ECLI:NL:RBMNE:2024:7315

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
11294580 UE VERZ 24-262
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoekster] en [verweerster] B.V. over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. [Verzoekster], die sinds 11 januari 2024 in dienst was bij [verweerster], werd op 14 augustus 2024 ontslagen wegens agressief gedrag op de werkvloer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat [verzoekster] zich onacceptabel heeft gedragen door haar leidinggevende te bedreigen en niet te voldoen aan een verzoek om haar telefoon weg te leggen tijdens werktijd. De kantonrechter oordeelde dat de dringende reden voor het ontslag voldoende was onderbouwd door getuigenverklaringen en WhatsApp-berichten. Het verzoek van [verzoekster] om het ontslag te vernietigen werd afgewezen, en zij werd veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 3.664,44 aan [verweerster]. Daarnaast moest [verzoekster] de proceskosten van [verweerster] betalen, die op € 949,00 werden begroot. De kantonrechter benadrukte dat de persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] niet in de weg stonden aan de rechtsgeldigheid van het ontslag, en dat de werkgever het recht had om andere werknemers te beschermen tegen agressief gedrag.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Locatie Utrecht
Zaaknummer: 11294580 \ UE VERZ 24-262 MvdH/40201
Beschikking van 18 november 2024
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. J.W. Menkveld,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. P.M. Hoogstad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties
- het verweerschrift, met een tegenverzoek en een voorwaardelijk tegenverzoek
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2024. [verzoekster] was daarbij aanwezig samen met haar gemachtigde en een vriendin. Namens [verweerster] was de heer [A] , CEO, met de gemachtigde aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van een pleitnota en antwoord gegeven op vragen van de kantonrechter. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er op de zitting is besproken.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[verzoekster] , geboren [1982] , is op 11 januari 2024 in dienst getreden bij [verweerster] met een arbeidsovereenkomst voor 6 maanden. De arbeidsovereenkomst is daarna stilzwijgend verlengd tot en met 10 januari 2025. [verzoekster] werkt als Productie medewerker tegen een maandsalaris van € 2.442,96 bruto inclusief vakantiebijslag.
2.2.
Op 14 augustus 2024 heeft [verweerster] [verzoekster] mondeling ontslag op staande voet gegeven wegens een incident op de werkvloer. Later op die dag hebben de heer [A] , directeur van [verweerster] , en [verzoekster] de volgende berichten in het Engels via WhatsApp aan elkaar gezonden:
(ivm het Patiëntbericht......op de plaatsen waar een * staat zijn de gegevens ivm het pseudonimiseren verwijderd)
2.3.
In de brief van 15 augustus 2024 van [verweerster] aan [verzoekster] is het ontslag op staande voet bevestigd. In deze brief staat dat [verzoekster] is ontslagen omdat ze zich agressief heeft gedragen tegen haar leidinggevende, mevrouw [B] (hierna: [B] ), nadat die [verzoekster] vroeg om de telefoon (die ze de van [B] geleend had) te retourneren omdat ze die onder werktijd gebruikte.
2.4.
[verzoekster] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en [verweerster] te veroordelen tot betaling van loon en het afgeven van correcte salarisstroken. Volgens [verzoekster] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Zij voert aan dat uit het WhatsApp bericht volgt dat ontslag is gegeven wegens weggaan na het gesprek en niet teruggeven van de spullen. Dat zijn volgens haar geen geldige redenen voor ontslag omdat zij is weggegaan vanwege een doktersbezoek. Zij stelt dat zij de telefoon niet hoefde af te geven omdat die van haar is geworden nadat ze deze van [B] heeft gekregen.
2.5.
[verweerster] is het daar niet mee eens en verzoekt om de verzoeken van [verzoekster] af te wijzen. Volgens [verweerster] is [verzoekster] wel rechtsgeldig op staande voet ontslagen wegens agressief gedrag. Dit is volgens [verweerster] op 14 augustus 2024 mondeling aan [verzoekster] meegedeeld en volgt ook uit de brief van 15 augustus 2024.
[verweerster] heeft een tegenverzoek ingesteld om [verzoekster] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding. Voor het geval dat de kantonrechter van oordeel is dat het ontslag op staande voet geen stand houdt, heeft [verweerster] verzocht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

