4.3.1Bewijsmiddelen
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Een proces-verbaal van uitwerking van de 112-melding, voor zover inhoudende:
112-melding op 29 maart 2024, omstreeks 22:18 uur, [straat] in Houten
M = Meldster
M:Een vechtpartij met in ieder geval 2 gasten. 2 mannen die over elkaar heen… en ik hoor er
één zeggen ik ga je steken. Ik zie ze nu wegrennen.
M: Hij heeft.. Echt? Hij heeft me gestoken. Er loopt er één in zijn ja sorry. Er loopt hier een
gast in zijn naakie. Het is echt heel raar. Zonder broek
C: Oké mevrouw luister, Kan dat degene zijn die gestoken heeft?
M: Hij zegt hij heeft me gestoken. Hij heeft een zwarte jas aan en een rode tas. Zonder broek
C: Maar is dat de verdachte die gestoken heeft of het slachtoffer?
M: Nee, die zegt ik ben net gestoken, en er loopt een andere gast
C: Oké hoe ziet die eruit?
M: Grijs shirt, zwarte broek
C: Grijs shirt zwarte broek, goed bezig mevrouw. En waar loopt hij nu?
M: En er loopt een andere gast, er loopt een andere gast nu, zwarte broek en een beetje
bruinachtige jas, richting de [straat]
Een proces-verbaal van bevindingen van verklaring van [slachtoffer] op 30 maart 2024, voor zover inhoudende:
Op 29 maart 2024, iets na 22:00 uur, kwam ik thuis bij mijn woning, gelegen aan [straat] in Houten. Ik liep vanaf mijn auto naar mijn voordeur. In mijn hand had ik een rode tas, waarin ik onder andere mijn Rolex horloge, contant geld, een Lacoste tasje en een Rabo Reader had zitten. Toen ik naar mijn woning toe liep, zag ik een onbekende man staan voor de portiek van mijn appartementengebouw. Ik zag dat hij een zwarte jas met zilveren onderkant aan had, volgens mij van het merk Nike, met een capuchon op. Ik zei de jongen nog gedag en zag dat hij toen weg liep uit beeld. Ik liep naar mijn voordeur om die te openen.
Ineens voelde ik dat ik van achteren in mijn rug werd gestoken met een scherp voorwerp. Ik zag dat diezelfde jongen, die daarvoor voor mijn portiek stond, mij met een mes te lijf ging. Ik voelde dat ik op verschillende plekken in mijn lijf werd gestoken met een mes. Ik zag dat er ook een tweede man bij kwam. Ik hoorde ze allebei zeggen: "Steek hem, steek hem". Ik zag dat die tweede jongen weer snel weg was, maar volgens mij had hij ook een mes bij zich.
Ik zag dat uiteindelijk beide jongens wegrenden. Ik zag dat de eerste jongen volgens mij een Nederlandse jongen was met kort haar. Van de tweede jongen heb ik geen goed beeld meer. Ik denk dat hij een zwarte trainingsjas aan had met capuchon. Ik weet niet waar mijn spullen nu zijn.
Een proces-verbaal van bevindingen van aanvullende verklaring van [slachtoffer] op 31 maart 2024, voor zover inhoudende
V = Vraag
A = Antwoord
M = Mededeling
M: Wij willen je nogmaals vragen om aan ons te vertellen wat er is gebeurd op 29 maart 2024.
A: Ik liep naar mijn voordeur toe. Daar stond een man, en die kwam in één keer heel hard op mij afgelopen. Toen ik bij de deur stond om mijn sleutel in het slot te doen, hoorde ik iemand rennen. Hij kwam in een keer op mij afgerend en viel mij aan. Voordat ik het in de gaten had, stak hij mij al. Toen voelde ik wel van, ‘hé, er zit wat in mijn lichaam’. Toen kwam een andere jongen, ik weet écht niet waar hij vandaan kwam. En die eerste jongen (man 1) die ik gezien heb, die riep tegen die andere jongen (man 2): "Steek hem, steek hem".Toen hij aan kwam lopen, stak hij mij al. En toen later, ik lag eigenlijk boven op die jongen, en toen die andere jongen: "Steek hem, steek hem". En die andere jongen is mij in mijn rug gaan steken.
