ECLI:NL:RBMNE:2025:1605

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
16.159292.24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak drugshandel en veroordeling voor wapenbezit na onrechtmatige doorzoeking

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 april 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van drugshandel en wapenbezit. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van drugshandel, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het handelen in cocaïne. De rechtbank concludeerde dat de aanwijzingen in het dossier niet voldoende waren om te bewijzen dat de verdachte in de tenlastegelegde periode samen met anderen of alleen had gehandeld in cocaïne. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 1000 gram cocaïne en het voorhanden hebben van twee alarmpistolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de cocaïne en dat hij beschikkingsmacht had over de in de woning aangetroffen harddrugs. De rechtbank stelde vast dat de verdachte en zijn medeverdachten samen naar de woning waren gegaan en dat er een nauwe en bewuste samenwerking was in het opzettelijk aanwezig hebben van de cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 107 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, en een geldboete van € 1.000,-. De rechtbank oordeelde dat de doorzoeking van de woning onrechtmatig was, maar dat dit geen nadelige gevolgen had voor de verdachte, aangezien hij niet de huurder of bewoner van de woning was en er geen inbreuk op zijn rechten was gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.159292.24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 april 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats] , Colombia,
wonende te [woonplaats] , Spanje,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2025. Het onderzoek ter terechtzitting is op 9 april 2025 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. M. de Nooij, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Wiedeman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1: in of omstreeks de periode van 10 mei 2024 tot en met 12 mei 2024 in Huizen, in elk geval in Nederland, met anderen heeft gehandeld in cocaïne;
feit 2: op 12 mei 2024 in Huizen met anderen opzettelijk ongeveer 1000 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 3: op 12 mei 2024 in Huizen met anderen, althans alleen, twee alarmpistolen voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen, moet zij eerst de in de wet gestelde voorvragen beantwoorden, namelijk: of de dagvaarding geldig is, of de rechtbank bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde, of de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte en of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. De eerste drie vragen beantwoordt de rechtbank bevestigend. Daarnaast zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging. De rechtbank kan dan ook verder gaan met de inhoudelijke beoordeling.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier de volgende feiten en omstandigheden vast.
De politie kreeg op 12 mei 2024 een melding van de eigenaar van een woning in [plaats] , die zijn woning verhuurde via [organisatie] . De eigenaar vond dat er sprake was van een verdachte situatie rondom de verhuur van zijn woning. De eigenaar had zijn woning van 11 tot en met 13 mei 2024 verhuurd aan iemand met de naam [A] en voor drie gasten, maar op 12 mei 2024 zag de eigenaar van de woning via de camera van de ringdeurbel dat twee mannen de woning in gingen en dat kort daarna drie mannen volgden. Opvallend was dat een deel van deze mannen hun gezicht naar beneden afwendden alsof zij niet wilden dat hun gezichten door de camera van de ringdeurbel werden vastgelegd. De verbalisanten zijn naar aanleiding van deze melding naar de woning gegaan en zagen daar vijf mannen in de woning. Toen de verbalisanten op de voordeur en het raam klopten, verlieten de vijf mannen de woning via de achterdeur. De verbalisanten hielden de mannen in de steeg achter de woning tegen en begeleidden hen terug de woning in.
In de woning zag één van de verbalisanten verdachte uit de kelder via de trap omhoog komen lopen. Verdachte liep met een bruine papieren zak naar de keuken. De verbalisant zag dat verdachte vervolgens in de bijkeuken stond en met zijn armen heen en weer aan het bewegen was. De verbalisant hoorde een zacht krakend geluid, dat hij herkende als het geluid van papier. De verbalisant riep verdachte terug, waarop verdachte terugkwam en op een stoel ging zitten. De verbalisant liep naar de bijkeuken en zag een wasdroger staan. Hij keek achter de wasdroger en zag een bruine papieren zak liggen. Hij heeft de papieren zak opgeraapt en op de wasdroger neergelegd. Doordat de tas open was, zag hij dat er twee voorwerpen in lagen die hij herkende als handvuurwapens. Daarop werden de verdachten geboeid.