3.De beoordeling

Het ontslag op staande voet is rechtsgeldig
3.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of [verweerster] moet worden veroordeeld tot betaling van loon.
3.2.
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. De kantonrechter legt hierna uit hoe tot dit oordeel is gekomen.
3.3.
Een ontslag op staande voet moet onverwijld worden gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor het ontslag. [1] Als dringende redenen worden beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren [2] . Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn/haar leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem/haar zou hebben.
3.4.
Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever.
3.5.
Over de gang van zaken op 14 augustus 2024 hebben partijen een andere lezing. Ter onderbouwing van haar lezing heeft [verweerster] een schriftelijke verklaring van [B] en een schriftelijke verklaring van mevrouw [C] , een collega van [verzoekster] , overgelegd. Uit die verklaringen leidt de kantonrechter af dat [verzoekster] zich onacceptabel heeft gedragen nadat [B] haar vroeg om tijdens het werk geen telefoon te gebruiken en deze weg te leggen. [verzoekster] is volgens de verklaringen daarna agressief gaan schreeuwen dat zij de telefoon niet wilde afgeven en heeft gedreigd om [B] tegen het hoofd te slaan. Dat wordt bevestigd in het WhatsApp bericht van [A] aan [verzoekster] waarin staat dat hij een discussie met [verzoekster] heeft gehad over haar agressieve gedrag dat ook bestond uit het niet willen retourneren van goederen aan een collega. De door [A] in dit bericht genoemde maatregelen zagen op het doen van strafrechtelijke aangifte door [B] over het niet retourneren van de telefoon.
3.6.
Het verweer van [verzoekster] dat het gesprek van 14 augustus 2024 niet over agressief gedrag van haar ging maar over het feit dat zij bij de huisarts een afspraak had, wordt nergens door ondersteund. De door [verzoekster] overgelegde verwijzingsbrief van de huisarts is geen bewijs voor de stelling dat de discussie ging over een bezoek aan de huisarts. Het had op de weg van [verzoekster] gelegen om haar lezing te onderbouwen met bewijsstukken. Dat zij dit niet heeft gedaan komt voor haar rekening en risico. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de lezing van [verweerster] klopt en het gesprek op 14 augustus 2024 tussen [A] en [verzoekster] is gegaan over het niet willen afgeven van de telefoon door [verzoekster] nadat haar leidinggevende daarom had verzocht en het zich in dat kader zeer agressief gedragen. Aannemelijk is verder dat haar leidinggevende daarom verzocht omdat [verzoekster] tijdens het werk voortdurend met de telefoon bezig was. De kantonrechter acht het ook aannemelijk dat het voor [verzoekster] direct duidelijk was dat zij daarom op staande voet is ontslagen. In de verklaringen van [B] en [C] staat namelijk dat [verzoekster] na het gesprek met [A] tegen [B] heeft geroepen dat ze door haar was ontslagen. Ook gelet op de brief van de volgende dag (15 augustus 2024) moet voor [verzoekster] duidelijk zijn geweest op welke ontslagreden zij zich moest beraden.
3.7.
[verweerster] stelt dat zij [verzoekster] er eerder, op 29 mei en op 9 juli 2024, op heeft gewezen dat agressief gedrag niet wordt getolereerd en dat zij [verzoekster] toen heeft gewaarschuwd dat dit zal leiden tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Ter onderbouwing hiervan heeft [verweerster] verwezen naar twee door haar opgestelde niet door [verzoekster] ondertekende gespreksverslagen in het personeelsdossier van [verweerster] . Omdat [verzoekster] betwist dat deze gesprekken hebben plaatsgevonden en [verweerster] geen bewijs heeft overgelegd dat deze gespreksverslagen met [verzoekster] zijn gedeeld, kan de kantonrechter op dit moment niet vaststellen dat [verzoekster] eerder is gewaarschuwd dat agressief gedrag niet wordt getolereerd. In de gegeven omstandigheden staat dit naar het oordeel van de kantonrechter een rechtsgeldig ontslag op staande voet niet in de weg omdat de kantonrechter ook geen aanknopingspunt heeft dat er op 14 augustus 2024 een redelijke aanleiding was voor het vaststaande agressieve gedrag van [verzoekster] tegen haar leidinggevende. De ernst van de misdraging van [verzoekster] wordt bovendien onderstreept in de strafrechtelijke aangifte van [B] . [B] verklaart daarin dat zij nog last heeft van de dreiging omdat [verzoekster] het ontslag aan haar wijt en mogelijk haar verblijfsadres heeft. Het is begrijpelijk dat [B] dit zo ernstig heeft opgenomen. Op de zitting is namelijk gebleken dat [verzoekster] jarenlang op boksen heeft gezeten en zo sterk is dat ze vrijwel iedereen bij [verweerster] versloeg met armpje drukken. Conclusie is dat [verweerster] het agressieve gedrag in redelijkheid niet hoefde toe te laten van haar werkneemster die pas zeven maanden in dienst was.