M: Je hebt verklaard dat je een Rolex in een rode tas had zitten.
V: Hoe zat deze Rolex verpakt?
A: In de doos. Een witte Rolex doos.
M: Wij tonen je bijlage 1 en 2.
V: Welke goederen herken je op de foto's?
A: Dit is hem, de doos van de Rolex. Ik herken ook mijn rode tas. In de tas zat een spijkerbroek.
V: Hoe zag man 1 eruit?
A: Hij had een strakgetrokken capuchon op, helemaal strak aangetrokken om zijn hoofd. Deze capuchon was zwart. Je zag alleen maar een rondje van zijn gezicht. Je zag zijn mond, neus en ogen. Dat is alles wat ik gezien heb. Hij had een soort Nike Tech trainingspak aan, zilver zwart. Het jasje had een beetje glimmende zilveren bovenkant met een V vorm en zwarte mouwen en de onderkant zwart.
Ik heb ook nog een schop tegen mijn kop gekregen.
V: Heeft man 1 nog meer letsel aan jou toegebracht, los van het steken?
A: Hij heeft me een paar klappen gegeven. Hij heeft een keer op mijn achterhoofd en linker zijkant hoofd geslagen.
V: Wat is er allemaal weggenomen?
A: Rolex met doosje, een Lacoste tasje met daarin contant geld, een Rabobank reader, mijn paspoort, en een spijkerbroek met een Levi's riem.
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek persoon van 31 maart 2024, voor zover inhoudende:
Ik, forensisch onderzoeker, zag het slachtoffer in het Universitaire Medisch Centrum in Utrecht.Op de rug van het slachtoffer zag ik elf witte pleisters. Nadat deze pleisters verwijderd werden, zag ik onder al deze pleisters streepvormige huidbeschadigingen zitten. Ik zag dat als deze huidbeschadigingen gehecht, en ongeveer 3 centimeter lang waren. Ik zag dat deze huidbeschadigingen in een band van de linkerschouder tot het midden van de onderrug liepen.
Een geschrift, te weten een letselrapportage van de GGD van 31 maart 2024, inclusief fotobijlagen van het letsel op pagina 935 - 943, voor zover inhoudende:
Lichamelijk onderzoek [slachtoffer]
Samenvatting letsel
Concluderend betreft het de volgende uitwendig zichtbare letsels:
- multiple snij of steekwonden op borst, rug en armen
- onderhuidse bloeduitstortingen op het hoofd
- letsels aan de mond en lippen
- oppervlakkige huidbeschadigingen op beide knieën.
En de volgende inwendige letsels:
- klaplong links en rechts, bloeding in de borstholte links.
- zenuw en spierletsel van de linker bovenarm.
Toelichting
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat scherp trauma ter hoogte van de rug en borst steeds als potentieel levensbedreigend moet worden gezien (omwille van de vitale structuren aldaar). Gezien de plaats van de steekwonden had dit kunnen leiden tot dodelijke bloedingen en zeer ernstige orgaanbeschadigingen.
Een proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van camerabeelden van [straat] Houten, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant, heb camerabeelden uitgekeken. De tijd op de camerabeelden van NDG lopen 01.01.39 uur voor op de werkelijke tijd. De datums 28-03-2024 en 29-03-2024 in dit proces-verbaal beschreven screenshots kloppen wel.
Bestandsnaam: Entree_NDG_20240329203053_20240329203129_2277119761
21:32 Op de bewegende beelden is een persoon te zien. Zijn jas is donker en licht van kleur. Ook draagt hij een capuchon over zijn hoofd.Op de bewegende beelden is te zien dat de persoon nu weer een stukje door loopt. Hier is goed de kleurencombinatie van de jas en de capuchon te zien.
