ECLI:NL:RBMNE:2025:2685

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
UTR 24/5254
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsingsmaatstaf bij wijziging persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 30 mei 2025, wordt het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had op 8 maart 2023 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen voor wijziging van haar persoonsgegevens in de Basisregistratie Personen (Brp). Het college had deze aanvraag afgewezen, waarbij het de verkeerde toetsingsmaatstaf had gehanteerd. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het geen waarde hecht aan het door eiseres overgelegde originele Nigeriaanse paspoort. De rechtbank stelt vast dat het college bij de beoordeling van het verzoek niet is uitgegaan van de nuancering die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft aangebracht in het toetsingskader. Dit heeft geleid tot een ondeugdelijke motivering van het bestreden besluit. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt het college op om binnen zes weken een nieuwe beslissing te nemen, waarbij het de juiste toetsingsmaatstaf moet hanteren. Tevens moet het college het griffierecht vergoeden en eiseres een vergoeding voor de proceskosten betalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/5254

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen

(gemachtigden: A.M.C. Helling en N. Hodzic).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Zij heeft op
8 maart 2023 gevraagd aan het college om wijziging van haar persoonsgegevens (haar naam, geboorteplaats, geboortedatum en nationaliteit) in de Basisregistratie personen (Brp). Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college in het bestreden besluit de verkeerde toetsingsmaatstaf heeft gebruikt en dat onvoldoende gemotiveerd is waarom er geen waarde wordt gehecht aan het door haar overgelegde originele Nigeriaanse paspoort. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor wijziging van haar persoonsgegevens in de Brp. Zij heeft zich ingeschreven door middel van een verklaring onder ede als [naam 1], geboren op [1981], van Soedanese nationaliteit. Volgens eiseres is zij echter [naam 2], geboren op [1972] in [plaats], van Nigeriaanse nationaliteit. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 9 november 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 juni 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