Toen één van de verbalisanten een deken optilde die op de bank in de woonkamer lag, viel er een zwart blok met de opdruk ‘ [.] ’ uit. Eén van de verbalisanten herkende het als een blok met vermoedelijk harddrugs. Daarop is de woning doorzocht. Bij de doorzoeking is in de kelder een koffer aangetroffen met daarin tien pakketten die waren gewikkeld in zwart folie. Het blok dat in de woonkamer is aangetroffen was op dezelfde manier verpakt als de tien pakketten die in de koffer zaten. Het blok dat in de woonkamer is aangetroffen bleek 996,70 gram cocaïne te bevatten. In de tien pakketten die in de koffer lagen bleek suiker te zitten.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) drugshandel, het aanwezig hebben van cocaïne en wapenbezit.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie zijn de verbalisanten rechtmatig de woning binnengetreden. De officier van justitie betwijfelt echter of de doorzoeking van de woning geheel rechtmatig is verlopen. Als de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van een vormverzuim, dan kan worden volstaan met de enkele constatering dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan. Verdachte was namelijk niet de bewoner of huurder van de woning. Verdachte en de medeverdachten waren daar slechts een halfuur aanwezig. De belangen van verdachte zijn daarom niet geschonden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie acht het onder 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
4.2.1
Rechtmatigheidsverweren
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat het bewijs onrechtmatig is verkregen en dat daarom bewijsuitsluiting moet volgen ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Op 12 mei 2024 zijn de verbalisanten de woning in [plaats] binnengetreden zonder daartoe gemachtigd te zijn en zonder toestemming te hebben gekregen van de bewoners of de huurders. Voor een machtiging tot binnentreden moet er tenminste een redelijk vermoeden van schuld zijn. Er was geen sprake van een verdenking in de zin van artikel 27 Sv. Ook was er geen redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit.
Daarnaast heeft een onrechtmatige doorzoeking plaatsgevonden waarbij twee alarmpistolen en een zwart blok met daarin cocaïne zijn gevonden. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de wasdroger geopend en daarin gekeken. Hierin bleek niets te liggen. Vervolgens heeft hij achter de wasdroger gekeken en trof daar een papieren zak aan die hij pakte en op de wasdroger legde. In de papieren zak zag hij vervolgens de twee alarmpistolen. Deze doorzoekingshandelingen waren onrechtmatig. Dit geldt ook voor de doorzoekingshandeling van verbalisant [verbalisant 2] toen hij in de woonkamer een deken optilde en een zwart blok met cocaïne aantrof. Het aantreffen van deze twee alarmpistolen en de cocaïne kunnen daarom niet als bewijs worden gebruikt.
De raadsvrouw heeft betoogd dat, gelet op de geschonden voorschriften, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt, al hetgeen als gevolg van dit vormverzuim is verkregen dient te worden uitgesloten van het bewijs. Bij gebrek aan bewijs dient verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
4.2.2
Bewijsverweren
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. Er zijn geen aanwijzingen waaruit blijkt dat verdachte in de relevante periode (met anderen) heeft gehandeld in cocaïne.