21:43 Hier zijn er twee personen te zien. Opvallend is de gebogen houding, jas, pet en schoenen van de persoon die rechts loopt. De persoon die links loopt heeft lichtkleurige schoenen en een jas die licht en donker van kleur is. Ook heeft deze jas een lichtkleurig logo achter op de jas. De persoon heeft zijn capuchon over zijn hoofd getrokken.
Bestandsnaam: Entree_NDG_20240329204134_20240329204212_2279058018
21:43 Vervolgens lopen de twee personen door en blijven ter hoogte van de ingang van het
Appartementencomplex, waar het slachtoffer woont, stilstaan.
Bestandsnaam: Entree_NDG_20240329220707_20240329220738_2299732543
23:09 Later op die avond staan die twee personen weer op dezelfde plek.
Bestandsnaam: Entree NOG 20240329220906 20240329220933 2300026285
23:11 Op de bewegende beelden is te zien dat de twee personen richting het appartementencomplex lopen en daar blijven staan.
Entree_NDG_20240329221706_20240329221753_2300920371
23:18 Hier rent een tweede persoon richting het groenstrookje. Hij bedenkt zich en draait zich om en rent weer terug richting het appartementencomplex. Op de bewegende beelden is te zien dat de persoon een licht en donkerkleurige jas draagt.
23:19 Vervolgens zijn er op de bewegende beelden hevige bewegingen waargenomen voor het appartementencomplex.
Een proces-verbaal van bevindingen analyse van camerabeelden, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant heb de camerabeelden bekeken van [straat] in Houten.
Wat opvalt is dat de hierboven afgebeelde persoon een gelijkend signalement heeft betreffende de foto van [verdachte] . Hierbij valt het volgende op:
- Het postuur;
- Vorm van zijn hoofd;
- Kaal.
Een proces-verbaal van bevindingen mastgegevens, voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant, heb gekeken welke telecomregistraties zichtbaar waren ten aanzien van de telefoonnummers in gebruik bij de verdachten [medeverdachte 1] , [straat] ( [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] ) en [medeverdachte 2] ( [telefoonnummer] ) op 28 maart 2024 tussen 15:00 uur en 28 maart 23:59 uur.
Ik zag dat het telefoonnummer * [telefoonnummer] , in gebruik bij verdachte [straat] , op 28 maart 2024 geen registraties had in het netwerk tussen 16:21 en 20:30 uur.
Ik heb vervolgens gekeken welke registraties de telefoonnummers in gebruik bij verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [straat] hadden in het netwerk ná de overval, vanaf 29 maart 2024 22:00 uur. Telefoonnummer * [telefoonnummer] in gebruik bij [straat] had die dag als laatste registratie: Houten, [locatie] (
de rechtbank begrijpt: [locatie] )(in de omgeving van de woning van het slachtoffer) om 20:30:02 uur. De overige telefoonnummers in gebruik bij [straat] hadden op 29 maart 2024 überhaupt geen registraties in het netwerk.
Een proces-verbaal van bevindingen mastgegevens, voor zover inhoudende
In de bevraagde periode van nummer [telefoonnummer] werd er gebruik gemaakt van een telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] .
Ik, verbalisant zag, dat op 29 maart 2024 op cell-ID's in Houten de iPhone met telefoonnummer [telefoonnummer] om 16:33 uur voor de duur van 115 seconden aanstraalde op cell-ID 16806688 (data sessie), locatie [locatie] te Houten. Verder zag ik dat er om 20:30 (:02) uur voor de duur van 9928 seconden (data sessie) aanstraalde op cell-lD 9415977, locatie [locatie] te Houten. Bij lange data sessies is het onbekend wanneer de cell-ID locatie wordt geregistreerd, dit kan zijn het begin van de sessie, eind of ergens tussentijds. Enkel kan worden gesteld dat de telefoon, waarvan verdachte [straat] hoogstwaarschijnlijk gebruik maakte, die dag ergens tussen 20.30 uur en 22:15 uur in Houten is geweest en contact maakte met de genoemde Cell-ID. Deze Cell-ID is in de directe omgeving van het plaats delict.
