ECLI:NL:RBMNE:2024:7340

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/16/575040 / HA ZA 24-250
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding op basis van garanties in koopovereenkomst na verkoop van aandelen

In deze zaak heeft eiseres, een N.V., gedaagde, een B.V., aangeklaagd voor schadevergoeding op basis van garanties die zijn opgenomen in een koopovereenkomst. Gedaagde had alle aandelen in een vennootschap verkocht aan eiseres en eiseres stelt dat gedaagde garanties heeft geschonden die betrekking hebben op de jaarrekening en het eigen vermogen van de vennootschap. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de garanties zijn geschonden. De rechtbank oordeelt dat de uitleg van de garanties moet plaatsvinden aan de hand van de taalkundige betekenis en de context van de overeenkomst. Eiseres heeft niet aangetoond dat de jaarrekening onjuist was of dat er verplichtingen waren die niet in de jaarrekening waren opgenomen. Ook de garantie over het eigen vermogen is niet geschonden, omdat partijen zijn overeengekomen dat de post 'vooruit gefactureerde omzet' door eiseres zou worden overgenomen. De rechtbank concludeert dat eiseres geen recht heeft op schadevergoeding en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/575040 / HA ZA 24-250
Vonnis van 24 december 2024
in de zaak van
[eiseres] N.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. M.H.S. Verhoeven en T.M. Munnik,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.J.W. Hemmes.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 13;
- productie 14 van [gedaagde] ;
- de akte aanvullende producties met producties 15 en 16 van [eiseres] .
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 november 2024. Hierbij waren [A] (namens [eiseres] ), [B] (namens [gedaagde] ) en de advocaten aanwezig. De advocaten hebben spreekaantekeningen voorgedragen, die de rechtbank heeft toegevoegd aan het dossier.
1.3.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft alle aandelen in [onderneming] B.V. (hierna: [onderneming] ) verkocht en geleverd aan [eiseres] . [eiseres] beroept zich op verschillende garanties die zijn opgenomen in de koopovereenkomst en vordert dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de daardoor geleden schade te vergoeden. [gedaagde] betwist dat deze garanties zijn geschonden. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af.

3.De achtergrond van het geschil

3.1.
In april 2022 heeft [gedaagde] alle aandelen in het geplaatste kapitaal van [onderneming] verkocht en geleverd aan [eiseres] . In de koopovereenkomst hebben partijen onder andere afgesproken dat de aandelen in economische zin worden geacht om op 1 januari 2022 te zijn overgegaan (de effectieve datum). Voor de overname door [eiseres] was het aanbieden van verschillende abonnementen een onderdeel van het bedrijfsmodel van [onderneming] . De afnemers van die abonnementen betaalden een vast bedrag en [onderneming] verrichte voor hen dan bepaalde werkzaamheden, zoals het samenstellen van de jaarrekening of het verzorgen van fiscale aangiftes. Een deel van deze werkzaamheden moest in 2022 nog worden verricht. [eiseres] stelt dat [gedaagde] onjuiste informatie heeft verstrekt over de omvang van de werkzaamheden die in 2022 nog voor de in 2021 of eerder afgenomen abonnementen moesten worden verricht. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] daarom drie garanties uit de koopovereenkomst geschonden.
3.2.
[eiseres] doet een beroep op twee garanties die zijn opgenomen in bijlage 4 van de koopovereenkomst. Beide garanties hebben betrekking op de jaarrekening van [onderneming] . In artikel 6.1 staat (samengevat) dat de jaarrekening over 2021 klopt en dat deze is opgesteld in overeenstemming met de geldende normen, bestendige gedragslijn en is voorzien van een samenstellingsverklaring. In artikel 8.1 staat (samengevat) dat [onderneming] op 1 januari 2022 geen verplichtingen heeft die niet in de jaarrekening over 2021 staan of waarvoor geen voorziening in deze jaarrekening is opgenomen.
3.3.
Daarnaast doet [eiseres] een beroep op een garantie die is opgenomen in artikel 3.3 van de koopovereenkomst. Dit artikel luidt als volgt:

3.3 Eigen vermogen garantie
3.3.1
De Verkoper verklaart en garandeert aan Koper dat het zichtbaar eigen vermogen van de Vennootschap per de Effectieve Datum minimaal EUR 100.000 (zegge: honderdduizend euro), bedraagt (hierna: "Gegarandeerde Positie Eigen Vermogen"). Indien en voor zover Koper na Ondertekeningsdatum vaststelt dat het daadwerkelijk eigen vermogen van de Vennootschap per de Effectieve Datum lager is dan de Gegarandeerde Positie Eigen Vermogen, verbindt Verkoper zich hierbij jegens de Koper, om op eerste schriftelijk verzoek van Koper en uiterlijk binnen vijf (5) Werkdagen na dit verzoek, de Koper (of, naar keuze van de Koper, de Vennootschap) volledig schadeloos te stellen voor het verschil tussen de Gegarandeerde Positie Eigen Vermogen en de daadwerkelijke positie van het eigen vermogen van de Vennootschap per de Effectieve Datum en dit verschil op een euro voor euro basis aan de Koper (of, naar keuze van de Koper, de Vennootschap) te
vergoeden.
3.3.2
De aansprakelijkheid van de Verkoper op grond van artikel 3.3 wordt niet beperkt of gekwalificeerd door enig ander artikel van deze Overeenkomst.”

