ECLI:NL:RBMNE:2024:7440

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/2472
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering terug te komen op eerdere besluiten Wajong-uitkering door het Uwv

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het Uwv om terug te komen van eerdere besluiten van 11 juni 2014 en 6 november 2019, waarbij haar aanvraag voor een Wajong-uitkering werd afgewezen. Eiseres, geboren in 1995, had in 2014 een aanvraag ingediend vanwege rugklachten, maar kreeg te horen dat zij geen recht had op een uitkering omdat zij in staat werd geacht om meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen. Na een nieuwe aanvraag in 2023, waarin zij verschillende klachten meldde, heeft het Uwv haar verzoek om herziening afgewezen, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de aanvraag op een zorgvuldige manier heeft beoordeeld en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen op de eerdere besluiten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de medische informatie die door eiseres is ingediend, geen nieuwe inzichten biedt die de eerdere besluiten zouden ondermijnen. De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen op de eerdere besluiten en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Almere
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2472

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

verweerder (gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van het Uwv om terug te komen van de eerdere besluiten van 11 juni 2014 en 6 november 2019.
1.1.
Het Uwv heeft het herzieningsverzoek van eiseres met het besluit van 27 maart 2023 afgewezen.
1.2.
Met het besluit van 29 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres is vervolgens in beroep gegaan tegen het bestreden besluit.
1.3.
In reactie op het beroep heeft het Uwv een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft een aanvullend beroepschrift ingediend en het Uwv heeft een aanvullend verweerschrift ingediend met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 26 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd om terug te komen van de besluiten van 11 juni 2014 en 6 november 2019, waarbij het Uwv de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wajong [1] heeft afgewezen.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
De eerdere aanvragen voor een Wajong-uitkering
3. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1995, heeft op 10 april 2014 (op 19-jarige leeftijd) een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering. Zij heeft die aanvraag gedaan vanwege rugklachten. Op 9 mei 2014 is zij op het spreekuur van de verzekeringsarts geweest, waarna op 9 mei 2014 een medisch onderzoeksverslag is opgesteld door de verzekeringsarts. Er is volgens de verzekeringsarts bij het onderzoek sprake van afwijkingen in de rug en van een licht verstandelijke beperking. De conclusie van de verzekeringsarts was dat eiseres verminderde benutbare mogelijkheden heeft als gevolg van ziekte of gebrek op 17- en 18-jarige leeftijd. Eiseres is aangewezen op werkzaamheden die rekening houden met haar beperkingen. De aangenomen beperkingen zijn vastgesteld in de functionele mogelijkheden lijst (FML) van 9 mei 2014. De arbeidsdeskundig komt vervolgens in zijn rapport van 10 juni 2014 tot de conclusie dat eiseres, ondanks haar beperkingen, drie functies kan uitoefenen en daarmee minimaal 75% van het wettelijk minimumloon kan verdienen. Met de beslissing van 11 juni 2014 is vervolgens aan haar medegedeeld dat zij geen Wajong-uitkering kan krijgen. Eiseres heeft daar toen geen bezwaar tegen gemaakt.
4. Op 18 oktober 2019 heeft eiseres een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen gedaan. Daarbij heeft zij aangegeven dat zij een Indicatie Banenafspraak en een Wajong-uitkering wil. Bij de aanvraag heeft eiseres (medische) informatie verstrekt. Een verzekeringsarts heeft naar aanleiding van de aanvraag de beperkingen van eiseres vastgesteld. Daarvan is geen apart medisch onderzoeksverslag gemaakt, maar de beperkingen zijn wel opgenomen in het rapport van de arbeidsdeskundige van 30 oktober 2019. In het rapport staat dat de arbeidsdeskundige in overleg met eiseres en haar begeleider de aanvraag zal beoordelen als een verzoek om een Indicatie Banenafspraak en geen Wajong-uitkering, omdat op voorhand al duidelijk is dat eiseres hier gezien de aangescherpte regels per 2015 niet voor in aanmerking komt. Met een besluit van 6 november 2019 heeft het Uwv de aanvraag om een Wajong-uitkering afgewezen, omdat eiseres arbeidsvermogen heeft. Tegen dit besluit heeft eiseres ook geen bezwaar gemaakt.
Het primaire en bestreden besluit
5. Op 20 januari 2023 heeft eiseres zich opnieuw tot het Uwv gewend en een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen gedaan. Op het aanvraagformulier meldt zij verschillende klachten, waaronder vermoeidheidsklachten, depressieve klachten, vergeetachtigheid en concentratieproblemen. Bij de aanvraag heeft eiser verschillende (medische) stukken ingediend.
6. Naar aanleiding van de aanvraag heeft een arts van het Uwv eiseres gezien op een spreekuur van 21 maart 2023. De arts heeft het dossier bestudeerd en tijdens het spreekuur onder meer een psychisch onderzoek gedaan. Hij concludeert dat er geen sprake is van nieuwe medische feiten en/of omstandigheden die zouden kunnen leiden tot