Een proces-verbaal van bevindingen van historische gegevens, voor zover inhoudende:
Door het onderzoeksteam werden de historische verkeersgegevens van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] opgevraagd in de periode van 4 februari 2024 tot en met 4 augustus 2024.
Ik zag dat er na 29 maart 2024, 20.30:02 uur GEEN registraties meer waren met het toestel. Deze registratie was in totaal 9928 seconden. Dit betekent dat de eindtijd van deze registratie was om 23:15:30 uur.
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende:
Nummer [telefoonnummer] is in gebruik bij [slachtoffer] .
Een proces-verbaal van bevindingen mastgegevens, voor zover inhoudende:
Door mij werd onderzocht welke Cell lD's de * [telefoonnummer] op 29 maart 2024 gebruikte. Wat mij opviel was dat het slachtoffer pas om 22:11 uur weer Cell ID's gebruikte in Houten. Dit komt overeen met zijn verklaring.
Ik zag dat onder andere de volgende Cell ID's geregistreerd waren:
29-03-2024, 22:17:16 uur, Cell ID: 16806668, adres: [locatie] te Houten
29-03-2024, 4 23:11.23 uur, Cell ID 9415957, adres: [locatie] te Houten.
Een proces-verbaal van bevindingen van onderzoek telefoon medeverdachte [medeverdachte 2] , voor zover inhoudende:
Ik, verbalisant, heb in de telefoon van verdachte [medeverdachte 2] gekeken.
29 maart 2024 om 12:19 uur
From: + [telefoonnummer] [A] : waar ben je zo
From: + [telefoonnummer] [bijnaam]
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende:
De telefoon van [naam] is in beslaggenomen. Ik heb de data bekeken.
Uit onderzoek is gebleken dat:
- Nummer [telefoonnummer] in gebruik is bij [medeverdachte 2] .
- Nummer [telefoonnummer] in gebruik is bij [naam] .
31 maart 2024 om 16:28 uur
Outgoing ( [telefoonnummer] ): en jij laat [bijnaam] iedereen stikken. Je ligt ze allemaal op
Incoming ( [telefoonnummer] ): [bijnaam] heb je agter gelaten.
De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 21 mei 2025, voor zover inhoudende:
Op28 en 29 maart 2024 was ik in Houten met mijn medeverdachte [straat] . Ik ben door [straat] benaderd en mij is verteld dat wij een tas van het slachtoffer [slachtoffer] zouden afpakken, met daarin een flink geldbedrag en mogelijk een Rolex horloge. Ik stond samen met mijn medeverdachte [straat] voor de woning van het slachtoffer. Er ontstond een vechtpartij. Uiteindelijk heb ik de tas van het slachtoffer gepakt, ben ik weggerend en heb ik spullen uit de tas gehaald, waaronder een Rolex horloge.
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, voor zover inhoudende:
Op 29 maart 2024 kwamen wij, forensisch onderzoekers, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [straat] in Houten.Op het gras zagen wij een mes liggen. We zagen dat het mes bij zowel het lemmet als het heft onder het bloed zat.
Biologische sporen
Spoornummer PL0900-2024098977-3321665
SIN AAQU0509NL
Object Mes
Bijzonderheden betreft mes op grond aangetroffen nabij voordeur so
Een geschrift, te weten een NFI-rapport van onderzoek naar biologische sporen en DNA onderzoek, voor zover inhoudende:
Mes op grond aangetroffen nabij voordeur so AAQU0509NL
Het heft van het mes is onder het hengsel bemonsterd met als doel DNA te verzamelen van de gebruiker van het mes. Hierbij is geprobeerd het aanwezige bloed te vermijden.
