In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin Thuisvester, de verhuurder, werd gemachtigd om de huurovereenkomst met [appellante] buitengerechtelijk te ontbinden en haar te veroordelen tot ontruiming van de woning. De zaak is ontstaan na een politie-inval op 3 december 2015, waarbij in de woning van [appellante] cocaïne, een vuurwapen en een aanzienlijk geldbedrag werden aangetroffen. De burgemeester heeft de woning vervolgens gesloten op grond van de Opiumwet. Thuisvester heeft daarop de huurovereenkomst ontbonden, wat leidde tot de vordering tot ontruiming in kort geding. Het hof heeft geoordeeld dat Thuisvester bevoegd was om de huurovereenkomst te ontbinden en dat de ontruiming niet disproportioneel was. Het hof heeft de grieven van [appellante] verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. [appellante] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.