Verdachte moet ook worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde omdat niet is gebleken dat hij wetenschap had van de cocaïne dan wel hier beschikkingsmacht over had.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde moet verdachte gedeeltelijk worden vrijgesproken van het medeplegen. De raadsvrouw refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bespreking van verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
Ten aanzien van het binnentreden van de woning
Ingevolge artikel 3 van de Politiewet 2012 heeft de politie tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Op grond van artikel 7 lid 2 van de Politiewet 2012 heeft de ambtenaar van de politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, toegang tot elke plaats voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, redelijkerwijs nodig is. Ingevolge artikel 2 lid 1 van de Algemene wet op het binnentreden (hierna: Awbi) is voor het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner een schriftelijke machtiging vereist. Op grond van het derde lid van de genoemde wetsbepaling is een dergelijke machtiging niet vereist als ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals hierboven beschreven, met name de melding dat de binnengetreden woning werd gehuurd door een vrouw voor drie gasten, waarna vijf mannen de woning betraden die er volgens de melder ‘alles aan (deden) om niet in beeld te komen’ [1] door hun gezicht af te wenden toen zij de woning in gingen, en het gegeven dat meerdere mannen via de achterdeur de woning verlieten toen de politie aanklopte, kregen de verbalisanten het ernstige vermoeden dat de (niet zichtbaar aanwezige) huurster hulp nodig had. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten rechtmatig in de woning zijn binnengetreden omdat zij op grond van de hun bekende informatie redelijkerwijs mochten aannemen dat sprake was van een ernstig onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van een persoon. [2] Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening en dat geen sprake is van een vormverzuim. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van de doorzoeking van de woning
Aantreffen wapens
De bevoegdheid van de verbalisanten om de woning te betreden, impliceert dat zij de bevoegdheid hadden alle kamers te betreden en daar zoekend rond te kijken. Naar het oordeel van de rechtbank gingen de door de verbalisant verrichte handelingen, namelijk het oppakken van de zak van achter de wasdroger, deze op de droger leggen en in de zak kijken, verder dan alleen ‘zoekend rondkijken’. Deze handelingen moeten naar het oordeel van de rechtbank als doorzoeken worden aangemerkt. Hiertoe was de verbalisant op dat moment niet bevoegd. Het doorzoeken heeft daarom onrechtmatig plaatsgevonden. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of aan dit vastgestelde vormverzuim een rechtsgevolg moet worden verbonden of dat een constatering van het vormverzuim afdoende is. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet met de volgende drie factoren rekening worden gehouden:
het belang dat het geschonden voorschrift dient;
de ernst van het verzuim;
het nadeel dat daardoor is veroorzaakt.
Het voorschrift dat verband houdt met de doorzoeking van woningen beoogt het (privacy)belang van de bewoner of de huurder (het huisrecht) te beschermen. Schending van dit voorschrift tast daarom niet de belangen van anderen dan de bewoner of de huurder aan. Nu verdachte op het moment van doorzoeken niet woonachtig was in de woning, daar ook maar kortstondig had verbleven, en deze woning ook niet huurde, is hij niet in zijn belang geschaad. Verdachte heeft door dit verzuim daarom geen in rechte te respecteren nadeel ondervonden.
De rechtbank oordeelt daarom dat volstaan kan worden met de constatering dat sprake is van een vormverzuim. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
Aantreffen cocaïne
Op grond van artikel 49 Wet wapens en munitie kunnen opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming doorzoeking doen. De verbalisanten waren na de vondst van de twee wapens in de bijkeuken op grond van dit artikel bevoegd de woning te doorzoeken. Daarop is de kilo cocaïne aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Er is dus geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de kilo cocaïne kennelijk niet is gevonden naar aanleiding van een gerichte zoekactie, maar is ontdekt omdat de verbalisant ruimte op de bank wilde maken voor een geboeide medeverdachte en daarom een kleedje optilde.
4.3.2
Vrijspraak feit 1
Uit het dossier blijkt dat er aanwijzingen zijn die verdachte in verband brengen met drugshandel. Maar ondanks deze aanwijzingen is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode samen met anderen of alleen heeft gehandeld in cocaïne. Het dossier bevat onvoldoende informatie of en in hoeverre het in deze periode daadwerkelijk tot handel is gekomen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 tenlastegelegde.