AAQU0509NL#0l
onder hengsel op het heft
van het mes
DNA kan afkomstig zijn van
minimaal drie personen;
- [medeverdachte 2]
- minimaal twee onbekende personen
Bewijskracht
- meer dan 1 miljard
- niet van toepassing
Onderzoek naar aard celmateriaal
- bloed aangetroffen?
Resultaat
- nee
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
AAQU0509NL#0l (onder hengsel op heft van het mes)
Voor deze bemonstering is de bewijskracht ten aanzien van [medeverdachte 2] berekend. Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie personen.
DNA-mengprofiel AAQU0509NL#01 is
meer dan 1 miljardkeer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van [medeverdachte 2] en twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.
Een proces-verbaal van bevindingen, inclusief fotobijlagen op pagina 470 - 476, voor zover inhoudende:
Op 30 maart 2024 kregen wij, verbalisanten, de melding dat er goederen waren gevonden in de berm langs het fietspad [straat] te Houten. Wij kwamen daar die dag ter plaatse en spraken daar de vindster. Ze wees ons op enkele dozen met het opschrift Rolex en een rode tas. De goederen zijn in beslag genomen.
Object: Bijouteriedoos
Merk: Rolex
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende:
Op 1 april 2024 kwam er een persoon aan het bureau die een paspoort had gevonden. Ik, verbalisant, bevroeg het paspoort via de politiesystemen en zag dat degene van wie het paspoort was, was betrokken bij een roof overval. Ik ben ter plaatse gegaan op de locatie tussen de percelen van [adres 2] en [adres 3] te [plaats] . Ik trof op het grasveld een vliegticket op naam van [slachtoffer] aan. Ik liep achter de geparkeerde auto's langs richting het fietspad en trof op de helft van de parkeerplaatsen een Rabo scanner aan. Ik liep nog twee meter door en zag daar een Lacoste, bruin nektasje aan het hek hangen. Ik heb bovenstaande goederen gefotografeerd en inbeslaggenomen.
4.3.2.Bewijsoverwegingen
Wat is er gebeurd?
Op basis van de inhoud van het dossier en wat er op de zitting naar voren is gekomen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 29 maart 2024 loopt het slachtoffer van zijn auto naar zijn woning. Onderweg komt hij een persoon tegen. Vervolgens loopt het slachtoffer door, waarna hij bij zijn voordeur door diezelfde persoon wordt aangevallen en wordt gestoken met een mes. Het slachtoffer verweert zich en probeert terug te vechten. Een andere persoon, medeverdachte [medeverdachte 2] , sluit zich vervolgens aan bij het gevecht. Vervolgens wordt het slachtoffer nog vaker gestoken. Medeverdachte [medeverdachte 2] gaat er daarna met de rode tas (met inhoud) van het slachtoffer vandoor. Een getuige belt 112, waarna de hulpdiensten ter plaatse komen. Het slachtoffer wordt in het ziekenhuis opgenomen, met (onder andere) meerdere steekwonden. Een paar van de goederen die het slachtoffer na dit incident mist, worden later aangetroffen in de buurt van de plaats delict.
Is verdachte de persoon die het slachtoffer bij zijn woning als eerste tegenkomt?
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de persoon is die het slachtoffer op 29 maart 2024 als eerste bij de woning tegenkomt en die het slachtoffer als eerste aanvalt. Verdachte ontkent dat hij betrokken is en heeft verder geen verklaring afgelegd. De rechtbank is echter van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de hiervoor genoemde persoon is. De rechtbank baseert dit op de hierna genoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, terwijl verdachte geen verklaring heeft gegeven die de redengevendheid van deze bewijsmiddelen kan ontkrachten. De rechtbank legt dat hieronder uit.
