit zichzelf gebeld met de advocaat en de verkregen informatie doorgegeven. Het op deze wijze doorgeven van informatie is onvoldoende om de inhoud van de door [A] gedane mededelingen toe te rekenen aan het Openbaar Ministerie.
Dat betekent niet dat aan een mededeling van een politieagent nooit het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat vervolging achterwege zal blijven. In dat geval moet onderzocht worden of sprake is van de gestelde mededeling van de politieagent aan de advocaat dat geen vervolging zou worden ingesteld en zo ja, of de verdachte daarop heeft mogen vertrouwen.
De politierechter beantwoordt de eerste vraag bevestigend. Het standpunt van de advocaat dat aan haar telefonisch is medegedeeld dat de zaak tegen verdachte wordt geseponeerd, is door de officier van justitie niet betwist en vindt ook bevestiging in de e-mailwisselingen tussen de advocaat en [A] . In haar e-mail van 5 juli 2024 (bijlage 2) verwijst de advocaat naar dat telefonisch gesprek met de mededeling:
“Op 22 april heeft u mij telefonisch medegedeeld dat de zaak van mijn cliënt de heer [verdachte] na overleg met de officier van justitie is geseponeerd met sepotcode 02 (onvoldoende bewijs).”
In haar e-mail van 5 juli 2024 (bijlage 2) reageert [A] daarop met een impliciete bevestiging:

Ik heb abusievelijk niet vermeld dat het om een voorgenomen afdoening ging, omdat dat mij ook niet bekend was.
De volgende vraag die de politierechter moet beoordelen is of de verdachte heeft mogen vertrouwen op de mededeling dat de zaak tegen hem wordt geseponeerd. Aangezien de mededeling initieel aan de advocaat werd gedaan, zal de politierechter eerst beoordelen op welke wijze de advocaat deze informatie heeft verkregen en aan verdachte heeft doorgegeven.
Van een advocaat mag verwacht worden dat hij of zij ermee bekend is dat in de regel geen vertrouwen kan worden gesteld in de mededeling van een politieagent dat verdachte niet wordt vervolgd. Naar het oordeel van de politierechter heeft de advocaat in dit geval toch op de mededeling van [A] mogen vertrouwen. [A] heeft namelijk in haar e-mail van
17 april 2024 aan de advocaat bericht dat de zaak de dag erna zal worden besproken in het ZSM-overleg en dat daar de afdoeningsbeslissing wordt genomen. Vervolgens heeft [A] op 22 april 2024 uit eigen beweging contact met de advocaat opgenomen en meegedeeld dat na overleg met de officier van justitie is besloten de zaak te seponeren vanwege gebrek aan bewijs. De advocaat heeft daaruit mogen afleiden dat het ZSM-overleg inmiddels had plaatsgevonden en dat het om een definitieve sepotbeslissing ging.
Daar komt bij dat de politie aan het secretariaat van de advocaat heeft bericht dat de sepotbrief snel zal komen. Dat blijkt uit de e-mail van 14 mei 2024 (bijlage 1) van de kantoormedewerker aan de advocaat, waarin hij naar aanleiding van het verzoek van de advocaat om navraag te doen naar de sepotbrief, schrijft:
“Het OM kon helemaal niets in hun systeem vinden over deze zaak. Na twee keer met de politie gesproken te hebben is het duidelijk dat ze nu bezig zijn met het maken van die brief. Ze verwachten dan ook dat die er snel (deze week nog) zal komen!”
Deze mededeling van de politie draagt bij aan het vertrouwen dat de advocaat heeft mogen hebben in de mededeling dat verdachte niet zal worden vervolgd.
De advocaat heeft de aan haar gedane mededelingen doorgegeven aan de verdachte. De politierechter kan zich goed voorstellen dat zij daarbij geen voorbehoud heeft gemaakt, gelet op de omstandigheden waaronder die mededelingen zijn gedaan en het gerechtvaardigd vertrouwen dat zij in die mededelingen mocht hebben. Verdachte heeft daarom ook gerechtvaardigd mogen vertrouwen op de mededeling dat hij niet zal worden vervolgd.
Het Openbaar Ministerie heeft in strijd met de beginselen van een goede procesorde gehandeld door verdachte alsnog te vervolgen. Het preliminair verweer is dus gegrond. De politierechter verklaart het Openbaar Ministerie daarom niet-ontvankelijk in de vervolging.
De politierechter deelt aan de officier van justitie mee dat tegen dit vonnis gedurende veertien dagen hoger beroep kan worden ingesteld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat door de politierechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.
Bijlage 1 – mailwisseling tussen advocaat, verhorend rechercheur en kantoormedewerker

Van: " [A] ( [.] )"

Datum:maandag, 18 maart 2024 15:04
Aan:Sophie Eijsbouts
Onderwerp:
Test
Met vriendelijke groet,
[A]

Van: Sophie Eijsbouts

Verzonden:maandag 18 maart 2024 16:50
Aan:[A] ( [.] )
Onderwerp:Verhoor [verdachte] [ [letter/nummeraanduiding 1] ]
Beste mevrouw [A] ,
Heeft u voor mij een proces-verbaalnummer van het verhoor zodat ik de stukken kan opvragen? Alvast dank!
Met vriendelijke groet,
Sophie Eijsbouts
Advocaat / Attorney at law