3.8.
De feiten zoals hiervoor beschreven, leveren een dringende reden op voor het aan [verzoekster] gegeven ontslag op staande voet. De persoonlijke omstandigheden van [verzoekster] , die inmiddels een andere baan heeft gevonden, staan aan een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden niet in de weg. Van een buitenproportionele ernstige sanctie is evenmin sprake. De handelwijze van [verzoekster] wordt aangemerkt als een zodanig ernstige schending van de op haar rustende verplichting zich jegens [verweerster] als goed werknemer te gedragen en daarmee als een dermate ernstige inbreuk op het vertrouwen dat [verweerster] in haar moest kunnen stellen, dat van haar redelijkerwijs niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarbij geldt dat in een situatie als deze op de werkgever ook de plicht rust om andere werknemers tegen dergelijk agressief gedrag te beschermen.
3.9.
Het verzoek van [verzoekster] tot vernietiging van het ontslag op staande voet wordt afgewezen, omdat het ontslag rechtsgeldig is.
3.10.
De door [verweerster] gevorderde verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven wordt toegewezen.
Het voorwaardelijke tegenverzoek van [verweerster] wordt niet behandeld
3.11.
Het ontslag op staande voet houdt stand en daarom komt de kantonrechter niet toe aan het voorwaardelijke tegenverzoek van [verweerster] tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
[verzoekster] moet [verweerster] de gefixeerde schadevergoeding betalen?
3.12.
[verweerster] verzoekt een wettelijk gefixeerde schadevergoeding. De gefixeerde schadevergoeding moet door [verzoekster] betaald worden indien [verzoekster] door opzet of schuld aan [verweerster] een dringende reden heeft gegeven om haar op staande voet te ontslaan. [3]
3.13.
Met het voorgaande is vast komen te staan dat [verzoekster] door haar schuld een dringende reden heeft gegeven aan [verweerster] op grond waarvan zij [verzoekster] op staande voet mocht ontslaan. Daarom is voldaan aan de wettelijke vereisten en is [verzoekster] aan [verweerster] een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd.
3.14.
Partijen zijn een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd overeengekomen die tussentijds kan worden opgezegd. Op grond van de wet [4] is het bedrag van de gefixeerde schadevergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. In dit geval zou dat zijn geweest tot en met 30 september 2024, rekening houdend met de opzegtermijn van één maand en met de omstandigheid dat opzegging dient te geschieden tegen het eind van de maand. De door [verweerster] berekende vergoeding van € 3.664,44 (2442,96 x 1,5) is dan ook correct.
3.15.
De door [verweerster] gevorderde wettelijke rente over de gefixeerde schadevergoeding vanaf de datum van ontslag is toewijsbaar. [5]
proceskosten
3.16.
[verweerster] heeft in deze procedure op bijna alle onderdelen gelijk gekregen, daarom moet [verzoekster] de proceskosten (inclusief nakosten) van [verweerster] betalen.
3.17.
De proceskosten van [verweerster] in het verzoek van [verzoekster] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
949,00
3.18.
De proceskosten van [verweerster] in het tegenverzoek worden begroot op nihil.
3.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
3.20.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, waartegen geen verweer is gevoerd, zal eveneens worden toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter
met betrekking tot het verzoek van [verzoekster]
4.1.
wijst het verzoek af,
4.2.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoekster] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt [verzoekster] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald
4.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad [6] ,
met betrekking tot het tegenverzoek van [verweerster]
4.5.
verklaart voor recht dat [verweerster] de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] rechtsgeldig wegens een dringende reden heeft opgezegd,
4.6.
veroordeelt [verzoekster] om aan [verweerster] de gefixeerde schadevergoeding van € 3.664,44 bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 15 augustus 2024,
4.7.
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, tot deze beschikking begroot op nihil.
4.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.F.A. van Buitenen en in het openbaar uitgesproken door mr. C.J.M. Hendriks op 18 november 2024.

Voetnoten

1.zie artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW
2.artikel 7:678 lid 1 BW
3.artikel 7:677 lid 2 BW
4.artikel 7:677 lid 3, aanhef en onder a, BW
5.artikel 7:686a lid 1 BW
6.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.