4.3.3
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2 [3]
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 3] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 12 mei 2024 werd er op camerabeelden gezien dat de woning werd binnengetreden. Eén van de mannen had een blauw rolkoffertje bij zich. [4]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 4] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik had zicht op de woning waar ik meerdere personen zag zitten in de woonkamer. Ik zag, op het moment dat er werd aangeklopt door collega [verbalisant 1] , dat meerdere mensen opstonden en de achterdeur opendeden. Ik zag dat meerdere mensen via de achterdeur naar buiten liepen. Ik rende naar de achterzijde van de woning. Ik zag een wat oudere man uit een steeg komen. Ik zag dat er nog vier andere mannen achter hem stonden. Ik zag dat één van de mannen een blauwe koffer bij zich droeg. In mijn beleving was dit naderhand verdachte [verdachte]. [5]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 1] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Toen ik zei dat iedereen moest gaan zitten, zag ik dat verdachte [verdachte] uit een kelder met de trap omhoog kwam lopen. De kelder bevindt zich in de woonkamer. [6]
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 5] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik zag dat tijdens het doorzoeken een collega van de Forensische Opsporing uit de kelder van de woning een blauwe koffer naar boven tilde. Ik zag dat de collega de koffer opende. Ik zag dat er verschillende pakketten, gewikkeld in zwarte plastic inpakfolie, zich bevonden in de koffer. Ik hoorde dat het ging om tien pakketten. [7]
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 2] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik zag [medeverdachte 1] op de bank zitten in de woonkamer. Ik zag links naast hem op de bank een wit/grijs kleedje. Ik schoof dit kleedje opzij om ruimte te maken. Ik zag dat onder het kleedje vandaan een zwart vierkant pakketje tevoorschijn kwam. [8]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisanten [verbalisant 6] , [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 12 mei 2024, kregen wij, [verbalisant 9] en [verbalisant 6] , het verzoek om een blok met verdovende middelen over te brengen vanaf een plaats delict naar het beslaghuis. Dit betreft:
Goednummer : PL0900-2024149406-3342934
Categorie omschrijving : Verdovende mid (Cocaine Crack)
Object : Medicamenten/hulpmiddelen
Spoor identificatienr. : AAQU0065NL
Inhoud/specificatie : [.] zak nummer: [.]
Bijzonderheden : Blok met vermoedelijk 1 kilo cocaïne zwart ingetaped. [9]
In een
proces-verbaal onderzoek verdovende middelenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 10] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
SporendragerMonster ASpoornummer: PL0900-2024149406-204564SIN: AARK9261NLRelatie met SIN: AAQU0065NLSpooromschrijving: Overige, cocaïneWijze veiligstellen: Zak plasticDatum veiligstellen: 14 mei 2024Plaats veiligstellen: een blok met wit geperst poeder (opdruk [.] ) 996,70 gramBijzonderheden: Indicatief cocaïne
Indicatieve test van monster:Ruybal: Positief voor cocaïneTruNarc: Positief voor cocaïne HCL
Identificerend onderzoek via NFiDENT:GC-MS: Positief voor cocaïne. [10]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 11] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op afbeelding 10 staat een zwartkleurige rugzak van het merk Just afgebeeld. In deze rugzak zaten onder andere de volgende goederen: weegapparatuur, twee messen, fles ammoniak, zwarte buff, diverse handschoenen, rol plakband en diverse folie. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] een rugzak bij zich droeg. Het onderzoeksteam heeft het vermoeden dat dit dezelfde zwartkleurige rugzak als afgebeeld op afbeelding 10 vanwege de hoekige vorm en het kenmerkende dikke handvat van de rugzak. [11]
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 14 mei 2024 van verbalisant [verbalisant 11] heeft medeverdachte [medeverdachte 1] onder meer het volgende verklaard:
V: Wat is uw relatie ten opzichte van de overige 4 personen in de woning aan de [adres] in [plaats] ?
A: Bekende van mij. Bekende van mij. Ik spreek eerst met mijn advocaat. Ik heb een vraag. Hebben jullie suiker aangetroffen dat op coke lijkt? [12]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 12] betreffende de bagage van de verdachten, is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Paarskleurige koffer - [medeverdachte 2]
In onderstaande afbeelding 7 staat een paarskleurige koffer/trolley afgebeeld. In deze koffer zaten tien zwartkleurig verpakte blokken met vermoedelijk harddrugs. Deze foto is door politie collega’s ter plaatse gemaakt.
Onderstaande afbeeldingen 8 en 9 betreffen screenshots van de camerabeelden. Op deze beelden is te zien dat verdachte [medeverdachte 2] de woning betrad op 12 mei 2024 om 12.42 uur. Op deze beelden is te zien dat [medeverdachte 2] een koffer/trolley bij zich droeg. Hoogstwaarschijnlijk dezelfde koffer/trolley als afgebeeld op afbeelding 7. Dit vanwege de herkenbare paarse kleur, vorm en grijskleurige kenmerken van de koffer. [13]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 12] houdende een onderzoek van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] , is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Afbeelding 6: Een foto van een wit blok, (vermoedelijk) poeder, met daarop de letters ‘ [.] ’. Het witte blok is gewikkeld in wit plastic.