Allereerst zijn er de camerabeelden en de vergelijking daarvan met het signalement van de verdachte, waaruit volgt dat er overeenkomsten zijn tussen verdachte en de persoon die op de beelden te zien is. Daarnaast zijn er de mastgegevens en de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte. De telefoon van de verdachte had op de dag voor het incident (28 maart) tussen 16:21 uur en 20:30 uur geen registraties, en precies in die periode is [medeverdachte 2] met een persoon ook in de buurt en voor het huis van het slachtoffer geweest. Deze persoon komt qua (kleding)signalement overeen met de persoon die op 29 maart 2024 met [medeverdachte 2] was. Op 29 maart 2024 volgt uit de mastgegevens van de telefoon van verdachte en de telefoon van het slachtoffer dat de telefoon van verdachte op die dag ergens tussen 20:30 uur en 22:15 uur, dus tot enkele minuten voordat de melding van het incident binnenkomt bij de politie (22:18 uur), contact maakte met een mast in Houten en dat de telefoon van het slachtoffer contact maakt met diezelfde mast om 23:11 (Cell ID9415957, [locatie] te Houten). Daar komt bij dat [medeverdachte 2] op de zitting heeft verklaard dat hij op 28 en 29 maart 2024 samen met de verdachte in Houten was en dat zij samen het slachtoffer wilden overvallen.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij, zoals ook door de raadsvrouw is bepleit, behoedzaam is met het aannemen van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] , die de verdachte heeft aangewezen als zijn mededader. Die behoedzaamheid leidt ertoe dat de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] niet gebruikt voor zover die inhoudt dat de verdachte degene zou zijn die het slachtoffer gestoken heeft, omdat niet ondenkbaar is dat medeverdachte [medeverdachte 2] dit verklaart om zijn eigen rol beperkt te houden. Daarvoor zal de rechtbank dus naar andere bewijsmiddelen kijken. De rechtbank vindt de verklaring van [medeverdachte 2] met betrekking tot de vraag of de verdachte de andere persoon is die bij de feiten betrokken is, wel betrouwbaar en dat komt – naast dat [medeverdachte 2] daar op de zitting consistent en ondubbelzinnig over heeft verklaard – omdat deze verklaring wordt ondersteund door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en ook door de in de bewijsmiddelen opgenomen chats tussen [medeverdachte 2] en mevrouw [naam] (die de verdachte ook kent). Deze chat is van kort na het feit, toen medeverdachte [medeverdachte 2] nog niet als verdachte was aangemerkt en hij antwoordt daar op de vraag van mevrouw [naam] waar hij op dat moment (29 maart 2024, 12:19 uur) is, dat hij bij “ [bijnaam] ” is. Dat met de woorden ‘waar ben je zo’ mogelijk iets anders wordt bedoeld, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd (bijvoorbeeld ‘waar ben je zondag’), is niet aannemelijk geworden. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat met “ [bijnaam] ” de verdachte wordt bedoeld en geen willekeurig andere persoon, die toevallig een soortgelijke naam als de verdachte heeft. Daarnaast is er nog de chat tussen mevrouw [naam] en medeverdachte [medeverdachte 2] op 31 maart 2024, waar wordt gesproken over het feit dat “ [bijnaam] ” [medeverdachte 2] zou hebben achtergelaten, wat ook overeenkomt met de verklaring van [medeverdachte 2] (hij verklaart dat hij die avond is achtergelaten door de verdachte en zelf weg moest zien te komen).
Alle hiervoor genoemde bewijsmiddelen zijn dermate redengevend en belastend, dat van de verdachte een verklaring verwacht mag worden die dit kan ontzenuwen. Verdachte heeft die verklaring niet gegeven.
Dat geen DNA-materiaal van de verdachte op het gevonden mes is aangetroffen, zoals door de raadsvrouw aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank niet doorslaggevend voor het vaststellen van de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten. Voor de afwezigheid van dit DNA-materiaal kunnen verschillende verklaringen zijn, bijvoorbeeld dat de verdachte handschoenen aan heeft gehad of een ander mes heeft gebruikt.
