ECLI:NL:RBMNE:2025:2016

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
25 april 2025
Zaaknummer
24/7719
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag om omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht. Eiser had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning, maar verweerder had niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser heeft op 12 november 2024 verweerder in gebreke gesteld, waarna hij op 29 november 2024 beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder de wettelijke termijnen niet heeft gehaald en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Daarnaast is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 187,00 moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/7719

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. R. Visser),
en
het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Ralović).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een omgevingsvergunning.
Op 18 december 2024 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op haar aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. In geval van eiser heeft deze rechtbank een eerdere beslissing op bezwaar van verweerder vernietigd. [1] Verweerder diende daarom opnieuw op het bezwaar te beslissen. In de vorige uitspraak is verweerder daarnaast voorgehouden dat hij in die nieuwe beslissing op bezwaar het primaire besluit moet herroepen en uiterlijk op het moment van het besluit op bezwaar een ontwerpbesluit ter inzage moet leggen.
4. De rechtbank heeft geen termijn gegeven voor de nieuwe beslissing op bezwaar en daarom gold daarvoor de normale wettelijke termijn van zes weken. De termijn van 26 weken waar verweerder op wijst in zijn verweerschrift geldt voor het nieuwe primaire besluit dat verweerder zou moeten nemen als gevolg van de herroeping van het oude primaire besluit in de nieuw te nemen beslissing op bezwaar.
5. Hoe dit ook zij, verweerder heeft geen van deze termijnen gehaald. Sterker nog, inmiddels zijn we bijna anderhalf jaar verder en nog steeds is er kennelijk geen nieuwe beslissing op bezwaar genomen, laat staan dat er een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd. Eiser heeft verweerder op 12 november 2024 in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna, te weten bij brief van 29 november 2024, beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.
4. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
Verweerder moet alsnog een besluit nemen
5. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb).
6. Dit is niet de eerste keer dat eiser in deze kwestie een beroep niet tijdig heeft moeten indienen bij de rechtbank. [2] De toen opgelegde dwangsom is volledig verbeurd. Eiser heeft nu opnieuw een beroep niet tijdig moeten indienen, omdat verweerder zich wederom niet houdt aan de termijnen. De rechtbank ziet daarin aanleiding om een hogere dwangsom op te leggen dan normaal. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt een maximum van € 37.500,-.
Proceskosten en griffierecht
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 453,50.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 187,00 vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
A.C. van de Biesebos, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
28 maart 2025.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Uitspraak van 2 november 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:6196.
2.Zie de uitspraak van 17 maart 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2329.