ECLI:NL:RBMNE:2025:3055
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verblijfsontzegging door de rechtbank in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen een verblijfsontzegging beoordeeld. De verblijfsontzegging, opgelegd door de burgemeester van de gemeente Utrecht, betreft een periode van twee maanden en is van kracht sinds 13 november 2023. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de burgemeester heeft het besluit op 12 februari 2024 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 25 maart 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigden van de burgemeester aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Eiser had aangevoerd dat de burgemeester niet voldoende rekening had gehouden met de onschuldpresumptie en de evenredigheid van de opgelegde maatregel. De rechtbank oordeelt echter dat de burgemeester voldoende heeft aangetoond dat eiser de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) heeft overtreden, wat de basis vormt voor de verblijfsontzegging. De rechtbank wijst ook het verzoek van eiser om vrijstelling van het griffierecht toe, gezien zijn financiële situatie.
Eiser heeft verder betoogd dat de verblijfsontzegging niet proportioneel is, maar de rechtbank volgt de burgemeester in zijn standpunt dat de duur van de maatregel in lijn is met het beleid en de aard van de overtredingen. De rechtbank concludeert dat de burgemeester de bevoegdheid had om de verblijfsontzegging op te leggen en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en is openbaar uitgesproken op 15 april 2025.