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank zal de vorderingen van [eiseres] afwijzen. Dit betekent dat [gedaagde] niet zal worden veroordeeld om nog een bedrag aan [eiseres] te betalen. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot deze beslissing komt.
Toetsingskader voor uitleg van de garanties
4.2.
Om te bepalen of de garanties zijn geschonden moet de rechtbank vaststellen wat partijen zijn overeengekomen. Dit is een kwestie van uitleg. Bij die uitleg komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de garanties mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [1]
4.3.
Bij de uitleg zal beslissend gewicht worden toegekend aan de meest voor de hand liggende taalkundige betekenis van die bepaling, gelezen in het licht van de overige, voor de uitleg relevante bepalingen van die overeenkomst. [2] Het gaat in dit geval namelijk om een commerciële transactie tussen zakelijke partijen, beide partijen hebben met bijstand van deskundige adviseurs onderhandeld over de precieze formulering van de overeenkomst en ze zijn een zogenoemde
‘entire agreement clause’overeengekomen.
4.4.
De overige omstandigheden van het geval kunnen echter met zich meebrengen dat aan een andere dan de taalkundige betekenis van de bepalingen van de overeenkomst waarde moet worden gehecht. Beslissend blijft namelijk de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. [3]
De rechtbank gaat in beginsel uit van de taalkundige betekenis van de garanties
4.5.
De rechtbank gaat in beginsel dus uit van de taalkundige betekenis van de garanties. De koopovereenkomst is in april 2022 gesloten nadat partijen daar vanaf het najaar van 2021 over hebben onderhandeld. Ook hebben partijen tijdens de onderhandelingen een intentieovereenkomst inzake de (ver)koop van de aandelen in [onderneming] gesloten. Deze intentieovereenkomst van 12 pagina’s bevat de belangrijkste voorwaarden en uitgangspunten van de (ver)koop van de aandelen. Gelet op de onderhandelingsduur en de intentieovereenkomst gaat de rechtbank ervan uit dat partijen uitgebreid hebben onderhandeld over de precieze formulering van de koopovereenkomst.
4.6.
Een aanwijzing daarvoor is ook dat in de koopovereenkomst een
‘entire agreement clause’(artikel 13.8) is opgenomen. Dit wijst er ook op dat partijen in de koopovereenkomst hun verplichtingen over en weer uitputtend hebben willen vastleggen.
4.7.
Tot slot hebben partijen onvoldoende omstandigheden aangevoerd die ervoor zorgen dat niet bij de taalkundige betekenis van deze bepalingen moet worden aangesloten.
[eiseres] kan zich niet beroepen op de garanties over de jaarrekening over 2021
4.8.
Uitgaande van de taalkundige betekenis heeft [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat de garanties over de juistheid van de jaarrekening over 2021 [4] en over het ontbreken van verplichtingen op de jaarrekening over 2021 [5] zijn geschonden.
4.9.
Ten eerste staat op de jaarrekening over 2021 geen post die betrekking heeft op de nog in 2022 te verrichten abonnementswerkzaamheden (de post ‘vooruit gefactureerde omzet’). Deze post is namelijk alleen opgenomen op een aan [eiseres] overgelegd kolommenbalans (productie 10 van [gedaagde] ). De rechtbank gaat er ook van uit dat deze post niet op de jaarrekening hoefde te staan, want [eiseres] heeft de stelling van [gedaagde] dat [onderneming] geen verplichting had om een voorziening hiervoor op de jaarrekening op te nemen niet betwist. Dit zorgt ervoor dat het ontbreken van de post ‘vooruit gefactureerde omzet’ op de jaarrekening geen schending van deze garanties is.
4.10.
Ten tweede heeft [eiseres] haar stelling dat zij het resultaat van [onderneming] over 2021 heeft moeten corrigeren gelet op de betwisting van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd. [eiseres] stelt namelijk dat zij het resultaat over 2021 en het eigen vermogen van [onderneming] heeft moeten corrigeren, omdat in 2022 aanvullende werkzaamheden moesten worden verricht voor de in 2021 en eerdere jaren afgenomen en betaalde abonnementen. Deze stelling heeft [eiseres] echter niet verder onderbouwd, terwijl zij dat wel had kunnen doen door bijvoorbeeld de door haar gecorrigeerde jaarrekening over 2021 over te leggen.
[eiseres] kan zich ook niet beroepen op de garantie over het eigen vermogen
4.11.
Voor de garantie over het eigen vermogen van [onderneming] [6] geldt in beginsel ook het uitgangspunt dat de rechtbank aan de taalkundige betekenis de meeste betekenis toekent. De rechtbank houdt daarnaast echter rekening met de volgende omstandigheden:
tijdens de onderhandelingen hebben partijen gesproken over het
as isovernemen van de post ‘vooruit gefactureerde omzet’;
het abonnementsmodel is een groot onderdeel van het bedrijfsmodel van [onderneming] .
Naar het oordeel van de rechtbank zorgen deze omstandigheden ervoor dat de garantie over het eigen vermogen van [onderneming] niet is geschonden. De rechtbank gaat daar hierna op in.
1) Het as is overnemen van de post ‘vooruit gefactureerde omzet’
4.12.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen zijn overeengekomen dat de post ‘vooruit gefactureerde omzet’
as isis overgenomen door [eiseres] . Dit blijkt uit:
  • correspondentie tussen partijen;
  • de overnamebalans bij de intentieovereenkomst, en
  • uit de € 100.000,00 aan eigen vermogen die [gedaagde] ter compensatie van eventuele tegenvallende bedrijfsresultaten € 100.000,00 aan eigen vermogen heeft achtergelaten in [onderneming] (de zogenoemde ‘stroppenpot’).
4.13.
Uit de correspondentie tussen partijen blijkt namelijk niet dat [eiseres] het voorstel om de post ‘vooruit gefactureerde omzet’
as isover te nemen heeft afgewezen. Op 18 november 2021 heeft [gedaagde] in een e-mail aan [eiseres] geschreven:

Hierbij de aangepaste versie met daarin het achterblijvende vermogen (100k) bestaande uit aandelenkapitaal 18k en winstreserves 82k.
Dit in ruil voor een directe betaling op een vraagprijs van 1 miljoen zonder achtergestelde
sommen tbv risico's etc. Balanspost vooruitontvangen abonnementen gaat mee " as is".
Voor (fiscale) risico's Vpb, LH en BTW per balansdatum worden de gebruikelijke
aansprakelijkheden afgegeven.
Op deze e-mail heeft [eiseres] diezelfde dag als volgt gereageerd:

