ECLI:NL:RBMNE:2025:1944

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
24 april 2025
Zaaknummer
UTR 23/3575, UTR 23/3577, UTR 23/3579, UTR 23/3581 en UTR 23/3582
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan toereikende machtiging

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, op 4 augustus 2023 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, gedateerd 11 juli 2023. De zitting vond plaats op 27 januari 2024 via een MSTeams verbinding, waarbij zowel Bartels als de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat bij het beroepschrift geen toereikende machtiging was gevoegd, wat in strijd is met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Bartels is meerdere keren in de gelegenheid gesteld om een geldige machtiging in te dienen, maar heeft niet tijdig voldaan aan deze verzoeken. De rechtbank heeft op 21 februari 2025 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen geldige machtiging is overgelegd binnen de gestelde termijnen.

Daarnaast heeft Bartels verzocht om vergoeding van immateriële schade, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat eiseres daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. De heffingsambtenaar heeft verzocht om eiseres in de proceskosten te veroordelen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht, dat alleen partijen in de proceskosten kan veroordelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
Zaaknummers: UTR 23/3575, UTR 23/3577, UTR 23/3579, UTR 23/3581 en UTR 23/3582

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

mr. D.A.N. Bartels veronderstellenderwijs handelend namens, [eiseres] B.V.te [vestigingsplaats] , eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder
(gemachtigde: mr. K.L. Vos).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend op 4 augustus 2023 tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 11 juli 2023.
De zitting heeft middels een MSTeams verbinding plaatsgevonden op 27 januari 2024. Bartels en de gemachtigde van de heffingsambtenaar zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het beroep is veronderstellenderwijs door Bartels ingesteld namens [eiseres] B.V. Bij het beroepschrift is geen machtiging meegestuurd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
2. De rechtbank heeft Bartels, bij brief van 15 augustus 2023 en 29 november 2023 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk binnen vier weken een toereikende machtiging in te dienen waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens eiseres beroep in te stellen en in beroep op te treden. In deze brief staat dat als Bartels niet (tijdig) aan dit verzoek voldoet of uitstel vraagt, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren. In reactie hierop heeft Bartels bij brief van 12 september 2023 een volmacht aan de rechtbank gestuurd. Deze volmacht is ondertekend door [A] op mei 2022. Op 29 november 2023 heeft de rechtbank Bartels nogmaals in de gelegenheid gesteld om een machtiging toe te sturen die niet ouder is dan één jaar. Hierop heeft hij niet gereageerd. Wel heeft hij op 6 februari 2024 nog machtigingen overgelegd uit 2020 en 2021.
3. Ter zitting heeft Bartels naar voren gebracht, dat hij in de week voorafgaand aan de zitting nog een aantal stukken heeft ingediend bij de rechtbank. Vervolgens heeft Bartels op de dag van de zitting nog een machtiging ingediend. De rechtbank merkt op dat de machtiging van 27 januari 2025 ruimschoots buiten de termijn is ingediend. De rechtbank is van oordeel dat Bartels genoeg tijd heeft gehad om binnen de gestelde termijnen het verzuim te herstellen. In de brief van 29 november 2023 heeft de rechtbank Bartels nogmaals gevraagd om een toereikende machtiging – van niet ouder dan één jaar – aan te leveren. Dit vereiste is duidelijk aangegeven in de brief. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure niet binnen de gestelde termijn een toereikende machtiging is overgelegd en dat een geldige reden daarvoor ontbreekt. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op 25 juni 2020 heeft beslist, is het niet tijdig aanleveren van een toereikende machtiging een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. [1]
4. Het beroep is niet-ontvankelijk.
De overschrijding van de redelijke termijn
5. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [eiseres] B.V. beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [eiseres] B.V. immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
Misbruik van procesrecht
6. De gemachtigde van de heffingsambtenaar heeft de rechtbank verzocht om eiseres in de proceskosten te veroordelen. De heffingsambtenaar beroept zich daarbij op het arrest van gerechtshof Den Haag van 16 januari 2024 [2] , waarin het gerechtshof de uitspraak van rechtbank Rotterdam heeft bekrachtigd waarin die rechtbank aanleiding zag om deze gemachtigde van eiseres in een procedure van een andere cliënt vanwege zijn procesgedrag in de proceskosten te veroordelen. De heffingsambtenaar wijst op soortgelijk procesgedrag van de gemachtigde van eiseres in deze zaak.
7. De rechtbank gaat daar niet in mee. De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen partijen in de proceskosten veroordeeld kunnen worden. De gemachtigde van eiseres kan dus niet zelf veroordeeld worden in de proceskosten..

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 februari 2025
.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.