Van: " [A] ( [.] )"

Datum:woensdag, 20 maart 2024 09:17
Aan:'Sophie Eijsbouts'
Onderwerp:RE: Verhoor [verdachte] [ [letter/nummeraanduiding 1] ]
Dag mevrouw Eijsbouts,
Het procesnummer is PL0900-2023232322.
Wij moeten eerst toestemming hebben van een zeden OVJ om de zaak in te sturen, dan kunnen wij de parketnummers aanvragen. Dit duurt meestal even voordat dit allemaal rond is.
Met vriendelijke groet,
[A]

Van: Sophie Eijsbouts

Verzonden:dinsdag 16 april 2024 13:26
Aan:[A] ( [.] )
Onderwerp:RE: Verhoor [verdachte] [ [letter/nummeraanduiding 1] ]
Goedemiddag mevrouw [A] ,
Is er inmiddels al wat bekend over de zaak van mijn cliënt?
Met vriendelijke groet,
Sophie Eijsbouts
Advocaat / Attorney at law

Datum: woensdag, 17 april 2024 19:49

Aan:'Sophie Eijsbouts'
Onderwerp:RE: Verhoor [verdachte] [ [letter/nummeraanduiding 1] ]
Hallo Sophie,
Morgen wordt de zaak met ZSM niet-vast besproken. Hopelijk wordt dan de afdoening bekend.
Met vriendelijke groet,
[A]

Van: Sophie Eijsbouts

Datum:donderdag, 18 april 2024 09:56
Aan:" [A] ( [.] )"
Onderwerp:RE: Verhoor [verdachte] [ [letter/nummeraanduiding 1] ]
Beste [A (voornaam)] ,
Duidelijk. Dan verneem ik graag van u wat de afdoening gaat zijn. Dank!
Met vriendelijke groet,
Sophie Eijsbouts
Advocaat / Attorney at law

Van: Sophie Eijsbouts

Datum:dinsdag, 14 mei 2024 12:07
Aan:Secretariaat
Onderwerp:Fwd: RE: Verhoor [verdachte] [ [letter/nummeraanduiding 1] ]
Ik ben op 22 april gebeld door de politie dat de ovj heeft besloten deze zaak te seponeren wegens onvoldoende bewijs (sepotcode 02). Normaal gesproken krijg je hier nog officieel bericht van door middel van een brief van het OM, maar heb deze niet gehad. Kunnen jullie contact opnemen met het parket Midden-Nederland om deze beslissing te krijgen? Misschien dat er ook een parketnummer is. Als dat allemaal niet lukt, dan zou je nog kunnen
bellen met de politie. Dank.
Met vriendelijke groet,
Sophie Eijsbouts
Advocaat / Attorney at law

Van: Secretariaat

Aan:Sophie Eijsbouts
Datum:dinsdag, 14 mei 2024 16:11
Onderwerp:Re: Verhoor [verdachte] [ [letter/nummeraanduiding 1] ]
Hey,
Het OM kon helemaal niets in hun systeem vinden over deze zaak. Na twee keer met de politie gesproken te hebben is het duidelijk dat ze nu bezig zijn met het maken van die brief. Ze verwachten dan ook dat die er snel (deze week nog) zal komen!
Met vriendelijke groet,
[B]
Secretariaat

Bijlage 2 – mailwisseling tussen advocaat en verhorend rechercheur

Van: Sophie Eijsbouts

Verzonden:vrijdag 5 juli 2024 15:39
Aan:[A] ( [.] )
Onderwerp:Sepot [verdachte] [ [letter/nummeraanduiding 2] ]
Goedemiddag mevrouw [A] ,
Op 22 april heeft u mij telefonisch medegedeeld dat de zaak van mijn cliënt de heer [verdachte] na overleg met de officier van justitie is geseponeerd met sepotcode 02 (onvoldoende bewijs). Naar aanleiding hiervan heb ik twee weken geleden een artikel 530 Sv verzoekschrift ingediend bij de rechtbank ter vergoeding van de gemaakte advocaatkosten. De rechtbank Midden-Nederland heeft vervolgens contact met mij opgenomen dat zij navraag hebben gedaan bij het Openbaar Ministerie en de zaak volgens hen nog helemaal niet beoordeeld is. Dit wekte natuurlijk verbazing bij mij. Zou u mij nader kunnen informeren over hoe dit zit?
Alvast dank en een fijn weekend toegewenst!
Met vriendelijke groet,
Sophie Eijsbouts
Advocaat / Attorney at law

Van: " [A] ( [.] )"

Aan:'Sophie Eijsbouts'
Datum:vrijdag, 5 juli 2024 15:56
Onderwerp:RE: Sepot [verdachte] [ [letter/nummeraanduiding 2] ]\
Goedemiddag mevrouw Eijsbouts,
Ik heb even contact met ZSM opgenomen. Ik heb abusievelijk niet vermeld dat het om een
voorgenomen afdoeningging, omdat dat mij ook niet bekend was. Dit is de reden dat de zaak nog steeds beoordeeld moet worden. Aangezien het een ZSM zaak is, ligt deze in de voorraad te wachten op een afdoening. Dit verklaart een hoop. Excuses.
Met vriendelijke groet,
[A]
[.]