3. Op 8 maart 2023 heeft eiseres een verzoek ingediend tot wijziging van haar identiteit en die van haar dochter [dochter]. Omdat [dochter] kort na het ingediende verzoek is verhuisd naar [woonplaats] heeft zij haar verzoek bij het college ingetrokken en vervolgens bij de gemeente [woonplaats] ingediend.
4. Bij het verzoek heeft eiseres als bewijsstukken van haar gestelde ware identiteit de volgende documenten overgelegd:
  • (Kopie van een) Nigeriaans paspoort;
  • Geboortebewijs [2022];
  • Verklaring onder ede door haar gestelde broer van 12 oktober 2022;
  • Geboortebewijs van [datum];
  • Verklaring onder ede door haar gestelde broer van 25 april 2023.
Het bestreden besluit
5. Het college heeft het wijzigingsverzoek afgewezen omdat met de overgelegde documenten niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de gegevens van eiseres in de Brp feitelijk onjuist zijn. De twee geboortebewijzen en de verklaring onder ede van 12 oktober 2022 zijn ter onderzoek aangeboden aan Bureau Documenten. Uit dat onderzoek volgt dat zij deels incompleet zijn en dat er geen uitspraak kan worden gedaan over de inhoudelijke juistheid ervan. De documenten kunnen daarom niet als brondocumenten worden aangemerkt in de zin van de Wet Brp. Ook het paspoort dat door de Nigeriaanse ambassade aan eiseres is verstrekt kan niet als brondocument worden aangemerkt omdat het op basis van andere documenten wordt verleend. Met de documenten wordt verder volgens het college niet aangetoond dat de persoon die de verklaring onder ede heeft afgelegd daadwerkelijk een broer van eiseres is.
De gronden
6. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat het college bij de beoordeling van de aanvraag is uitgegaan van een onjuist toetsingskader. Het college heeft beoordeeld of onomstotelijk is komen vast te staan dat de gegevens in de Brp onjuist zijn, maar die maatstaf is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bij uitspraak van 4 mei 2022 genuanceerd. Het college had moeten beoordelen of dat buiten redelijke twijfel staat. Eiseres wijst er verder op dat het college het besluit onvoldoende heeft gemotiveerd door (in aanvulling op het advies van de bezwaarcommissie) slechts op te merken dat van de ingeleverde documenten niet is komen vast te staan dat deze inhoudelijk juist zijn. Het college heeft op geen enkele wijze duidelijk gemaakt welke gegevens dan niet juist zouden zijn. Verder wijst zij er op dat soortgelijke documenten in de zaak van haar dochter door de gemeente [woonplaats] en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) wel zijn geaccepteerd. Er is gelet daarop sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur. Het college heeft zich volgens eiseres onredelijk opgesteld door op geen enkele wijze aan heeft geven welke documenten – afkomstig van welke instantie uit Nigeria – door haar dan wel geaccepteerd zullen worden.
Het toetsingskader
7. De Afdeling heeft op 4 mei 2022 een aantal uitspraken gedaan waarin zij het toetsingskader in dit soort zaken nuanceert. Voor wijziging van geregistreerde gegevens is niet langer vereist dat onomstotelijk vaststaat dat de eerder geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Beoordeeld moet worden of buiten redelijke twijfel uit de overgelegde brondocumenten, zo nodig bezien in samenhang met de daaraan ten grondslag liggende nadere bewijsmiddelen, volgt dat de daarin vermelde persoonsgegevens juist zijn. Als dat het geval is, en het brondocument van een hogere orde is dan het document of de verklaring op grond waarvan de eerdere inschrijving heeft plaatsgevonden, wordt het betreffende gegeven, of worden de betreffende gegevens, in de Brp gewijzigd. [1]
8. De rechtbank stelt vast dat het college bij de beoordeling van het verzoek –
dat dateert van na de genoemde uitspraak – heeft vastgehouden aan de vraag of onomstotelijk vast staat dat de eerder geregistreerde gegevens van eiseres feitelijk onjuist zijn. Het college gaat daarmee voorbij aan de nuancering die de Afdeling heeft aangebracht in het toetsingskader. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het college het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Dat de toepassing van het genuanceerde toetsingskader mogelijk ook tot afwijzing van het wijzigingsverzoek had geleid – zoals het college op zitting heeft gesteld – maakt dat niet anders.
9. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het college in het bestreden besluit ten onrechte heeft overwogen dat het door eiseres overgelegde Nigeriaanse paspoort geen brondocument is als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wet Brp. Het paspoort vermeldt de gegevens waar het verzoek om wijziging over gaat en op de zitting is komen vast te staan dat het college de echtheid van dit paspoort niet betwist. Dat het paspoort weldegelijk een brondocument is, heeft het college op de zitting in zoverre ook erkend en volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022.
10. De rechtbank overweegt verder dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen overwegen dat het paspoort geen bewijswaarde heeft. Volgens vaste rechtspraak moet het college namelijk in beginsel uitgaan van de juistheid van een echt bevonden paspoort, omdat de betreffende autoriteiten de identiteit van de betrokkene vaststellen voordat het paspoort wordt uitgegeven. Het is aan het college om een eventuele betwisting daarvan concreet te onderbouwen. [2] Dat heeft zij naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gedaan. In het bestreden besluit wordt niks vermeld over twijfels, anders dan een enkele opmerking dat het onduidelijk is hoe het paspoort is afgegeven. Op de zitting heeft het college uitgelegd dat er twijfels bestaan over de vaststelling van de identiteit van eiseres bij de ambassade op basis van de overgelegde stukken. Het op deze manier in algemene zin uiten van twijfels over de afgiftepraktijk van het paspoort, is volgens vaste rechtspraak echter onvoldoende om niet van de gegevens uit het paspoort uit te gaan. [3] Het besluit is op dit punt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd.

Conclusie en gevolgen

11. Uit dat wat hiervoor is overwogen, volgt dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen en niet toereikend is gemotiveerd. Het beroep is gegrond wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Het college moet binnen zes weken een nieuwe beslissing op het bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak. In deze beslissing op bezwaar moet het college het toetsingskader aanhouden zoals bepaald in de uitspraken van de Afdeling van 4 mei 2022. Indien het college vasthoudt aan het standpunt dat de identiteit van eiseres bij de afgifte van het paspoort door ambassade niet juist is vastgesteld en de betwisting dat dit paspoort en de overige (bron)documenten betrekking hebben op eiseres, dan dient zij die standpunten (nader) te motiveren en onderbouwen. [4] Daarnaast moet het college de overgelegde brondocumenten niet enkel op zichzelf beoordelen op bewijswaarde. Er moet ook gekeken worden naar de bewijswaarde van de verscheidene brondocumenten in onderlinge samenhang bezien.
12. De rechtbank merkt ten slotte op dat eiseres ook een beroep heeft gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Als het zo is dat een andere gemeente op basis van soortgelijke documenten wél overgaat tot het wijzingen van gegevens in de Brp, dan is dat een relevant gegeven waar het college gemotiveerd op in moet gaan. In dat kader ligt het eerst op de weg van eiseres om aan het college de relevante stukken van de aanvraag van de dochter te overleggen.
12. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar in beroep gemaakte proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling (punt). In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift (1 punt) ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt). De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Schnitzler, rechter, in aanwezigheid van
mr.B.L. Kosterman-Meijer, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder andere ECLI:NL:RVS:2022:1198.
4.De rechtbank verwijst in dit kader ook naar de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:611).