Vrijspraak voor medeplegen poging moord (feit 1 primair)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte(n) moet worden gekwalificeerd. De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat in de bewijsmiddelen onvoldoende aanknopingspunten te vinden zijn voor de conclusie dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld, wat vereist is voor een bewezenverklaring van poging tot moord. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' bewezen moet zijn, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van voorbedachte raad, omdat de verdachte voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op het genomen besluit om het slachtoffer te doden. Hiervoor voert de officier van justitie het volgende aan: Een dag voor het ten laste gelegde heeft een zogenaamde voorverkenning plaatsgevonden. Op 29 maart 2024, de dag van het plegen van de feiten, was de verdachte al geruime tijd in de buurt van de plaats delict, en heeft hij het slachtoffer opgewacht en hem vrijwel direct gestoken.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze omstandigheden onvoldoende om te spreken van voorbedachte raad op het doden van het slachtoffer. De rechtbank kan niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het besluit om het slachtoffer te doden. Er zijn geen concrete aanwijzingen in het dossier dat de verdachte, toen hij het slachtoffer opwachtte, al het plan had om hem te doden. Daarnaast zijn er ook geen aanwijzingen dat de verdachte en zijn mededader(s) vanwege dat specifieke plan een dag voor het tenlastegelegde een voorverkenning deden. Dat de verdachte het slachtoffer bij de eerste confrontatie direct op een zodanige manier heeft gestoken dat de rechtbank hieruit voorbedachte raad op de dood kan afleiden, is op basis van de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende duidelijk. Het (vaker) steken door de verdachte kan ook een reactie zijn geweest op (te verwachten) verzet of verdediging door het slachtoffer. Dat de verdachte al enige tijd op de plaats delict aanwezig was en meteen geweld heeft gebruikt toen de verdachte het slachtoffer zag, is ook onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake is van voorbedachte raad. Dit gedrag past ook bij het plan om iemand van zijn kostbare bezittingen te beroven en in ieder geval kan vastgesteld worden dat het slachtoffer van zijn kostbare bezittingen is beroofd.
De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft geprobeerd om het slachtoffer van het leven te beroven. De rechtbank spreekt de verdachte daarom vrij van de primair ten laste gelegde poging tot moord.
Poging doodslag niet impliciet subsidiair ten laste gelegd
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat impliciet subsidiair een poging doodslag ten laste is gelegd en dat, in geval de poging doodslag bewezen kan worden, dat de rechtbank dan niet toekomt aan de beoordeling van de subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde doodslag. Naar het oordeel van de rechtbank is dat een te formalistische benadering die geen recht doet aan de evidente bedoeling van de opsteller van de tenlastelegging. Uit de inhoud en de structuur – de onderlinge samenhang tussen de verschillende onderdelen – van de tenlastelegging blijkt immers duidelijk dat de verdachte primair wordt beschuldigd van moord, subsidiair van gekwalificeerde doodslag en meer subsidiair van zware mishandeling. Het inlezen (als impliciete beschuldiging) van doodslag onder feit 1 primair gaat aan deze evidente bedoeling voorbij.
Veroordeling voor medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag (feit 1 subsidiair)
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het handelen van de verdachte(n) gekwalificeerd kan worden als het medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag. De rechtbank komt tot het oordeel dat dit zo is.
Allereerst is de rechtbank van oordeel dat beide verdachten hebben bijgedragen aan het geweld tegen het slachtoffer, waaronder het steken met een mes.
Het slachtoffer heeft consistent verklaard dat hij in ieder geval is gestoken door de eerste persoon die op hem af kwam lopen. Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat de verdachte deze persoon is. In combinatie met de verwondingen die het slachtoffer heeft opgelopen, is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het slachtoffer als eerste heeft aangevallen en ook heeft gestoken.
