Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 8 december 2023 met 6 producties;
- de e-mail van 19 december 2023 van mr. Van Veen waarmee 2 producties zijn ingediend;
- de e-mail van 28 december 2023 van mr. Van Veen waarmee productie 3 is ingediend.
2.Waar gaat deze zaak over?
Motivering
Besluit
- 19,81 gram Natrium Bicarbonaat;
- 595,7 gram Cafeïne;
- 1913,77 gram Amfetamine;
- 43,75 gram MDMA.
(…)
Motivering
Buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst
3.Wat wil SWZ en wat vindt [gedaagde] daarvan?
Op grond van artikel 7:231, tweede lid, van het BW was SWZ bevoegd om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De burgemeester heeft namelijk op grond van artikel 13b van de Opiumwet de woning gesloten omdat in de woning gedragingen plaatsvonden die in strijd zijn met artikel 2 van die wet; [gedaagde] heeft in de woning een handelshoeveelheid harddrugs gehouden. Er zijn geen feiten en/of omstandigheden die tot de conclusie kunnen leiden dat SWZ niet van deze bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. Door de buitengerechtelijke ontbinding is de huurovereenkomst beëindigd. Sindsdien houdt [gedaagde] de woning zonder recht of titel. Op grond van artikel 5:2 BW is SWZ bevoegd de woning die haar eigendom is, op te eisen. Gelet op het voormelde is aannemelijk dat in een bodemprocedure de rechter een verklaring van recht zal uitspreken dat de huurovereenkomst op 16 november 2023 is beëindigd en [gedaagde] tot ontruiming van de woning zal veroordelen.
Tegen de primaire grondslag van de vordering voert [gedaagde] het volgende aan. Volgens haar zijn er bijzondere omstandigheden aanwezig die maken dat het gebruik door SWZ van de bevoegdheid tot buitengerechtelijke ontbinding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. [gedaagde] voert – kernachtig weergegeven – aan dat zij de drugs alleen voor een derde heeft bewaard en deze niet heeft verhandeld. Volgens haar heeft het voorhanden hebben van deze harddrugs geen overlast veroorzaakt. Er is sprake van een eenmalige fout en er hoeft niet te worden gevreesd voor herhaling. Verder heeft zij altijd aan haar huurverplichtingen voldaan. [gedaagde] is ook gehecht aan de woning. Zij heeft elf jaar in de woning gewoond, die zij enorm heeft verbeterd, en is sociaal diepgeworteld geraakt in de woonwijk. Zij stelt verder dat behoud van de woning essentieel is voor de continuering van de hulp- en zorgverlening van de reclassering.
[gedaagde] is tevens tegen de subsidiaire grondslag van de vordering van SWZ opgekomen.
4.De beoordeling
omdatde periode van de burgemeesterssluiting al is geëindigd.
Verder stelt [gedaagde] dat er geen gegronde vrees is dat zij zal tekortkomen in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat: zij de woning inmiddels weer is gaan bewonen en er dus geen leegstand is; zij geen overlast veroorzaakt; zij ingebed is in zorg; en zij haar huur betaalt.
alseen huurder een woning na het einde van de burgemeesterssluiting weer is gaan bewonen.
In dit arrest was bovendien sprake van een andersoortig feitencomplex op grond waarvan is geoordeeld dat de verhuurder in hoger beroep geen spoedeisend belang
meerhad bij de ontruimingsvordering. In die zaak waren de drugs namelijk gevonden in een kamer van de woning van de huurder die werd gebruikt door de zoon van de huurder. Na het einde van de burgemeesterssluiting was de huurder en niét de zoon weer teruggekeerd naar de woning. Gelet hierop en het tijdsverloop waarin zich kennelijk geen soortgelijke incidenten rondom die woning hebben voorgedaan, was naar het oordeel van het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep geen sprake meer van recidivegevaar. Het door de verhuurder in die zaak gestelde spoedeisend belang – te weten: herhaling van soortgelijk gedrag te voorkomen – werd daarom niet aanwezig geacht. Omdat het feitencomplex in onderhavige zaak (wezenlijk) verschilt van dat in de zaak van het arrest, gaat een vergelijking niet op.
Voorts is van belang dat SWZ een ander spoedeisend belang heeft gesteld dan de verhuurder in voormelde zaak waarover het gerechtshof Amsterdam heeft geoordeeld. Het spoedeisend belang van SWZ ziet op het zo spoedig mogelijk weer kunnen beschikken over haar eigendom dat [gedaagde] volgens haar zonder recht of titel houdt. Aan dit spoedeisend belang doet niet af de stelling van [gedaagde] dat er geen gegronde vrees is dat zij zal tekortkomen in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst.
De conclusie blijft dan ook dat SWZ een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar ontruimingsvordering.
Bij de beoordeling hiervan neemt de kantonrechter in aanmerking dat ontruiming van een woning een ingrijpende maatregel is die in de praktijk vaak een definitief karakter zal hebben, zodat een zekere terughoudendheid is geboden.
op de grond dat (…) door gedragingen in strijd met artikel 2 of 3 van de Opiumwet is gehandeld en het desbetreffende gebouw deswege op grond van artikel 13b van die wet is gesloten (…)”. De openbare orde speelt alleen een rol bij de sluiting op grond van artikel 174a van de Gemeentewet.
aanwezig hebbenvan een handelshoeveelheid harddrugs in het gehuurde is een situatie die SWZ dient te bestrijden. SWZ heeft er belang bij om op te treden tegen harddrugs gerelateerde activiteiten vanuit aan haar huurder ter beschikking gestelde woonruimte. SWZ dient als een toegelaten instelling in de zin van artikel 19 van de Woningwet te waken voor de veiligheid en leefbaarheid in de woonwijken waarin zij woningen verhuurt. [4] Het is daarbij een feit van algemene bekendheid dat drugs gerelateerde activiteiten overlast en onveiligheid in de woonomgeving kunnen opleveren en (andere vormen van) criminaliteit aantrekken die de leefbaarheid van de buurt in negatieve zin beïnvloeden. Of dat risico zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd, is niet doorslaggevend. SWZ heeft ook gewezen op haar belang om door middel van de buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en vervolgens revindicatie van haar eigendom, naar haar andere huurders een signaal af te geven dat dergelijke activiteiten niet getolereerd worden.
€ 120,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
nakostenwordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.De beslissing
nakostenals deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;