4.3.1Bespreking van verweren strekkende tot bewijsuitsluiting
Ten aanzien van het binnentreden van de woning
Ingevolge artikel 3 van de Politiewet 2012 heeft de politie tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. Op grond van artikel 7 lid 2 van de Politiewet 2012 heeft de ambtenaar van de politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, toegang tot elke plaats voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, redelijkerwijs nodig is. Ingevolge artikel 2 lid 1 van de Algemene wet op het binnentreden (hierna: Awbi) is voor het binnentreden van een woning zonder toestemming van de bewoner een schriftelijke machtiging vereist. Op grond van het derde lid van de genoemde wetsbepaling is een dergelijke machtiging niet vereist als ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.
Op basis van de feiten en omstandigheden zoals hierboven beschreven, met name de melding dat de binnengetreden woning werd gehuurd door een vrouw voor drie gasten, waarna vijf mannen de woning betraden die er volgens de melder ‘alles aan (deden) om niet in beeld te komen’door hun gezicht af te wenden toen zij de woning in gingen, en het gegeven dat meerdere mannen via de achterdeur de woning verlieten toen de politie aanklopte, kregen de verbalisanten het ernstige vermoeden dat de (niet zichtbaar aanwezige) huurster hulp nodig had. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten rechtmatig in de woning zijn binnengetreden omdat zij op grond van de hun bekende informatie redelijkerwijs mochten aannemen dat sprake was van een ernstig onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van een persoon.Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening en dat geen sprake is van een vormverzuim. Het verweer van de raadsvrouw wordt daarom verworpen.
Ten aanzien van de doorzoeking van de woning
Aantreffen wapens
De bevoegdheid van de verbalisanten om de woning te betreden, impliceert dat zij de bevoegdheid hadden alle kamers te betreden en daar zoekend rond te kijken. Naar het oordeel van de rechtbank gingen de door de verbalisant verrichte handelingen, namelijk het oppakken van de zak van achter de wasdroger, deze op de droger leggen en in de zak kijken, verder dan alleen ‘zoekend rondkijken’. Deze handelingen moeten naar het oordeel van de rechtbank als doorzoeken worden aangemerkt. Hiertoe was de verbalisant op dat moment niet bevoegd. Het doorzoeken heeft daarom onrechtmatig plaatsgevonden. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een onherstelbaar vormverzuim op in de zin van artikel 359a Sv.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of aan dit vastgestelde vormverzuim een rechtsgevolg moet worden verbonden of dat een constatering van het vormverzuim afdoende is. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet met de volgende drie factoren rekening worden gehouden:
het belang dat het geschonden voorschrift dient;
de ernst van het verzuim;
het nadeel dat daardoor is veroorzaakt.
Het voorschrift dat verband houdt met de doorzoeking van woningen beoogt het (privacy)belang van de bewoner of de huurder (het huisrecht) te beschermen. Schending van dit voorschrift tast daarom niet de belangen van anderen dan de bewoner of de huurder aan. Nu verdachte op het moment van doorzoeken niet woonachtig was in de woning, daar ook maar kortstondig had verbleven, en deze woning ook niet huurde, is hij niet in zijn belang geschaad. Verdachte heeft door dit verzuim daarom geen in rechte te respecteren nadeel ondervonden.
De rechtbank oordeelt daarom dat volstaan kan worden met de constatering dat sprake is van een vormverzuim. Het verweer strekkende tot bewijsuitsluiting wordt verworpen.
Aantreffen cocaïne
Op grond van artikel 49 Wet wapens en munitie kunnen opsporingsambtenaren te allen tijde op plaatsen waar zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat wapens of munitie aanwezig zijn, ter inbeslagneming doorzoeking doen. De verbalisanten waren na de vondst van de twee wapens in de bijkeuken op grond van dit artikel bevoegd de woning te doorzoeken. Daarop is de kilo cocaïne aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Er is dus geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank merkt ten overvloede op dat de kilo cocaïne kennelijk niet is gevonden naar aanleiding van een gerichte zoekactie, maar is ontdekt omdat de verbalisant ruimte op de bank wilde maken voor een geboeide medeverdachte en daarom een kleedje optilde.
4.3.3Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 3] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 12 mei 2024 werd er op camerabeelden gezien dat de woning werd binnengetreden. Eén van de mannen had een blauw rolkoffertje bij zich.
