In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 24 maart 2025, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld omdat de Dienst Toeslagen niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 13 maart 2023 tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 29 mei 2024, een termijn gesteld waarbinnen verweerder een besluit op bezwaar moest nemen. Deze termijn was verstreken op 10 juli 2024, maar verweerder had tot op dat moment geen besluit genomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder alsnog een besluit moest nemen, en dat dit in principe binnen twee weken na de uitspraak moest gebeuren. In bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen, maar in dit geval was de wettelijke beslistermijn te kort. De rechtbank stelde dat een termijn van twintig weken na verzending van de uitspraak realistisch was, gezien de gemiddelde doorlooptijd van de bezwaarprocedure. Eiseres had ook verzocht om een hogere dwangsom, welke door de rechtbank werd vastgesteld op € 50,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die op € 453,50 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 53,- moest ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.