ECLI:NL:RBMNE:2025:1773

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
11248475
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake betaling van verhuis- en inrichtingskosten gekoppeld aan ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter op 16 april 2025 een herstelvonnis uitgesproken naar aanleiding van een verzoek van de eiser, die meende dat er een kennelijke fout was gemaakt in het eerdere vonnis van 19 februari 2025. De eiser, gevestigd in de Verenigde Staten, had verzocht om verbetering van het dictum, waarin de rechter de veroordeling tot betaling van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten aan de gedaagden uitvoerbaar bij voorraad had verklaard. De eiser stelde dat deze veroordeling ten onrechte niet was gekoppeld aan de daadwerkelijke ontruiming van de woning. De gedaagden, die niet op het verzoek van de eiser hadden gereageerd, waren betrokken bij de procedure. De kantonrechter oordeelde dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad en het ontbreken van de koppeling tussen de ontruiming en de betaling van de vergoeding een kennelijke fout vormden. De rechter heeft de vergoeding van € 7.428,00 aan de gedaagden toegekend, maar bepaald dat deze pas verschuldigd is op het moment dat de gedaagden de woning daadwerkelijk hebben verlaten. Het herstelvonnis is onder de datum van 16 april 2025 op de minuut van het eerdere vonnis vermeld, en partijen zijn gelast om de ontvangen stukken van het eerdere vonnis te retourneren aan de griffie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11248475 \ MC EXPL 24-5129
Vonnis van 16 april 2025 op het verzoek tot verbetering in de zin van artikel 31 Rv
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] , Verenigde Staten,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M. Evadgian,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden c.s] .,
gemachtigde: mr. M. Eshtehardi, werkzaam bij De Rechtsagent B.V.

1.Het verzoek tot verbetering

1.1.
Bij brief van 26 maart 2025 heeft [eiser] de kantonrechter bericht dat het hem voorkomt dat het dictum van het vonnis van 19 februari 2025 een kennelijk fout bevat. Hij stelt – kort gezegd – dat de kantonrechter de veroordeling van [eiser] tot betaling aan [gedaagden c.s] . van een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten ten onrechte uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard en niet heeft gekoppeld aan de daadwerkelijke ontruiming van de woning. [eiser] verzoekt om verbetering van het vonnis.
1.2.
[gedaagden c.s] . heeft, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet op het verzoek van [eiser] gereageerd.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

2.1.
In artikel 7:275 lid 1 BW is bepaald dat als de rechter een vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst op grond van dringend eigen gebruik toewijst, hij een bedrag kan vaststellen dat de verhuurder aan de huurder moet betalen ter tegemoetkoming in diens verhuis- en inrichtingskosten. In het vonnis van 19 februari 2025 heeft de kantonrechter deze vergoeding aan [gedaagden c.s] . toegekend voor een bedrag van € 7.428,00.
2.2.
De toegewezen tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten is bedoeld voor een toekomstige situatie, namelijk de daadwerkelijke ontruiming van de woning, zoals deze is toegewezen per 1 januari 2026. Pas dan worden door [gedaagden c.s] . kosten gemaakt die zich lenen voor vergoeding. Een vergoeding voor de kosten is daarom pas gepast als [gedaagden c.s] . de woning daadwerkelijk heeft verlaten, en niet eerder. [1]
2.3.
Gelet op het voorgaande beschouwt de kantonrechter de uitvoerbaarverklaring bij voorraad en het achterwege laten van een koppeling tussen de ontruiming en de betaling van de vergoeding als een kennelijke fout. Deze leent zich eenvoudig voor herstel, waartoe de kantonrechter op grond van artikel 31 Rv zal overgaan.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat randnummers 5.7 tot en met 5.10 van het op 19 februari 2025 tussen [eiser] en [gedaagden c.s] . gewezen vonnis, waar staat
“5.7 kent aan [gedaagden c.s] . een tegemoetkoming toe in de verhuis- en herinrichtingskosten van € 7.428,00 en veroordeelt [eiser] tot betaling daarvan;
5.8
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.9
verklaart de veroordeling onder 5.7 uitvoerbaar bij voorraad;
5.1
wijst het meer of anders gevorderde af.”
wordt gewijzigd in
“5.7 kent aan [gedaagden c.s] . een tegemoetkoming toe in de verhuis- en herinrichtingskosten van € 7.428,00 en veroordeelt [eiser] tot betaling daarvan;
5.8
bepaalt dat [eiser] de onder 5.7 bedoelde tegemoetkoming pas aan [gedaagden c.s] . verschuldigd is de dag nadat [gedaagden c.s] . de woning daadwerkelijk heeft verlaten;
5.9
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.1
wijst het meer of anders gevorderde af.”
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 16 april 2025 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 19 februari 2025;
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 19 februari 2025 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Wegen en in het openbaar uitgesproken op
16 april 2025.
45353

Voetnoten

1.Vgl. Hof Den Bosch 20 december 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:5614 en Hof Den Bosch 12 december 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5482.