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 4] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik had zicht op de woning waar ik meerdere personen zag zitten in de woonkamer. Ik zag, op het moment dat er werd aangeklopt door collega [verbalisant 1] , dat meerdere mensen opstonden en de achterdeur opendeden. Ik zag dat meerdere mensen via de achterdeur naar buiten liepen. Ik rende naar de achterzijde van de woning. Ik zag een wat oudere man uit een steeg komen. Ik zag dat er nog vier andere mannen achter hem stonden. Ik zag dat één van de mannen een blauwe koffer bij zich droeg. In mijn beleving was dit naderhand verdachte [verdachte].
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 1] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Toen ik zei dat iedereen moest gaan zitten, zag ik dat verdachte [verdachte] uit een kelder met de trap omhoog kwam lopen. De kelder bevindt zich in de woonkamer.
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 5] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik zag dat tijdens het doorzoeken een collega van de Forensische Opsporing uit de kelder van de woning een blauwe koffer naar boven tilde. Ik zag dat de collega de koffer opende. Ik zag dat er verschillende pakketten, gewikkeld in zwarte plastic inpakfolie, zich bevonden in de koffer. Ik hoorde dat het ging om tien pakketten.
In een
proces-verbaal van bevindingenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 2] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Ik zag [medeverdachte 1] op de bank zitten in de woonkamer. Ik zag links naast hem op de bank een wit/grijs kleedje. Ik schoof dit kleedje opzij om ruimte te maken. Ik zag dat onder het kleedje vandaan een zwart vierkant pakketje tevoorschijn kwam.
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisanten [verbalisant 6] , [verbalisant 7] , [verbalisant 8] en [verbalisant 9] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op 12 mei 2024, kregen wij, [verbalisant 9] en [verbalisant 6] , het verzoek om een blok met verdovende middelen over te brengen vanaf een plaats delict naar het beslaghuis. Dit betreft:
Goednummer : PL0900-2024149406-3342934
Categorie omschrijving : Verdovende mid (Cocaine Crack)
Object : Medicamenten/hulpmiddelen
Spoor identificatienr. : AAQU0065NL
Inhoud/specificatie : [.] zak nummer: [.]
Bijzonderheden : Blok met vermoedelijk 1 kilo cocaïne zwart ingetaped.
In een
proces-verbaal onderzoek verdovende middelenmet bijlage van verbalisant [verbalisant 10] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
SporendragerMonster ASpoornummer: PL0900-2024149406-204564SIN: AARK9261NLRelatie met SIN: AAQU0065NLSpooromschrijving: Overige, cocaïneWijze veiligstellen: Zak plasticDatum veiligstellen: 14 mei 2024Plaats veiligstellen: een blok met wit geperst poeder (opdruk [.] ) 996,70 gramBijzonderheden: Indicatief cocaïne
Indicatieve test van monster:Ruybal: Positief voor cocaïneTruNarc: Positief voor cocaïne HCL
Identificerend onderzoek via NFiDENT:GC-MS: Positief voor cocaïne.
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 11] is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Op afbeelding 10 staat een zwartkleurige rugzak van het merk Just afgebeeld. In deze rugzak zaten onder andere de volgende goederen: weegapparatuur, twee messen, fles ammoniak, zwarte buff, diverse handschoenen, rol plakband en diverse folie. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 1] een rugzak bij zich droeg. Het onderzoeksteam heeft het vermoeden dat dit dezelfde zwartkleurige rugzak als afgebeeld op afbeelding 10 vanwege de hoekige vorm en het kenmerkende dikke handvat van de rugzak.
Blijkens een
proces-verbaal van verhoor verdachtevan 14 mei 2024 van verbalisant [verbalisant 11] heeft medeverdachte [medeverdachte 1] onder meer het volgende verklaard:
V: Wat is uw relatie ten opzichte van de overige 4 personen in de woning aan de [adres] in [plaats] ?
A: Bekende van mij. Bekende van mij. Ik spreek eerst met mijn advocaat. Ik heb een vraag. Hebben jullie suiker aangetroffen dat op coke lijkt?
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 12] betreffende de bagage van de verdachten, is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Paarskleurige koffer - [medeverdachte 2]
In onderstaande afbeelding 7 staat een paarskleurige koffer/trolley afgebeeld. In deze koffer zaten tien zwartkleurig verpakte blokken met vermoedelijk harddrugs. Deze foto is door politie collega’s ter plaatse gemaakt.
Onderstaande afbeeldingen 8 en 9 betreffen screenshots van de camerabeelden. Op deze beelden is te zien dat verdachte [medeverdachte 2] de woning betrad op 12 mei 2024 om 12.42 uur. Op deze beelden is te zien dat [medeverdachte 2] een koffer/trolley bij zich droeg. Hoogstwaarschijnlijk dezelfde koffer/trolley als afgebeeld op afbeelding 7. Dit vanwege de herkenbare paarse kleur, vorm en grijskleurige kenmerken van de koffer.