herziening van de eerdere afwijzing. Met het primaire besluit zoals genoemd onder ‘Inleiding’ is de aanvraag afgewezen.
7. In bezwaar heeft eiseres ook diverse medische stukken ingediend. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft na een dossierstudie, hoorzitting en bestudering van de verstrekte stukken in het rapport van 22 februari 2024 geconcludeerd dat geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Vervolgens is het bestreden besluit genomen zoals vermeld onder ‘Inleiding’.
Standpunt eiseres
8. Eiseres is het er niet mee eens dat het Uwv niet is teruggekomen op zijn eerdere besluiten. Samengevat voert zij het volgende aan. Op basis van de medische gegevens, die na het besluit van 11 juni 2014 beschikbaar zijn gekomen, kunnen de conclusie uit het besluit van 11 juni 2014 - dat eiseres in staat was om meer dan 75% van het wettelijk minimumloon te verdienen - en de conclusie uit het besluit van 6 november 2019 - dat eiseres beschikt over arbeidsvermogen - geen stand houden. Zij wijst daarbij specifiek op de beschikbare gegevens van Triade, het CIZ, de brief van 17 augustus 2022 van de orthopedagoog en het rapport van 22 mei 2023 van de GZ-psycholoog. Daaruit blijkt (niet-uitputtend) dat zij vanaf adolescentie functioneert op het niveau van een 12-jarige, gelet op de Wlz-toekenning is aangewezen op 24-uurszorg en toezicht in de nabijheid, en disfunctioneert op micro-, meso- en macroniveau. Uit diezelfde gegevens blijkt ook dat zij nooit over basale werknemersvaardigheden heeft beschikt en dat zij nooit in staat is geweest om vier uur per dag te werken. Om diezelfde redenen was het Uwv ertoe gehouden om naar de toekomst toe een Wajong-uitkering toe te kennen. De nieuwe feiten zijn aldus eiseres gelegen in het stuk van Triade, waarin de verstandelijke beperking als matig wordt aangemerkt, en de WLZ-indicatie, waaruit de ernst blijkt die voortvloeit uit haar verstandelijke beperking. Eiseres vindt daarnaast dat de weigering om voor het verleden terug te komen van de eerdere besluiten evident onredelijk is. Op basis van de nu beschikbare gegevens is het illusoir is dat zij vanaf haar 18de jaar in staat was om méér dan 75% van het minimumloon te verdienen en/of arbeidsvermogen had. Daarnaast is het evident onredelijk om haar de laattijdigheid van de (herzienings-)verzoeken tegen te werpen nu het op de weg ligt van de overheid om datgene waarop burgers recht hebben toe te kennen.
Beoordelingskader
9. Op grond van vaste rechtspraak dient een aanvraag na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van een arbeidsongeschiktheidsuitkering naar haar strekking te worden beoordeeld. Met een herhaalde aanvraag kan worden bedoeld:
- dat met ingang van de datum waarop dat besluit zag wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), herhaalde aanvraag);
- een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Amber-melding); of
- om herziening te verzoeken voor de toekomst (duuraanspraak).
10. De rechtbank stelt vast dat het Uwv de aanvraag van eiser op de meest omvattende manier heeft beoordeeld. Het Uwv heeft de aanvraag beoordelingsarbeidsvermogen van eiseres beoordeeld als een verzoek om herziening zoals bedoeld in artikel 4:6 van de Awb, als een beroep op toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber) en als een herzieningsverzoek voor de toekomst (duuraanspraak). Eiseres heeft, zoals zij ter zitting heeft bevestigd, geen gronden aangevoerd tegen de Amber-beoordeling. De rechtbank zal de Amber-beoordeling dus niet verder bespreken.
Herziening voor het verleden (artikel 4:6 Awb)
11. Het ligt op de weg van degene die wil dat het Uwv terugkomt op een eerder besluit, om gemotiveerd aan te geven dat sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Het Uwv moet vervolgens beoordelen of sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die aanleiding geven om terug te komen op dat eerdere besluit. [2] De rechtbank moet dan de hand van de aangevoerde beroepsgronden toetsen of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als hiervan sprake is, zal de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden nog beoordelen of het bestreden besluit evident onredelijk is. [3]
12. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden wordt verstaan: feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen feiten of omstandigheden die weliswaar voor het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet voor dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd. Feiten of omstandigheden waarvan zonder meer duidelijk is dat ze geen rol kunnen spelen bij het besluit, worden niet als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden beschouwd. [4]
Herziening voor de toekomst (duuraanspraak)
13. Met betrekking tot een herziening voor de toekomst geldt dat de aanvrager feiten of omstandigheden moet vermelden die aanleiding (kunnen) geven tot een ander, voor de aanvrager gunstiger, besluit dan het besluit waarvan herziening wordt gevraagd. Uitsluitend indien de aanvrager zijn aanvraag deugdelijk en toereikend heeft onderbouwd, moet door het Uwv worden onderzocht of en in hoeverre het oorspronkelijke besluit onjuist was. Als de onjuistheid van het besluit door het Uwv wordt vastgesteld, moet het Uwv een belangenafweging te maken.
Oordeel van de rechtbank
14. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het Uwv had moeten terugkomen op de eerdere besluiten van 11 juni 2014 en 6 november 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank afdoende gemotiveerd dat de bij de nieuwe aanvraag en bezwaar ingediende medische informatie geen aanleiding vormt voor de conclusie dat de belastbaarheid van eiseres per 7 mei 2012/2013 en per 22 oktober 2019 onjuist zijn ingeschat.
14.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft navolgbaar gemotiveerd dat hetgeen in de CIZ-aanvraag is beschreven over eiseres, gedrag is en niet is aan te merken als een stoornis als gevolg van een ziekte of gebrek. In de CIZ-aanvraag van 22 maart 2018 wordt door Triade toegelicht dat sprake is geweest van een behandeltraject met behandeldoelen in de periode 2015-2017. Er worden daarbij verschillende bevindingen genoemd. Informatie beklijft niet bij eiseres, zij heeft onvoldoende vaardigheden, een onvoldoende steunend netwerk en geen inzicht in haar beperkingen. Daarnaast is sprake van onvoldoende emotie-stress regulatie en heeft eiseres een beperkt vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties. Verder heeft eiseres voortdurend begeleiding of overname van taken nodig om ernstig nadeel voor zichzelf te voorkomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst erop dat de gegevens van het behandeltraject over de periode 2015-2017 niet zijn overgelegd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan bij afwezigheid van deze gegevens niet worden beoordeeld of sprake is van toename van beperkingen als gevolg van een stoornis vanwege ziekte of gebrek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep duidt hetgeen wordt omschreven in de aanvraag als gedrag. Zij ziet in de gedragingen van eiseres ook tegenstrijdigheden met de bevindingen in de CIZ-aanvraag wat betreft het bepalen van de wil en het gebrek aan overzicht en oriëntatie. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt uit de gedragingen van eiseres juist dat zij ten opzichte van het psychodiagnostisch onderzoek in 2011, onveranderd haar wil kan bepalen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep interpreteert diverse gedragingen van eiseres als een andere wijze van omgaan met normen en waarden en het niet nakomen van afspraken. In hoeverre eiseres de consequenties van haar handelingen op grond van een psychische stoornis niet kan overzien blijft onduidelijk in de overgelegde gegevens, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep, terwijl uit het psycho-diagnostisch onderzoek uit 2011 blijkt dat eiseres bedachtzaam is, geen overhaaste beslissingen neemt en niet de neiging heeft gevaar op te zoeken. Over de overlegde informatie van de orthopedagoog van 17 augustus 2022 en de GZ psycholoog van 22 mei 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat deze geen nieuwe medische feiten oplevert over het medisch toestandsbeeld.
14.2.
De rechtbank volgt de uitleg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Uit de WLZ-indicatie die door het CIZ is afgegeven en de gegevens van Triade blijkt naar het oordeel van de rechtbank, anders dan eiseres stelt, niet dat beperkingen van eiseres
als gevolg vande verstandelijke beperking van eiseres, en dus als gevolg van ziekte of gebrek, ernstiger zijn dan destijds door de verzekeringsartsen is ingeschat. Evenmin kan uit de stukken worden afgeleid dat de ernst van eiseres’ verstandelijke beperking is onderschat. In de ingediende (medische) stukken wordt onveranderd gesproken over een ‘licht’ verstandelijke beperking. Er is dus geen sprake van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. De rechtbank ziet geen aanleiding tot twijfel aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de beperkingen wat betreft persoonlijk en sociaal functioneren in de FML van 9 mei 2014, de klachten ondervangen.
14.3.
Omdat de onjuistheid van de oorspronkelijke besluiten niet is komen vast te staan, is er geen aanleiding voor het oordeel dat de afwijzing van het verzoek om voor het verleden terug te komen van dat besluit evident onredelijk is. Daarom is er ook geen aanleiding om voor de toekomst terug te komen van de besluiten.
Verzoek tot benoeming van een onafhankelijk deskundige
15. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank wijst dit verzoek af. Zoals hiervoor is overwogen, twijfelt de rechtbank niet aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarnaast is ook niet gesteld of gebleken dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv ten onrechte niet is teruggekomen op de besluiten van 11 juni 2014 en 6 november 2019, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft haar beroep onderbouwd met argumenten en heeft hiertoe verwezen naar onder meer medische informatie die zij in bezwaar heeft ingebracht.

Conclusie en gevolgen

16. De conclusie is dat het Uwv terecht heeft geweigerd terug te komen van de eerdere besluiten.
17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Daarom is er geen aanleiding voor een vergoeding van haar proceskosten. Ook krijgt eiseres het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wajong staat voor Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2.Dit volgt uit artikel 4:6 van de Awb.
3.Zie bijvoorbeeld r.o. 4.1. van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2683.
4.Zie bijvoorbeeld r.o. 4.3. van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 november 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2954.