Modified: 10-5-2025 16:06:19 (UTC+0). [14]
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 13] , houdende een onderzoek naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] , is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Whatsapp berichten
Gesprek met tegennummer + [telefoonnummer] . Op 11 mei 2024 heeft de gebruiker met dit tegennummer een gesprek. Hierbij spreekt de gebruiker het tegennummer aan met ‘ [....] ’. Vervolgens wordt er door ‘ [....] ’ gevraagd naar foto’s en een merk. De gebruiker geeft vervolgens aan dat het ‘ [.] ’ betreft. [15]
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Aanwezig hebben cocaïne
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, nodig is dat verdachte wist van de aanwezigheid van de drugs en dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Met dat laatste wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren, oftewel: dat hij er enige zeggenschap over had. Niet is vereist dat de drugs zijn eigendom waren.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Verdachte en de medeverdachten zijn op 12 mei 2024 door de politie in een woning in [plaats] aangetroffen waar op dat moment ongeveer een kilo cocaïne aanwezig was. De cocaïne lag op de bank onder een deken in de woonkamer. De verbalisanten hebben behalve verdachte en de medeverdachten geen andere mensen in de woning aangetroffen. Toen verdachte en de medeverdachten zagen dat de verbalisanten voor de woning verschenen, stonden zij op en verlieten de woning via de achterzijde. Verdachte verliet de woning met een blauwe koffer. Terug in de woning heeft verdachte geprobeerd deze koffer veilig te stellen door deze in de kelder te leggen. In de blauwe koffer bleken pakketten suiker te zitten, die op precies dezelfde manier verpakt waren als het blok cocaïne. [16] Hieruit volgt dat er een verband bestond tussen deze cocaïne en de pakketten in de koffer, die kennelijk op pakketten cocaïne moesten lijken. Aangezien verdachte de koffer met nep-cocaïne (waarvan de bestemming en de bedoeling verder onopgehelderd is gebleven) onder zich heeft gehad en deze zelfs heeft willen wegbergen, kan het niet anders dan dat hij ook op de hoogte was van de aanwezigheid van het blok cocaïne. Nu verdachte -evenals de medeverdachten- de woning kon betreden – en dit ook heeft gedaan – is de rechtbank van oordeel dat hij ook feitelijke beschikkingsmacht hebben gehad over de in de woning aangetroffen harddrugs.
Medeplegen
Voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ noodzakelijk. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en de bijdrage van de verdachte. De machtsuitoefening moet bovendien van voldoende gewicht te zijn. De verdachte en de medeverdachten dienen tezamen af te weten van de aanwezigheid van verdovende middelen. Als de mededaders daarover niets (willen) verklaren kan dergelijke wetenschap eventueel met toepassing van algemene ervaringsregels uit de omstandigheden van het geval worden afgeleid. Tot slot is van belang dat de enkele wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in een bepaalde ruimte en de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan niet heeft gedistantieerd niet zonder meer voldoende zijn voor medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen. [17]
De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de cocaïne. Ook is vastgesteld dat verdachte en medeverdachten samen, dan wel vlak na elkaar naar de woning in [plaats] zijn gegaan en deze ook samen wilden verlaten toen de politie voor de woning stond. Gelet hierop bestaat er voor de rechtbank geen twijfel dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] verantwoordelijk was voor de aangetroffen cocaïne. Bij het medeplegen samen met [medeverdachte 2] betrekt de rechtbank dat hij de genoemde blauwe koffer bij betreden van de woning bij zich had. [18] De betrokkenheid van [medeverdachte 1] volgt er mede uit dat hij een tas droeg waarin drugs-gerelateerde artikelen zijn aangetroffen (waaronder weegapparatuur, ammoniak, folie en handschoenen). [19] Ten aanzien van [medeverdachte 3] weegt mee dat hij een dag voor de aanhouding op zijn telefoon een bericht over ‘ [.] ’ heeft verzonden. [20]
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte en medeverdachten en derhalve van medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte zich tezamen en in verenging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van bijna één kilo cocaïne.
4.3.4
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Het feit is door verdachte begaan. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit (behalve voor het medeplegen, waarvoor de rechtbank verdachte zal vrijspreken omdat niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen). De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen met bijlage van 14 mei 2024, genummerd PL0900-2024149406-2, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 14] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 2 t/m 9;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2024, genummerd PL0900-2024149406-5, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 13 en 14;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 mei 2024, genummerd PL0900-2024149406-81, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 15] , werkzaam bij de politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 1 t/m 9.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2: hij opof omstreeks12 mei 2024 te [plaats] ,in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland,tezamen en in vereniging meteen of meeranderen,althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 gram, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3: hij opof omstreeks12 mei 2024 te [plaats]tezamen en in vereniging, althans alleen,twee wapens van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten twee alarmpistolen van het merk Bruni, model P4, kaliber 8mm voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 1.000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een bewezenverklaring een onvoorwaardelijke straf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Tevens heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van een grote hoeveelheid cocaïne, namelijk bijna een kilogram. Of verdachte gebruiker, verkoper of koper van dit blok was, is niet vast te stellen. Maar hoe dan ook heeft hij met zijn handelen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele cocaïne-circuit en de ontwrichtende (zware) criminaliteit die daaruit voortvloeit, tot aan liquidaties aan toe. Daarnaast zijn de gezondheidsrisico’s voor gebruikers van cocaïne groot.
Verder heeft verdachte twee alarmpistolen voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van wapens is vanwege de dreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat maatschappelijk onaanvaardbaar. De combinatie van het voorhanden hebben van harddrugs en twee wapens duidt op betrokkenheid bij zware criminaliteit.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van 28 november 2024 waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Ook in Spanje heeft hij geen veroordelingen staan. Verdachte wordt dan ook aangemerkt als
first offender.
Op te leggen straf
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor de bewezenverklaarde feiten gekeken naar deze oriëntatiepunten. Voor het voorhanden hebben van 500 tot 1000 gram cocaïne is het uitgangspunt een gevangenisstraf van drie maanden en voor het voorhanden hebben van een alarmpistool van categorie III wordt de oplegging van een geldboete van € 550,- als uitgangspunt gehanteerd. De rechtbank oordeelt dan ook dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Verdachte heeft 107 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van die duur passend en geboden is. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 107 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis. Daarbovenop legt de rechtbank een geldboete op van € 1000,-..
Voorlopige hechtenis
Het voorgaande brengt mee dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven. Dat is bij apart opgemaakt bevel reeds gebeurd.

9.BESLAG

Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten het geldbedrag van € 410,- (omschrijving: PL0900-2024149406-G3343197).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 23, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 107 (honderdzeven) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
geldboete van
€ 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 20 dagen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 € 410,- ( € 410,- (omschrijving: PL0900-2024149406-G3343197).
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. van Meer, voorzitter, mr. I.L. Gerrits en mr. V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Tressel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 april 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 mei 2024 tot en met 12 mei 2024 te Huizen, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 12 mei 2024 te Huizen, in elk geval in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad ongeveer 1000 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 12 mei 2024 te Huizen tezamen en in vereniging, althans alleen, twee wapens van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten twee alarmpistolen van het merk Bruni, model P4, kaliber 8mm voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Pagina 2.
2.Zie de conclusie van de AG, ECLI:NL:PHR:2024:606, 3.6 en 3.7.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 maart 2025, genummerd MD1R024030, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 313. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Pagina 1.
5.Pagina 10.
6.Pagina 14.
7.Pagina’s 16 t/m 29.
8.Pagina’s 30 t/m 42.
9.Pagina 43.
10.Pagina’s 50 t/m 54.
11.Pagina 77.
12.Pagina 224.
13.Pagina’s 76 en 77.
14.Pagina’s 205 en 206.
15.Pagina 173.
16.Pagina 32.
18.Pagina’s 76 en 77.
19.Pagina 77.
20.Pagina 173.
21.Aanvullend proces-verbaal voor-categorisering van 22 mei 2024, genummerd PL0900-2024149406-81.