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 12] houdende een onderzoek van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 2] , is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Afbeelding 6: Een foto van een wit blok, (vermoedelijk) poeder, met daarop de letters ‘ [.] ’. Het witte blok is gewikkeld in wit plastic.
Modified: 10-5-2025 16:06:19 (UTC+0).
In een
proces-verbaal van bevindingenvan verbalisant [verbalisant 13] , houdende een onderzoek naar de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] , is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd:
Whatsapp berichten
Gesprek met tegennummer + [telefoonnummer] . Op 11 mei 2024 heeft de gebruiker met dit tegennummer een gesprek. Hierbij spreekt de gebruiker het tegennummer aan met ‘ [....] ’. Vervolgens wordt er door ‘ [....] ’ gevraagd naar foto’s en een merk. De gebruiker geeft vervolgens aan dat het ‘ [.] ’ betreft.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Aanwezig hebben cocaïne
De rechtbank stelt voorop dat voor het bewijs van ‘aanwezig hebben’ in de zin van de Opiumwet, nodig is dat verdachte wist van de aanwezigheid van de drugs en dat deze zich binnen zijn machtssfeer bevonden. Met dat laatste wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met die drugs zou gebeuren, oftewel: dat hij er enige zeggenschap over had. Niet is vereist dat de drugs zijn eigendom waren.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Verdachte en de medeverdachten zijn op 12 mei 2024 door de politie in een woning in [plaats] aangetroffen waar op dat moment ongeveer een kilo cocaïne aanwezig was. De cocaïne lag op de bank onder een deken in de woonkamer. De verbalisanten hebben behalve verdachte en de medeverdachten geen andere mensen in de woning aangetroffen. Toen verdachte en de medeverdachten zagen dat de verbalisanten voor de woning verschenen, stonden zij op en verlieten de woning via de achterzijde. Verdachte verliet de woning met een blauwe koffer. Terug in de woning heeft verdachte geprobeerd deze koffer veilig te stellen door deze in de kelder te leggen. In de blauwe koffer bleken pakketten suiker te zitten, die op precies dezelfde manier verpakt waren als het blok cocaïne.Hieruit volgt dat er een verband bestond tussen deze cocaïne en de pakketten in de koffer, die kennelijk op pakketten cocaïne moesten lijken. Aangezien verdachte de koffer met nep-cocaïne (waarvan de bestemming en de bedoeling verder onopgehelderd is gebleven) onder zich heeft gehad en deze zelfs heeft willen wegbergen, kan het niet anders dan dat hij ook op de hoogte was van de aanwezigheid van het blok cocaïne. Nu verdachte -evenals de medeverdachten- de woning kon betreden – en dit ook heeft gedaan – is de rechtbank van oordeel dat hij ook feitelijke beschikkingsmacht hebben gehad over de in de woning aangetroffen harddrugs.
Medeplegen
Voor het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is een ‘gezamenlijke machtsuitoefening’ noodzakelijk. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en de bijdrage van de verdachte. De machtsuitoefening moet bovendien van voldoende gewicht te zijn. De verdachte en de medeverdachten dienen tezamen af te weten van de aanwezigheid van verdovende middelen. Als de mededaders daarover niets (willen) verklaren kan dergelijke wetenschap eventueel met toepassing van algemene ervaringsregels uit de omstandigheden van het geval worden afgeleid. Tot slot is van belang dat de enkele wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen in een bepaalde ruimte en de omstandigheid dat de verdachte zich daarvan niet heeft gedistantieerd niet zonder meer voldoende zijn voor medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen.
De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over de cocaïne. Ook is vastgesteld dat verdachte en medeverdachten samen, dan wel vlak na elkaar naar de woning in [plaats] zijn gegaan en deze ook samen wilden verlaten toen de politie voor de woning stond. Gelet hierop bestaat er voor de rechtbank geen twijfel dat verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] verantwoordelijk was voor de aangetroffen cocaïne. Bij het medeplegen samen met [medeverdachte 2] betrekt de rechtbank dat hij de genoemde blauwe koffer bij betreden van de woning bij zich had.De betrokkenheid van [medeverdachte 1] volgt er mede uit dat hij een tas droeg waarin drugs-gerelateerde artikelen zijn aangetroffen (waaronder weegapparatuur, ammoniak, folie en handschoenen).Ten aanzien van [medeverdachte 3] weegt mee dat hij een dag voor de aanhouding op zijn telefoon een bericht over ‘ [.] ’ heeft verzonden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte en medeverdachten en derhalve van medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden vastgesteld dat verdachte zich tezamen en in verenging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van bijna één kilo cocaïne.