Bedankt voor het toesturen. We gaan ermee aan de slag. Vanavond [C (voornaam)] nog gesproken en zij staat er ook positief in. Wel van belang komende weken stappen te blijven maken, daar heeft iedereen baat bij. Wij komen begin volgende week bij je terug op vervolg (DD, Loi, data interviews en gesprekken [C (voornaam)] en [D (voornaam)] ).
Vervolgens hebben partijen op 16 december 2021 de intentieovereenkomst gesloten. Een bijlage bij de intentieovereenkomst is een overnamebalans. Op deze balans is bij de post ‘Fiscale correctie abonnementsomzet’ de opmerking geplaatst: “
betreft correctie op abonnementen in het verleden, gaat mee “as is”’. De rechtbank gaat ervan uit dat dit niet op de overnamebalans bij de intentieovereenkomst had gestaan als [eiseres] niet akkoord was gegaan met het voorstel van [gedaagde] om de post ‘vooruit gefactureerde omzet’
as isover te nemen. Bovendien heeft [eiseres] ook niet gewezen op bijvoorbeeld andere correspondentie waaruit blijkt dat zij niet akkoord ging met dit voorstel.
4.14.
Daar komt nog bij dat [eiseres] ook niet heeft weersproken dat [gedaagde] € 100.000,00 eigen vermogen (de zogenoemde ‘stroppenpot’) heeft achtergelaten in [onderneming] voor het geval sprake was van tegenvallers in de reguliere bedrijfsvoering. Dit wordt ook bevestigd door een e-mail van [eiseres] van 2 april 2022 waarin, voor zover van belang, staat:

