In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot beëindiging van een huurovereenkomst met betrekking tot woonruimte. De appellant, [appellant], heeft de huurovereenkomst met de geïntimeerde, [geïntimeerde], betwist, nadat deze door [geïntimeerde] was opgezegd wegens dringend eigen gebruik. De huurovereenkomst was oorspronkelijk aangegaan op 5 december 2008, met een huurprijs van € 575,00 per maand. De opzegging vond plaats via een aangetekende brief op 30 december 2014, met een verzoek om de overeenkomst per 1 juli 2015 te beëindigen. [geïntimeerde] heeft de opzegging niet in ontvangst genomen, maar heeft later [appellant] gewezen op de opzegging en een termijn gesteld om te reageren.
De kantonrechter oordeelde in eerste aanleg dat [geïntimeerde] voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de woning dringend nodig had voor eigen gebruik, en heeft de huurovereenkomst per 1 februari 2016 beëindigd. [appellant] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en drie grieven aangevoerd, onder andere over de proceskosten en de opzegging. Het hof heeft geoordeeld dat de grieven van [appellant] niet slagen en dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] de woning dringend nodig heeft.
In incidenteel appel heeft [geïntimeerde] ook grieven aangevoerd tegen de hoogte van de tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten, die door de kantonrechter was vastgesteld op € 7.500,00. Het hof heeft deze tegemoetkoming verlaagd naar € 5.910,00, en de veroordeling tot ontruiming niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het hof heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij ieder zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 december 2017.