De rechtbank heeft hiervoor ook al overwogen dat het feit dat geen DNA-materiaal van de verdachte op het gevonden mes is aangetroffen, niet doorslaggevend is voor het vaststellen van de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten en het betekent op basis van dezelfde overwegingen ook niet dat daarmee niet bewezen kan worden dat verdachte niet gestoken heeft. Het levert wel bewijs dat ook de medeverdachte [medeverdachte 2] gestoken heeft, en dat op basis daarvan dus in ieder geval sprake is van medeplegen. Dit volgt ook uit de verklaring van het slachtoffer, die zegt dat hij ook door de andere persoon, toen die bij het gevecht betrokken raakte, is gestoken.
Dat allebei de verdachten wisten dat er één of meerdere messen waren, volgt daarnaast uit de verklaring van het slachtoffer, die consequent heeft verklaard dat één van de verdachten ‘steek hem’ heeft geroepen, toen de andere verdachte zich met het gevecht ging bemoeien. Dit wordt ondersteund door de 112-melding, waaruit volgt dat de persoon die 112 heeft gebeld heeft gehoord “ik ga je steken” en die daarna medeverdachte [medeverdachte 2] en iemand anders weg ziet lopen richting het [straat] . Deze persoon heeft weliswaar niet dezelfde woorden gehoord als het slachtoffer, maar heeft wel iets gehoord over steken, stond wat verder weg en moest ook 112 bellen, waardoor de rechtbank ervan uitgaat dat er “steek hem” is geroepen, zoals het slachtoffer heeft verklaard. De rechtbank leidt uit de woorden ‘steek hem’ en het daaropvolgende steken af dat beide verdachten weet hebben gehad van de aanwezigheid van tenminste één mes en dat ze beiden ook de bedoeling hadden dat een mes werd gebruikt. Degene die zegt “steek hem” wil immers dat de ander een mes gebruikt, en de ander heeft vervolgens gestoken.
Het slachtoffer is vaak gestoken, waaronder in zijn borst en rug. Uit de letselrapportage volgt dat scherp trauma in deze lichaamsdelen gezien moet worden als potentieel levensbedreigend, vanwege de vitale structuren daar. Gezien de plaats van de steekwonden hadden die kunnen leiden tot dodelijke bloedingen. Door het slachtoffer zo vaak met een mes te steken, waaronder in de buurt van deze vitale lichaamsdelen, hebben de verdachten bewust de aanmerkelijke kans aanvaard (‘voorwaardelijk opzet’) dat het slachtoffer om het leven zou komen. De rechtbank is daarom, net als de officier van justitie, van oordeel dat poging tot doodslag kan worden bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat deze poging doodslag is gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van een diefstal met geweld (waarover hierna wordt overwogen dat die bewezen kan worden) voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om weg te komen en de tas met de Rolex en het contante geld mee te kunnen.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen ook vast dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Beide verdachten hadden opzet op de samenwerking en (voorwaardelijk) opzet op het doden van het slachtoffer om het stelen van zijn geld en horloge te vergemakkelijken. De rechtbank acht het ten laste legde medeplegen dan ook bewezen.
Gelet op het voorgaande, concludeert de rechtbank dat sprake is van het medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag. De rechtbank acht het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde dus bewezen.
Veroordeling voor medeplegen van diefstal met geweld en zwaar lichamelijk letsel (feit 2)
De rechtbank concludeert op basis van de voorgaande bewijsoverwegingen dat de verdachten gezamenlijk geweld hebben gebruikt. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de tas (met inhoud) van het slachtoffer heeft weggenomen. De rechtbank acht de diefstal met geweld dan ook bewezen. Daarbij merkt de rechtbank op dat ook hier sprake is van medeplegen, zoals onder de veroordeling voor feit 1 is toegelicht.
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsel, te weten een dubbele klaplong, zenuw- en spierletsel in de arm en snij/steekwonden, gelet op de aard en de gevolgen daarvan zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt, zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Sr oplevert. De rechtbank veroordeelt de verdachte daarom ook voor het medeplegen van diefstal met geweld, met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg.