ECLI:NL:RBMNE:2025:1733

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
16.250860.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding van artikel 8, vijfde lid, WVW en veroordeling voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 na verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 16 april 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 november 2023 in Lelystad een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol en cocaïne reed, heeft een ander zwaar lichamelijk letsel toegebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, maar heeft hem vrijgesproken van roekeloos rijgedrag. De rechtbank oordeelde dat de strikte waarborgen voor bloedonderzoek niet zijn nageleefd, waardoor de resultaten niet als bewijs konden worden gebruikt. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd hem de rijbevoegdheid voor 4 jaar ontzegd. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zich in een hulpverleningstraject bevindt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.250860.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. M. Mahmoudi en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.M.A. Martha, advocaat in Almere, alsmede mevrouw [A] van Amethist Verslavingszorg naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:op 29 november 2023 in Lelystad als bestuurder van een motorrijtuig, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht, althans zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij onder invloed van alcohol en cocaïne was;
subsidiair:zich op 29 november 2023 in Lelystad, als bestuurder van een auto, opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door welke gedragingen levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
meer subsidiair:
op 29 november 2023 in Lelystad, als bestuurder van een auto, gevaar of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
feit 2:op 29 november 2023 in Lelystad een personenauto heeft bestuurd na gebruik van alcohol en cocaïne, waarbij het gehalte in zijn bloed 2,00 milligram ethanol en 18 microgram cocaïne bedroeg.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat verdachte roekeloos heeft gereden en dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Ook acht de officier van justitie het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het bewijs heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van feit 2
De rechtbank stelt voorop dat van een 'onderzoek' zoals bedoeld in artikel 8, leden 2, 3 en 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) slechts sprake is indien de strikte waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat een bedoelde waarborg niet is nageleefd, leidt dat in beginsel ertoe dat het resultaat van het verrichte onderzoek niet voor het bewijs mag worden gebruikt.
Artikel 13, eerste lid aanhef en onder d. van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer bepaalt dat na de bloedafname het buisje of de buisjes met bloed binnen vier weken wordt of worden bezorgd bij het laboratorium. Dit voorschrift, evenals de voorschriften die betrekking hebben op het bewaren en het vervoeren van het afgenomen bloedmonster, behoren tot de strikte waarborgen waarmee het onderzoek als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, WVW is omringd. [1] Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de op 29 november 2023 afgenomen buisjes bloed pas op 14 mei 2024 zijn ontvangen in het laboratorium van het Eurofins Forensics in Brugge. De vier weken-termijn is dus ruimschoots niet gehaald. Nu dit behoort tot de strikte waarborgen is geen sprake is van een 'onderzoek' als bedoeld in artikel 8, vijfde lid WVW. Dit leidt tot de slotsom dat het onderzoek aan het op 29 november 2023 afgenomen bloed en de resultaten daarvan moet worden uitgesloten van het bewijs. Gelet daarop zal de rechtbank verdachte vrijspreken van feit 2.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 primair [2]
Verdachte heeft het onder 1 primair tenlastegelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 april 2025;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 18 juni 2024, genummerd 2023366218, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 7 december 2023, genummerd PL0900-2023366218-12, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland [4] ;
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, te weten een (separaat in het dossier opgenomen) geneeskundige verklaring over [slachtoffer] van 18 september 2024.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair
Aan de hand van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte reed onder invloed van alcohol en cocaïne als bestuurder van een personenauto met een andere inzittende (bijrijder) over de Visarenddreef in Lelystad. Hij reed daar met een hogere snelheid dan is toegestaan (hoe hard precies kan niet worden vastgesteld). Bij een bocht naar rechts is verdachte, terwijl hij te hard reed en zijn voertuig niet meer onder controle had, tegen een boom in de berm aangebotst. Verdachte en de bijrijder hebben hierbij ernstig letsel opgelopen.
Dat de resultaten van het bloedonderzoek zijn uitgesloten van het bewijs, betekent niet dat de rechtbank verdachte in zijn geheel vrijspreekt van het rijden onder invloed. Op grond van verdachtes eigen verklaring, is de rechtbank van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, WVW, zoals aan hem is tenlastegelegd onder feit 1 primair.
Bovengenoemde maakt dat de rechtbank van oordeel is dat, gelet op de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, de verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval, in de zin van artikel 6 WVW. Door dit ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, te weten wervelbreuken, waarvan het herstel naar schatting van de arts een half jaar tot een jaar zou duren. Gezien de aard van dit letsel en de lange duur van het herstel kwalificeert dit als zwaar lichamelijk letsel. [5]
Mate van schuld
De vraag is welke mate van schuld bij verdachte kan worden vastgesteld.
Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos, waarbij roekeloos geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte roekeloos is geweest. De rechtbank zal daarom eerst beoordelen of sprake is van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid, WVW.
Roekeloosheid is de zwaarste gradatie van schuld. Hiervan is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen en dat de verdachte zich hiervan bewust was of had moeten zijn. Roekeloosheid grenst daarmee aan opzet.
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175, tweede lid WVW bepaald dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid WVW kan worden aangemerkt.
De rechtbank moet daarmee beoordelen of verdachte met de vastgestelde verkeersgedragingen, die hebben geleid tot het ongeval, (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Vast staat dat verdachte de maximum snelheid heeft overtreden (genoemd onder artikel 5a, eerste lid onder g WVW). Het is echter niet bekend geworden in welke mate hij dit heeft gedaan. Hierdoor staat niet vast dat hij de betreffende verkeersregel ‘in ernstige mate’ heeft geschonden, zoals bedoeld in artikel 5a, eerste lid, WVW. Op grond hiervan kan roekeloosheid niet worden vastgesteld.
De rechtbank is voorts van oordeel dat ook het samenstel van gedragingen van verdachte, namelijk rijden onder invloed, te hard rijden en zijn voertuig niet onder controle houden, geen roekeloosheid oplevert.
De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking dat verdachte, nadat hij in de bocht op de verkeerde weghelft was gekomen, gelijk een stuurbeweging naar rechts maakte waardoor hij weer op zijn eigen weghelft kwam. Verdachte heeft hiermee een nog groter gevaar – er was immers een tegenligger op komst – afgewend.
Wel is rechtbank van oordeel dat verdachte ernstig tekort is geschoten in de voorzichtigheid die van een bestuurder van een motorvoertuig mag worden verwacht. Verdachte had na het nuttigen van alcohol en cocaïne hoe dan ook niet achter het stuur mogen plaatsnemen en gaan rijden. Daarnaast heeft hij, mogelijk als gevolg van het middelengebruik, te hard gereden. Tenslotte staat vast, getuige het ongeval, dat hij zijn auto niet onder controle had. De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte meer dan substantieel afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer. Verdachte heeft door zijn handelen gedrag vertoond dat de kwalificatie ‘aanmerkelijke mate van schuld’ overstijgt. Hij heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Van roekeloos handelen zal verdachte (partieel) worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:op 29 november 2023 te Lelystad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Visarenddreef, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,- na voorafgaand gebruik van alcohol en cocaïne en- met een te hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatsetoegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en- vervolgens ter hoogte van een bocht de controle over zijn, verdachtes, voertuig teverliezen en- daarbij tegen een boom te botsen, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te wetenwervelbreuken, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de
schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (hierna: OBM) voor de duur van 4 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de volgende strafmatigende omstandigheden:
  • de zware fysieke en emotionele gevolgen die verdachte heeft ondervonden als gevolg van het ongeval;
  • de verantwoordelijkheid die hij heeft genomen voor zijn handelen;
  • zijn positieve gedragsverandering en de inspanningen die hij levert om herhaling te voorkomen, waaronder deelname aan verslavingszorg;
  • de beperkingen door zijn medische toestand.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat een gevangenisstraf het reeds ingezette hulpverleningstraject zou doorkruisen.
Gelet op het voorgaande, heeft de raadsman verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf, dan wel een zoveel mogelijk voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto een (eenzijdig) verkeersongeval veroorzaakt, waarbij de bijrijder en verdachte zelf zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Door te hard te rijden, mogelijk veroorzaakt door alcohol- en cocaïnegebruik, heeft verdachte een zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen, die zich ook heeft verwezenlijkt. Verdachte had hoe dan ook nooit de weg op moeten gaan, na (gecombineerd) middelengebruik. Verdachte kan van geluk spreken dat hij en de bijrijder het ongeluk hebben overleefd. Desalniettemin ondervindt de bijrijder in ieder geval één jaar na het ongeval nog steeds pijn en hinder als gevolg van het handelen van verdachte.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 3 maart 2025, waaruit onder meer volgt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld;
- een reclasseringsrapport van Tactus Verslavingszorg van 6 december 2024.
Uit het rapport van de reclassering volgt dat er door Woonzorg Flevoland en Amethist Verslavingszorg een aanvraag is gedaan voor beschermd wonen en verdachte daar recent een intakegesprek voor heeft gehad. Volgens de reclassering zijn de grootste risicofactoren zijn middelengebruik en zijn psychosociale gesteldheid. Verdachte is echter gemotiveerd voor een verslavingsbehandeling en geeft zelf aan dat hij moet stoppen met het gebruik van middelen.
De ter zitting gehoorde deskundige van Amethist Verslavingszorg heeft verklaard dat verdachte niet kan blijven in de [afdeling] in [plaats] , waar hij nu zit.
Naast zijn middelenproblematiek kampt verdachte met niet aangeboren hersenletsel, in combinatie met een licht verstandelijke beperking. De hoop is dat verdachte snel naar een beschermd wonen-voorziening kan. De deskundige heeft verder verklaard dat de door reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden – meldplicht, gedragsinterventie middelengebruik, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen en meewerken aan middelencontrole – niet hoeven te worden opgelegd, aangezien deze voorwaarden reeds in een andere zaak aan verdachte zijn opgelegd. De proeftijd in die zaak loopt door tot en met februari 2027.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft voor de op te leggen straf gekeken naar straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Verder heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze oriëntatiepunten gaan voor een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en een (zeer) hoge mate van schuld, waarbij alcohol in het spel is, uit van een gevangenisstraf van 6 tot 8 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 tot 3 jaren.
De rechtbank zal verdachte evenwel geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Het feit is alweer van anderhalf jaar geleden en sindsdien is verdachte aantoonbaar op de goede weg. Hij is bezig zijn verslaving onder handen te nemen en komt daarin gemotiveerd over. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou het reeds ingezette hulpverleningstraject doorkruisen.
Daarnaast heeft verdachte door het ongeluk ook zelf het nodige letsel opgelopen, namelijk meerdere breuken en een hersenbloeding. Door deze hersenbloeding is het geheugen van verdachte flink aangetast. Verdachte ondervindt tot aan de dag van vandaag nog de fysieke gevolgen van zijn handelen. Het is ook niet de verwachting dat dit op de korte termijn anders zal zijn. Gelet op voornoemde strafmatigende omstandigheden, in combinatie met het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan gevorderd.
Alles overwegend legt de rechtbank een taakstraf voor de duur van 120 uur, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, op. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd verbinden van 2 jaar, met als doel de verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van de proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Gezien de lopende voorwaarden op grond van een andere veroordeling, legt de rechtbank geen bijzondere voorwaarden op.
Daarnaast acht de rechtbank het passend en geboden om aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen voor de duur van 4 jaren. De verdachte heeft zodanig gevaarlijk rijgedrag vertoond en daarmee misbruik gemaakt van zijn rijbewijs, dat de rechtbank deze bijkomende straf passend acht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het 1 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het 1 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de gevangenisstraf
  • stelt daarbij een
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ontzegtverdachte de
    bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
    4 (vier) jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, en mrs. V.A. Groeneveld en S.M. van Meer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 april 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1 primairhij, op of omstreeks 29 november 2023, te Lelystad, althans in Nederland, alsverkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),daarmede rijdende over de weg, de Visarenddreef, zich zodanig heeft gedragen dateen aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of cocaïne en/of- met een (te) hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatsetoegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of gelet op de situatie terplaatse verantwoord was te rijden en/of- (vervolgens) ter hoogte van een bocht de controle over zijn, verdachtes, voertuig teverliezen, althans zijn, verdachtes, voertuig niet, althans niet in voldoende mateonder controle te houden en/of- (daarbij) tegen een boom te botsen, althans een boom te schampen (waarna zijn,verdachtes, voertuig tegen een boom tot stilstand is gekomen), waardoor een ander(genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerderewervelbreuk(en), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruittijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden isontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,eerste, tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel nahet feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede,zesde, zevende of negende lid van genoemde wet;( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:hij, op of omstreeks 29 november 2023, te Lelystad, althans in Nederland, alsbestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, deVisarenddreef, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels inernstige mate werden geschonden door- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of cocaïne en/of- met een (te) hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatsetoegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of gelet op de situatie terplaatse verantwoord was te rijden en/of- (vervolgens) ter hoogte van een bocht de controle over zijn, verdachtes, voertuig teverliezen, althans zijn, verdachtes, voertuig niet, althans niet in voldoende mateonder controle te houden en/of- (daarbij) tegen een boom te botsen, althans een boom te schampen (waarna zijn,verdachtes, voertuig tegen een boom tot stilstand is gekomen),door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaarlichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
meer subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht ofzou kunnen leiden:hij, op of omstreeks 29 november 2023, te Lelystad, althans in Nederland, alsbestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, deVisarenddreef,- na voorafgaand gebruik van alcohol en/of cocaïne en/of- met een (te) hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatsetoegestane maximumsnelheid van 70 kilometer per uur en/of gelet op de situatie terplaatse verantwoord was heeft gereden en/of- (vervolgens) ter hoogte van een bocht de controle over zijn, verdachtes, voertuigheeft verloren, althans zijn, verdachtes, voertuig niet, althans niet in voldoendemate onder controle heeft gehouden en/of- (daarbij) tegen een boom is gebotst, althans een boom heeft geschampt (waarnazijn, verdachtes, voertuig tegen een boom tot stilstand is gekomen),door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,althans kon worden gehinderd;(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
feit 2hij, op of omstreeks 29 november 2023, te Lelystad, althans in Nederland, eenvoertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft doenbesturen, na gebruik van een of meer in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs engeneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerstelid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten alcohol en/of cocaïne, terwijl ingevolgeeen onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloedbij iedere aangewezen stoffen vermelde meetbare stoffen 2,00 milligram ethanolen/of 18 microgram cocaïne bedroeg, in elk geval (telkens) zijnde hoger dan de inartikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stoffen afzonderlijk vermeldegrenswaarde.(art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994)

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1684.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 augustus 2024, genummerd PL0900-2023366661, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 t/m 92. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Pagina’s 13 t/m 25.
4.Pagina’s 75 en 76.
5.Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.