Koper heeft het principe van de 100K ‘stroppenpot’ geaccepteerd voor eventuele tegenvallers in de reguliere bedrijfsvoering.”
Uit de toelichting van [gedaagde] blijkt dat partijen dit hebben afgesproken omdat [eiseres] het lastig vond om te bepalen hoeveel werkzaamheden in 2022 nog voor de abonnementen moesten worden verricht. Dit heeft [eiseres] niet betwist. De rechtbank gaat ervan uit dat deze ‘stroppenpot’ dan ook bedoeld was als compensatie voor het geval dat voor de abonnementen meer werkzaamheden dan verwacht moesten worden verricht. De nog te verrichten werkzaamheden voor de abonnementen zijn tenslotte onderdeel van de reguliere bedrijfsvorming van [onderneming] . Dit sluit ook aan bij een afspraak dat de post ‘vooruit gefactureerde omzet’
as isis overgenomen.
4.15.
Dat in de koopovereenkomst niet staat dat de post ‘vooruit gefactureerde omzet’
as isis overgenomen, verandert daar niets aan. In de koopovereenkomst is namelijk ook niets expliciet opgenomen over deze post of over de werkzaamheden die nog moesten worden verricht voor de eerder afgenomen abonnementen. Wel is daarin opgenomen dat [eiseres] erkent dat [gedaagde] niet expliciet of impliciet andere garanties dan die in bijlage 4 en in artikel 3.3.1 heeft gegeven. [7] De rechtbank gaat er daarom van uit dat partijen het niet nodig vonden om uitdrukkelijke afspraken te maken over de post ‘vooruit gefactureerde omzet’.
2) Het abonnementsmodel
4.16.
Het bedrijfsmodel van [onderneming] was voor de overname gebaseerd op een abonnementsmodel en een groot deel van de omzet had betrekking op die abonnementen. [onderneming] had abonnementen voor verschillende productgroepen, zoals administratie, samenstel, loonverwerking en accountancy en advies. Inherent aan een abonnementsmodel is dat het lastig is om in te schatten hoeveel werk daarvoor moet worden verricht. De hoeveelheid werk die nog moet worden verricht kan worden geschat, maar het is vrijwel onmogelijk om die hoeveelheid werk precies in te schatten. Daardoor kan ten opzichte van de schatting de uiteindelijke hoeveelheid werk die moeten worden verricht mee- of tegenvallen.
4.17.
[gedaagde] heeft toegelicht dat zij een vaste gedragslijn hanteerde voor de verantwoording van de in een kalenderjaar voor abonnementen verrichte werkzaamheden. Op basis van deze gedragslijn werden werkzaamheden die in een boekjaar waren verricht verantwoord naar rato van de geleverde prestaties in verhouding tot alle werkzaamheden die voor deze abonnementen moest worden verricht. Omdat deze gedragslijn is opgenomen in de toelichting op de jaarrekening, gaat de rechtbank ervan uit dat [eiseres] bekend is met deze gedragslijn. Ook heeft [eiseres] niet gesteld dat deze gedragslijn onjuist of misleidend is, daarom gaat de rechtbank ervan uit dat deze gedragslijn passend is bij het abonnementsmodel van [onderneming] .
4.18.
Daar komt nog bij dat de rechtbank ervan uitgaat dat [eiseres] wist of had kunnen weten welke werkzaamheden nog in 2022 voor de abonnementen moesten worden verricht. Dit ging voornamelijk om werkzaamheden voor de abonnementen samenstel/jaarwerk. Deze werkzaamheden konden ook pas na het einde van 2021 worden verricht, want de laatste rapporten die moesten worden opgesteld hadden betrekking op de laatste maand of het laatste kwartaal van 2021. Ook de jaarrekeningen over 2021 en de fiscale aangiftes (vennootschapsbelasting / inkomstenbelasting) konden pas na het einde van 2021 worden opgesteld. Aangezien een groot deel van de omzet van [onderneming] betrekking had op abonnementen, mag van [eiseres] worden verwacht dat zij tijdens het due diligence onderzoek dat zij heeft verricht beter had onderzocht hoe dit abonnementsmodel werkte. Hoewel [gedaagde] de stelling van [eiseres] dat zij de omvang van deze post tijdens het due diligence onderzoek niet eenvoudig kon vaststellen heeft betwist, heeft [eiseres] dit niet verder toegelicht. [eiseres] had in ieder geval kunnen onderzoeken of de vaste gedragslijn passend is en welke werkzaamheden in 2022 nog moesten worden verricht voor in eerdere jaren afgenomen abonnementen. Dit had zij bijvoorbeeld kunnen onderzoeken aan de hand van het document waarin de
percentage of completionvan de abonnementen met betrekking tot jaarwerk is opgenomen (productie 5 van [eiseres] en productie 1 van [gedaagde] ). Aan de hand daarvan had zij ook kunnen inschatten of de omvang van de post ‘vooruit gefactureerde omzet’ toereikend was.
De garantie over het eigen vermogen is niet geschonden
4.19.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat partijen bij het sluiten van de koopovereenkomst niet de bedoeling hebben gehad dat ook eventuele extra werkzaamheden die in 2022 zijn verricht voor abonnementen onder de garantie over het eigen vermogen van [onderneming] vallen.
4.20.
Dit betekent dat [gedaagde] geen van de garanties uit de koopovereenkomst heeft geschonden en dat [eiseres] dus geen recht heeft op schadevergoeding. Daar komt nog bij dat de berekening van [eiseres] met betrekking tot de schade door werkzaamheden die in 2022 voor de abonnementen moesten worden verricht niet klopt. Op die berekening gaat de rechtbank hierna kort in.
Als [gedaagde] wel een garantie had geschonden, dan kon de vordering van [eiseres] ook niet worden toegewezen
4.21.
[eiseres] kan zich dus niet beroepen op één van de garanties in de koopovereenkomst. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat als dit wél het geval zou zijn geweest, dat dan de vordering van [eiseres] ook niet zou kunnen worden toegewezen omdat:
  • [eiseres] wist of hadden kunnen weten hoeveel werkzaamheden in 2022 nog moesten worden verricht voor de abonnementen die in 2021 of eerdere jaren zijn afgenomen (zie hiervoor 4.18), en
  • de berekening van [eiseres] met betrekking tot de werkzaamheden die voor de abonnementen zijn verricht in 2022 niet klopt. Dit licht de rechtbank hierna toe.
De berekening van [eiseres] met werkzaamheden die in 2022 zijn verricht klopt niet
4.22.
[eiseres] stelt dat zij in 2022 voor € 576.187,00 aan werkzaamheden voor eerder afgenomen abonnementen heeft moeten verrichten. Daardoor heeft zij € 470.297,00 (= € 576.187,00 - € 105.890,00 (de omvang van de post ‘vooruit gefactureerde omzet’)) aan schade geleden.
4.23.
Het bedrag van € 576.187,00 heeft [eiseres] gebaseerd op de hoeveelheid tijd die medewerkers van [onderneming] in 2022 voor werkzaamheden met betrekking tot de abonnementen hebben geschreven. Deze uren heeft [eiseres] vervolgens vermenigvuldigd met de verkooptarieven van [onderneming] die voor de overname werden gehanteerd. Volgens [eiseres] moesten de verkooptarieven worden gehanteerd omdat de werkzaamheden voor de abonnementen minder ver waren gevorderd dan verwacht. Dit is volgens haar ook in overeenstemming met de vaste gedragslijn. De rechtbank is het echter met [gedaagde] eens dat het niet passend is om bij een abonnementsmodel eventueel extra verricht werk te waarderen naar een commercieel uurtarief. Deze extra werkzaamheden kunnen namelijk niet worden doorberekend aan de klanten, want zij betalen alleen het vaste afgesproken bedrag. Als de werkzaamheden die in 2022 zijn verricht voor de eerder afgenomen abonnementen al zouden moeten worden gewaardeerd dan zou het daarom passender zijn om uit te gaan van de kostprijs. [eiseres] heeft niet toegelicht waarom voor het berekenen van de schade toch moet worden uitgegaan van de verkooptarieven. Tot slot heeft [eiseres] haar stelling dat dit in lijn is met de vaste gedragslijn is niet onderbouwd.
4.24.
Daarnaast heeft [eiseres] onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke werkzaamheden zij in 2022 voor de in eerdere jaren afgenomen abonnementen heeft verricht. Zij heeft de door haar gestelde schade namelijk alleen onderbouwd met een zelf opgesteld stuk dat vragen oproept (productie 14). In dit stuk zijn volgens [eiseres] alle door medewerkers van [onderneming] in 2022 verrichte werkzaamheden voor eerder afgenomen abonnementen opgenomen. Zoals al tijdens de mondelinge behandeling besproken lijkt dit overzicht echter niet te kloppen, want daarin zijn ook werkzaamheden opgenomen die evident niet onder een abonnement vielen. In de omschrijving bij sommige tijdsregels staat bijvoorbeeld werkzaamheden voor een echtscheidingsconvenant, WWFT-werkzaamheden en niet-declarabele werkzaamheden. Ook blijkt uit dit stuk niet of deze werkzaamheden alleen betrekking hebben op de in 2021 of eerder afgenomen abonnementen of dat daarin ook op werkzaamheden zijn opgenomen die voor abonnementen die in 2022 zijn afgenomen zijn verricht. Bij een groot deel van de omschrijvingen ontbreekt namelijk het jaartal waarop de werkzaamheden betrekking hebben.
[eiseres] wordt veroordeeld in de proceskosten
4.25.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
6.617,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2 punten × € 3.502,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
13.799,00
4.26.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 13.799,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 en 5.3 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.
TS5596

Voetnoten

1.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158,
2.Hoge Raad 19 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3178 (
3.Hoge Raad 5 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8101,
4.Artikel 6.1 van bijlage 4 bij de koopovereenkomst
5.Artikel 8.1 van bijlage 4 bij de koopovereenkomst.
6.Artikel 3.3 van de koopovereenkomst.
7.Artikel 6.1.3 van de koopovereenkomst.