In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 19 december 2024, wordt het beroep van eiseres, een B.V., tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een hotel/motel beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van het object vastgesteld op € 5.733.000,- op basis van de huurwaardekapitalisatiemethode, waarbij de brutohuurwaarde werd vermenigvuldigd met een kapitalisatiefactor van 8,0. Eiseres betwistte deze waarde en stelde dat deze niet hoger had mogen zijn dan € 3.999.000,-. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde waarde en dat de referentieobjecten die zijn gebruikt voor de kapitalisatiefactor voldoende vergelijkbaar zijn. Eiseres heeft geen concrete argumenten aangedragen die de rechtbank zouden doen twijfelen aan de juistheid van de taxatie.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om immateriële schadevergoeding, omdat de procedure te lang zou hebben geduurd. De rechtbank concludeert echter dat de redelijke termijn niet is overschreden, mede door de beperkte beschikbaarheid van de gemachtigde van eiseres. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar.