ECLI:NL:RBMNE:2024:7223

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2024
Publicatiedatum
24 december 2024
Zaaknummer
24/648 en 24/3544
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over voorlopige voorziening en omgevingsvergunningen voor horecaonderneming met terrasoverkapping

In deze tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld in het kader van de verlening van twee omgevingsvergunningen aan een horecaonderneming. De eisers, eigenaren van nabijgelegen panden, hebben bezwaar gemaakt tegen de vergunningen die zijn verleend voor het plaatsen van terrasschermen en een terrasoverkapping. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders de vergunningen niet correct heeft beoordeeld, omdat de terrasschermen en de overkapping als één bouwwerk hadden moeten worden beschouwd. Dit gebrek kan worden hersteld door het college, dat de mogelijkheid heeft om de vergunningverlening opnieuw te overwegen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de horecaonderneming onder het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit valt, wat betekent dat hogere geluidsgrenswaarden van toepassing zijn. De eisers betwisten dit en stellen dat de standaard geluidsgrenswaarden van toepassing zijn. De voorzieningenrechter concludeert dat de hogere geluidsgrenswaarden van toepassing zijn, maar dat er gebreken zijn in het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd. De voorzieningenrechter geeft het college de gelegenheid om deze gebreken te herstellen en stelt een voorlopige voorziening in, waarbij de terrasschermen in de avonduren volledig omhoog moeten staan om het woon- en leefklimaat van de eisers te beschermen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging door het college, waarbij ook de gevolgen voor de parkeerdruk en de ruimtelijke ordening in overweging moeten worden genomen. De voorzieningenrechter houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, die binnen twaalf weken na deze tussenuitspraak moet worden gedaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 24/648 en 24/3544
tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juli 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[eiser 1] , H. [eiseres] en [eiser 2], uit [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. G.L.M. Teeuwen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen (het college), verweerder
(gemachtigde: mr. S. Halbesma).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [derde belanghebbende] B.V. uit Rhenen, de exploitant van [vergunninghouder] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. J. van Zinderen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eisers tegen de verlening van twee omgevingsvergunningen aan vergunninghouder. Op de zitting is door partijen desgevraagd aangegeven dat zij geen bezwaar hebben als er direct uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak. [1] Omdat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en er ook verder geen beletsel bestaat, zal de voorzieningenrechter direct uitspraak doen in de hoofdzaak en daarmee de zaak “kortsluiten”.
1.1.
De heer [eiser 1] en mevrouw [eiseres] zijn eigenaren van de panden aan de [adres 1] en [adres 2] in [plaats] . Op de benedenverdieping hebben eisers een kantoor en de twee appartementen daarboven worden voor bewoning verhuurd. De heer [eiser 2] is eigenaar van en woonachtig in het pand aan het [adres 3] in [plaats] .
1.2.
Vergunninghouder heeft op 23 januari 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het plaatsen van terrasschermen, en terrasoverkapping voor het zijterras van zijn horecaonderneming en het plaatsen van (gedeeltelijk) ondergrondse containers aan de [adres 4] in [plaats] . Op 10 februari 2022 heeft vergunninghouder een omgevingsvergunning aangevraagd voor het wijzigen van het gebruik van een groenstrook van 1,14 meter breed en 35,28 meter lang [2] die voor het zijterras langs loopt ten behoeve van horeca. Deze aanvraag is bedoeld ter legalisatie van dit deel van de groenstrook dat reeds als onderdeel van het zijterras in gebruik is.
1.3.
Het college heeft met de twee primaire besluiten van 22 december 2023 de gevraagde omgevingsvergunningen verleend.
1.4.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 22 december 2023 is het bezwaar ongegrond verklaard. Hierbij heeft het college het advies van de bezwaarschriftencommissie gevolgd door de motivering van het bestreden besluit aan te passen.
1.5.
Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat vergunninghouder op grond van de verleende vergunningen de terrasschermen en overkapping is gaan bouwen. Vergunninghouder heeft een schriftelijke toelichting ingediend. Eisers hebben hierop gereageerd met een nadere schriftelijke reactie. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] en [eiser 2] , de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college, vergunninghouder en de gemachtigde van vergunninghouder. Namens het college was ook aanwezig mr. R.I.S. van Haaren (jurist handhaving). Ook was bij de zitting aanwezig [A] , geluidsdeskundige bij de Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU).

Feitelijke situatie

2. Het bouwplan voorziet in het realiseren van een terrasafscherming en overkapping van het reeds bestaande zijterras van circa 100 m² van de horecaonderneming van vergunninghouder. Daarnaast heeft vergunninghouder een deel van de groenstrook die voor het terras langsloopt van de gemeente Rhenen aangekocht en wenst het illegale gebruik hiervan te legaliseren. De terrasschermen en overkapping aan de voorzijde van het zijterras zullen op deze voormalige groenstrook worden gerealiseerd. Daarnaast heeft vergunninghouder voor (deels) ondergrondse containers die naast het zijterras staan, een omgevingsvergunning ter legalisatie aangevraagd.
3. Vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat hij het zijterras, wat hiervoor bestond uit een lagere terrasafscheiding en grote parasols (met daaronder heaters), wilde voorzien van hogere terrasschermen en een terrasoverkapping. Zoals volgt uit de bij de aanvraag gevoegde tekeningen en zoals ook door vergunninghouder op de zitting is toegelicht, kan het zijterras door de hogere terrasschermen en overkapping geheel worden afgesloten. Daardoor kunnen bezoekers van het terras bij regenachtig weer droog buiten zitten. Door de terrasoverkapping wordt tevens overlast door vallende bladeren op het terras voorkomen. De terrasschermen zijn mechanisch in hoogte verstelbaar. In de hoogste stand zijn de schermen volgens de aanvraag 2,4 meter hoog.
4. Het terras is 7 dagen per week open van 11:00 uur tot 24:00 uur. Feitelijk zullen er volgens vergunninghouder 55 zitplaatsen op het zijterras kunnen worden gerealiseerd. De terrasschermen en overkapping zijn reeds gebouwd en in gebruik. Het is de bedoeling dat er nog een betonnen vloer wordt aangelegd, maar daarvoor moet een kabel worden verlegd, waarvoor een aanvraag is gedaan bij Stedin. Het verleggen van de kabel door Stedin zal niet vóór 2025 kunnen worden uitgevoerd. Om die reden zal de huidige bestrating voorlopig worden teruggelegd, zodat het terras gebruikt kan worden.

Beoordelingskader

5. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de aanvragen om de omgevingsvergunningen vóór die datum zijn ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
6. De omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van de groenstrook naar horeca ziet op het afwijken van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo (hierna: omgevingsvergunning groenstrook). De omgevingsvergunning voor het plaatsen van terrasschermen, een terrasoverkapping en containers ziet op het bouwen van een bouwwerk en het afwijken van het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c (hierna: omgevingsvergunning overkapte terras en containers).
7. Het zijterras en de containers zijn gelegen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Rhenen Stad 2012. Het zijterras is gelegen op de percelen met de bestemmingen ‘horeca’ en ‘groen’. De containers staan geheel op het perceel met de bestemming ‘horeca’. Daarnaast hebben de percelen de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie 2’ en ‘Waarde – beschermd Stadsgezicht’.
Het college heeft voor de terrasschermen, terrasoverkapping en containers vergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan op de volgende onderdelen:
  • overschrijding van de maximale bouwhoogte van 2 meter (artikel 15.2 van de planregels);
  • bouwen buiten het bouwvlak (artikel 15.2 van de planregels);
  • bouwen op gronden met de (dubbel)bestemming “Waarde – Archeologie” (artikel 27.2 van de planregels);
Voor het gebruik van de groenstrook voor horeca heeft het college vergunning verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan:
- gebruiksregels voor de bestemming Groen (artikel 14.1 van de planregels).
8. Door het college is voor voornoemde strijdigheden met het bestemmingsplan gebruik gemaakt van zowel binnenplanse als buitenplanse afwijkingsmogelijkheden.
9. Voor het bouwen in strijd met de bouwregels voor de dubbelbestemming Archeologie heeft het college gebruik gemaakt van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid zoals opgenomen in artikel 27.3 van de planregels. Voor de overige strijdigheden met het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van diverse buitenplanse afwijkingsmogelijkheden uit bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor):
  • artikel 4, derde lid, van Bijlage II van het Bor (voor het afwijken van de maximale bouwhoogte voor de terrasschermen);
  • artikel 4, lid 1, van Bijlage II van het Bor (voor het plaatsen van terrasoverkapping buiten bouwvlak);
  • artikel 4, lid 9, van Bijlage II van het Bor (voor het plaatsen van containers in de bestemming groen);
  • artikel 4, lid 9, van Bijlage II van het Bor (voor het wijzigen van het gebruik van de groenstrook naar horeca).
10. Het college kan de omgevingsvergunning om van het bestemmingsplan af te wijken verlenen als geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Het college moet bij zijn keuze om wel of geen gebruik te maken van de bevoegdheid om de omgevingsvergunning te verlenen, een afweging maken van alle belangen die bij de aanvraag zijn betrokken. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De bestuursrechter kan de keuzes die het college heeft gemaakt bij het afwegen van de betrokken belangen daarom slechts terughoudend toetsen. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

11. De voorzieningenrechter merkt op dat het beroepschrift aanvangt met een context van het beroepsschrift. Desgevraagd hebben eisers op de zitting aangegeven dat deze context moet worden aangemerkt als achtergrondinformatie bij de beroepszaak en niet is bedoeld als beroepsgronden.
Grondslag van de omgevingsvergunning overkapt terras en containers
11. Eisers menen dat met de verleende omgevingsvergunning voor het overkapte terras en de containers de grondslag van de aanvraag is verlaten. Volgens eisers is een vergunning aangevraagd voor een voor- en zijterras met schermen en aanvullend een overkapping. Volgens eisers is uiteindelijk een volledige serre vergund. Op de zitting heeft de gemachtigde van eisers desgevraagd aangegeven dat hij met deze beroepsgrond bedoelt dat het overdekte terras als één project/bouwwerk en daarmee als één geheel beoordeeld had moeten worden door het college en voor de beoordeling niet opgeknipt had mogen worden in verschillende onderdelen, welke onderdelen uiteindelijk één bouwwerk (serre) vormen.
12. Het college heeft in deze omgevingsvergunning de terrasschermen, terrasoverkapping en glascontainers aangemerkt als van elkaar te onderscheiden bouwwerken en op grond van verschillende buitenplanse afwijkingsmogelijkheden uit het Bor een omgevingsvergunning voor het bouwen van deze bouwwerken en het afwijken van het bestemmingsplan verleend.
13. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de terrasschermen met overkapping als één bouwwerk beoordeeld had moeten worden. Er is naar haar oordeel sprake van een constructie waarvan de onderdelen functioneel en bouwkundig onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Zoals blijkt uit de bij de aanvraag gevoegde tekeningen is een staalconstructie onderdeel van de terrasschermen. Ook blijkt uit een bij de aanvraag gevoegde tekening dat de baleinen van de overkapping direct aansluiten op de staanders van de terrasafscherming. Zoals is besproken op de zitting, kan door het aansluiten van de overkapping op de terrasschermen met spiekkozijn het terras geheel worden afgesloten op het moment dat het regent.
Dit betekent dat voor de vraag of er een omgevingsvergunning kon worden verleend, het college dit bouwwerk in zijn geheel had moeten beoordelen. Dat vergt dus een integrale belangenafweging over de aanvaardbaarheid van dit bouwwerk in zijn geheel. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat dit niet geldt voor de glascontainers. Deze bouwwerken staan los van het overkapte terras en kunnen als zelfstandige bouwwerken worden beoordeeld.
14. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat er in de wijze waarop het overkapte terras is beoordeeld en is vergund, sprake is van een gebrek. Het overkapte terras had als één bouwwerk beoordeeld en vergund moeten worden. Dit is een gebrek dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter hersteld kan worden. Zoals op zitting met het college is besproken, kan het college het gebrek herstellen door gebruik te maken van de buitenplanse afwijkingsmogelijkheid op grond van artikel 4, eerste lid, van bijlage II bij het Bor. Nu de overkapping bij slecht weer feitelijk functioneert als dak, kan het overkapte terras aangemerkt worden als een bijbehorend bouwwerk en kan deze afwijkingsmogelijkheid uit het Bor als grondslag dienen voor het college als zij medewerking wil verlenen aan het realiseren van het overkapte terras. Het college heeft ter zitting aangegeven dat zij in principe nog steeds medewerking wenst te verlenen aan de realisatie hiervan.
15. Het college kan een nieuwe beslissing op het bezwaar van eisers nemen waarbij de grondslag voor de vergunningverlening in voornoemde zin wordt gewijzigd. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat indien een bijbehorend bouwwerk wordt aangemerkt als een uitbreiding van het hoofdgebouw, artikel 4, van bijlage II bij het Bor per definitie hetzelfde gebruik als het hoofdgebouw toestaat. [3] Dat betekent dat ook het gebruiken van het stuk grond met de groenbestemming onderdeel kan zijn van deze afwijkingsmogelijkheid. Onderdeel van deze afweging zal dus ook het (nu in de omgevingsvergunning groenstrook opgenomen afweging van het) strijdig gebruik van de groenstrook kunnen omvatten.
16. Verder merkt de voorzieningenrechter op dat het de overzichtelijkheid van de omgevingsvergunning ten goede zou komen als duidelijk wordt vermeld van welke planregels er voor de ondergrondse containers van het bestemmingsplan is afgeweken, waarbij bovendien opvalt dat de overwegingen over de belangenafweging voor de ondergrondse containers staan in de omgevingsvergunning groenstrook.
Zoals verder op de zitting is besproken, is het de vraag of er voor de grondwerkzaamheden die zijn voorzien, zoals het verleggen van de kabel van Stedin en het aanleggen van een andere terrasverharding (met vloerverwarming) er geen omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo nodig is. [4] De voorzieningenrechter merkt dit op, om achteraf discussie te voorkomen of alle benodigde vergunningen voor de terrasoverkapping zijn verleend.
Goede ruimtelijke ordening
17. Hiervoor heeft de voorzieningenrechter een gebrek geconstateerd, wat zich naar haar oordeel leent voor herstel. Omdat het college ter zitting heeft aangegeven nog steeds medewerking te willen verlenen aan de omgevingsvergunning voor het overkapte terras, beoordeelt de voorzieningenrechter in deze uitspraak ook de overige beroepsgronden, voor zover dat mogelijk is. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zal het college een integrale afweging moeten maken in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij zullen de beroepsgronden van eisers waarbij het zwaartepunt is dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening, niet wijzigen. Belangrijk onderdeel van de afweging in het kader van de goede ruimtelijke ordening is de beoordeling door het college van het aspect geluid.
Geluid – valt de inrichting onder het overgangsrecht?
18. Belangrijk uitgangspunt van het college bij deze beoordeling is dat de horecaonderneming mét het overkapte terras voldoet aan de geluidsgrenswaarden van het overgangsrecht van artikel 2.17a van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit). Dit overgangsrecht houdt – kort gezegd – in dat de inrichting van vergunninghouder recht heeft op een hogere geluidsnorm van 5 dB(A) dan de standaardnorm.
19. Eisers bestrijden dat het overgangsrecht ten aanzien van de toegestane geluidsgrenswaarden van toepassing is. Volgens eisers is de standaard geluidsgrenswaarde uit tabel 2.17a bij artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Eisers menen dat sprake is van een nieuw deel van de inrichting. Volgens eisers is het overgangsrecht bedoeld om de bestaande rechten van een bestaande inrichting te beschermen, maar kan het overgangsrecht niet van toepassing worden verklaard op een nieuw deel of een uitbreiding van de inrichting.
20. De voorzieningenrechter zal eerst beoordelen of het of het uitgangspunt van het college dat getoetst dient te worden aan de verhoogde geluidsgrenswaarde uit het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit juist is. Uit geluidsonderzoek blijkt dat de inrichting in de avondperiode alleen kan voldoen aan deze hogere geluidsgrenswaarde.
21. Tussen partijen is niet in geschil dat op de locatie waarvoor de omgevingsvergunningen zijn verleend sinds 1952 een horecabedrijf is gevestigd en sindsdien op deze locatie een horecabedrijf in werking is geweest. Voor de inrichting gold geen milieuvergunning krachtens de Hinderwet of de Wet milieubeheer of een vergunning op grond van artikel 12 van de Wet geluidhinder ten tijde van het van toepassing worden van het Besluit horecabedrijven Hinderwet. Voorts is niet in geschil dat het college toentertijd geen nadere eisen heeft gesteld waarbij de geluidsgrenswaarden voor de inrichting zijn aangepast.
22. De voorzieningenrechter overweegt dat het moment van de feitelijke oprichting van de inrichting bepalend is voor de vaststelling of de inrichting al dan niet onder het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit valt. [5] De ABRvS heeft in een vergelijkbare zaak van een horeca-inrichting eerder geoordeeld dat een bij een restaurant behorend terras onderdeel uitmaakt van een inrichting. De ABRvS overweegt daartoe dat
“terras – dat organisatorische en functionele bindingen heeft met, en in de onmiddellijke nabijheid is gelegen van, het restaurant – onderdeel uitmaakt van het restaurant, waardoor ingevolge artikel 1.1 eerste en vierde lid, van de Wet Milieubeheer neergelegde criteria, niet het terras, maar het restaurant een inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit is.” [6]
23. De voorzieningenrechter begrijpt hieruit dat het voor de toepassing van het overgangsrecht niet relevant is of een inrichting nadien is veranderd, omdat artikel 2.17a van het Activiteitenbesluit aansluit bij het begrip “inrichting”, zonder hieraan beperkingen te stellen. Hoewel het argument van eisers dat overgangsrecht als een uitsterfbepaling zou moeten werken en hieronder geen wijzigingen of veranderingen zouden moeten vallen begrijpelijk is, ziet de voorzieningenrechter gelet op de hiervoor genoemde uitspraak van de ABRvS over de uitleg van het overgangsrecht geen ruimte om anders te oordelen.
24. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de conclusie dat de horecaonderneming ook na overkapping van het terras onder het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit valt en de hogere geluidsgrenswaarden uit artikel 2.17a van het Activiteitenbesluit van toepassing zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Geluid – wordt aan de hogere geluidgrenswaarden voldaan?
25. Het college heeft in het kader van een goede ruimtelijke ordening beoordeeld of met de uitbreiding van het terras met terrasschermen wordt voldaan aan de geluidsgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Hiertoe is een akoestisch onderzoek door vergunninghouder opgesteld dat is getoetst door Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU). Uit het akoestisch rapport volgt dat de inrichting voldoet aan de hogere geluidsgrenswaarden van het Activiteitenbesluit.
26. Eisers voeren aan dat het akoestisch onderzoek niet representatief is uitgevoerd. Volgens eisers is op een goede avond meer geluidsbelasting waardoor de vraag is of wordt voldaan aan de grenswaarden. Het onderzoek gaat uit van 65 personen, maar dat zouden er volgens eisers ook meer of minder kunnen zijn. Daarnaast zijn volgens eisers niet alle geluidsbronnen in het akoestisch onderzoek meegenomen.
27. De voorzieningenrechter volgt eisers hierin niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het akoestisch onderzoek voldoende representatief uitgevoerd. Zoals ter zitting is toegelicht door vergunninghouder zullen er feitelijk minder zitplaatsen worden gerealiseerd dan het aantal waarmee in het akoestisch onderzoek is gerekend. Dat er meer personen op het terras aanwezig zullen zijn, is niet onderbouwd. Ten aanzien van gedeelte van de beroepsgrond over de geluidsbronnen hebben eisers op de zitting aangegeven dit niet langer te handhaven nu daarover een duidelijke uitleg op de zitting is gegeven.
28. Eisers hebben een aantal uitgangspunten uit het akoestisch onderzoek in twijfel getrokken:
  • De oppervlakte van het overkapte terras is niet conform de aanvraag.
  • De tussenschuifdeur tussen het voorterras en het overkapte zijterras is in de avondperiode ten onrechte half gesloten gemodelleerd.
  • De toegangsdeur/tussendeur (tevens nooduitgang) tussen het restaurant en het overkapte terras staat open en dit is ten onrechte niet gemodelleerd.
  • De toegangsdeuren in de terrasschermen van het overkapte terras zijn ten onrechte niet gemodelleerd. Volgens eisers gaan deze deuren vaak open en dicht.
  • Een onderzoek naar de geluidsbelasting van de glascontainers ontbreekt ten onrechte in het akoestisch onderzoek.
29. De voorzieningenrechter stelt vast dat het akoestisch rapport van SPA WNP ingenieurs van 22 februari 2023 versie 1d ten grondslag ligt aan het bestreden besluit. Zoals op de zitting is besproken, is de oppervlakte van het terras zoals dat is aangevraagd in overeenstemming met figuur 2.1 van dit akoestisch rapport. Ook is op zitting besproken dat de toegangsdeuren in de terrasschermen van het overkapte terras zoveel mogelijk gesloten zullen blijven en alleen gebruikt zullen worden voor minder valide personen en voor de bevoorrading van het restaurant. Ten aanzien van de geluidsbelasting van de glascontainers heeft ODRU de geluidsbelasting onderzocht en de bevindingen daarvan weergegeven in de e-mail van 31 augustus 2023 die door ODRU aan het college is toegezonden. Dat de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek om deze redenen niet juist zijn, of er onvoldoende (akoestisch) onderzoek is uitgevoerd, volgt de voorzieningenrechter voor deze punten niet.
30. Op zitting is door eisers toegelicht dat de deur van het restaurant naar het zijterras openstaat, zodat het bedienend personeel het zijterras vanuit het restaurant kan bereiken. De schuifdeur tussen het zijterras en voorterras staat in de avond- en nachtperiode geheel open. Dit is door vergunninghouder bevestigd. De wijze waarop deze deuren nu in het akoestisch onderzoek zijn gemodelleerd, komt hierdoor niet overeen met de situatie zoals vergunninghouder de deuren zal gebruiken. De uitgangspunten van het akoestisch onderzoek kloppen op deze punten dus niet. Daarmee is niet duidelijk of, zoals het college zich in de besluitvorming op het standpunt heeft gesteld, er na realisatie van het overkapte terras wordt voldaan aan de (hogere) grenswaarden van het Activiteitenbesluit. Hierdoor is het besluit op dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
31. Het college kan dit gebrek herstellen door opnieuw een akoestisch onderzoek te laten uitvoeren waarbij deze openstaande deuren worden gemodelleerd. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat indien deze elementen wel mee worden gemodelleerd in het akoestisch onderzoek, dit niet zonder meer betekent dat niet aan de hogere geluidsnorm kan worden voldaan, gelet op de toelichting tijdens de zitting van de vertegenwoordigster van ODRU over het mogelijke effect van deze omissies.
Geluid – voorschrift terrasafscherming
32. Eisers hebben verder aangevoerd dat vanwege het mechanisme waardoor de terrasschermen deels kunnen worden ingeschoven, er niet voldaan zal worden aan de geluidsgrenswaarden. Bij mooi weer of drukte zullen de schermen volgens eisers ter ventilatie van het terras naar beneden worden geschoven. Het voorschrift dat het college aan de omgevingsvergunningen heeft verbonden, voorkomt dat niet.
33. De voorzieningenrechter stelt voorop dat – zoals op de zitting is besproken - het uitgangspunt van het akoestisch onderzoek is geweest dat de terrasschermen volledig omhoog staan (tot 2,4 meter hoogte). Op grond van dat uitgangspunt hebben de geluidsberekeningen plaatsgevonden. Uit deze geluidsberekeningen volgt dat in de avondperiode uitsluitend aan (de verhoogde) geluidsgrenswaarden van het Activiteitenbesluit kan worden voldaan als de terrasschermen volledig omhoog staan. Aan beide omgevingsvergunningen is het volgende voorschrift verbonden: “
van de vergunning kan enkel gebruik worden gemaakt als de glazen afscherming daadwerkelijk wordt gerealiseerd. De voorgestelde afscherming garandeert een goed woon- en leefklimaat.”
34. Het college heeft op de zitting naar voren gebracht dat met dit voorschrift is bedoeld om voor te schrijven dat er uitsluitend van de vergunning gebruik kan worden gemaakt als de terrasschermen volledig omhoog staan. Echter, zoals ook op zitting is besproken, volgt uit de formulering van dit voorschrift niet dat de schermen op 2,4 meter hoog moeten staan. Immers, het voorschrift bepaalt slechts dat de glazen afscherming daadwerkelijk gerealiseerd moet zijn. Dit laat de mogelijkheid voor vergunninghouder (op grond van de voorschriften van de omgevingsvergunningen) open om de schermen te laten zakken. Nu het college dit voorschrift heeft gesteld om een goed woon- en leefklimaat voor (onder andere) eisers te garanderen, kleeft hiermee eveneens een gebrek aan de motivering van het bestreden besluit. Het college heeft dit op zitting ook erkend. De voorwaarde zoals die nu aan de omgevingsvergunning is verbonden, moet worden aangepast.
Geluid- belangenafweging in het kader van de goede ruimtelijke ordening
35. Eisers voeren aan dat het college in het kader van de vraag wat een goede ruimtelijke ordening is, niet had mogen volstaan met alleen een verwijzing naar het voldoen aan de (verhoogde) geluidsgrenswaarden. De afweging in het kader van een goede ruimtelijke ordening vergt meer, waarbij eisers vinden dat hun belang als omwonenden onvoldoende is meegewogen.
36. Gelet op de hiervoor geconstateerde gebreken in (een deel van) de uitgangspunten van het akoestisch onderzoek, kan de voorzieningenrechter op dit moment, de door het college gemaakte belangenafweging nog niet toetsen. De voorzieningenrechter geeft het college in dit kader nog mee dat zij daarbij een afweging moet maken van de mogelijkheden die het bestemmingsplan reeds kent en wat er op grond van de omgevingsvergunning (meer) wordt mogelijk gemaakt. Daarbij is van de ene kant van belang dat op grond van de vigerende bestemming op (een groot deel) van de gronden waarop het bouwplan is voorzien reeds een (groot) terras toestaat. Met het verlenen van de omgevingsvergunning wordt echter toegestaan dat er een extra strook grond wordt gebruikt ten behoeve van de horecabestemming, maar ook dat het terras overkapt wordt en er terrasschermen worden gerealiseerd. Zoals op zitting is besproken en door eisers is aangevoerd, is hiervan de consequentie dat het terras intensiever en gedurende een langere periode in het jaar kan worden gebruikt. De afweging of het college dat aspect eveneens in overeenstemming acht met een goede ruimtelijke ordening, zal uit de besluitvorming moeten blijken. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat de enkele verwijzing naar het voldoen aan geluidsgrenswaarden in het kader van een goede ruimtelijke ordening onvoldoende is. Indien vaststaat dat aan geluidsgrenswaarden wordt voldaan, mag het college ervan uitgaan dat in beginsel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit laat echter onverlet dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvullend dient te worden bezien of ter plaatse van de woningen van eisers wat betreft de geluidbelasting een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. [7]
Parkeren
37. Eisers voeren aan dat vergunninghouder met het vergunde grotere terras meer gasten kan ontvangen en dat het terras intensiever, meer jaarrond, zal worden gebruikt. Volgens eisers is ten onrechte geen onderzoek verricht naar de gevolgen van de uitbreiding voor de verkeerstechnische situatie en de parkeersituatie ter plaatse en zijn er in de omgeving beperkt parkeerplaatsen beschikbaar.
38. Het college stelt zich op het standpunt dat de feitelijke situatie niet zal wijzigen omdat sinds 2008 de verleende uitbreiding al werd gebruikt voor de inrichting. Het college merkt daarbij op dat de verkeersaantrekkende werking en de toename in de parkeerdruk wordt bepaald op basis van het bruto vloeroppervlak. Volgens het college behoort op basis van CROW-publicatie 256, 2007 tot het bruto vloeroppervlak alleen het oppervlak ‘binnen de omringende opgaande scheidingsconstructies’. Het overkapte terras wordt niet gerekend tot het bruto vloeroppervlak nu er volgens het college geen sprake is van een dichte vloerconstructie.
39. Uit artikel 3.2.1. van het Paraplubestemmingsplan Parkeren volgt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en of het veranderen van de functie van een bouwperceel, vaststaat dat voldoende parkeergelegenheid, overeenkomstig de beleidsregels van de ‘Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds’ (beleidsnota), wordt gerealiseerd. In de beleidsnota is bepaald dat bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt gewerkt met parkeernormen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw (CROW). Deze normen zijn gekoppeld aan het type voorzieningen. In Bijlage 2 is opgenomen dat de parkeernormen voor een restaurant worden bepaald aan de hand van het bruto vloeroppervlakte.
40. Als uitgangspunt geld dat een terras niet valt binnen het bruto vloeroppervlak. Het bruto vloeroppervlak in de betrokken CROW-publicatie wordt gedefinieerd als de oppervlakte van het gebied dat wordt begrensd door de buitenomtrek van de omringende opgaande scheidingsconstructies, gemeten op vloerniveau(s). [8] Dit betekent dat alleen de binnenruimte en niet ook het terras in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de parkeervraag. Er kunnen echter ook omstandigheden zijn op grond waarvan een terras wel van betekenis moet worden geacht voor het bepalen van de parkeervraag. [9] Dit is het geval als het terras niet beperkt van omvang is en dat van het terras niet alleen gebruik zal worden gemaakt bij mooi weer, maar ook bij minder mooi weer.
41. Nu het bouwplan door terrasoverkapping mogelijk maakt dat bezoekers ook bij minder mooi weer op het terras kunnen zitten, kan niet zonder meer als uitgangspunt worden genomen dat er geen sprake is van een toegenomen parkeerbehoefte. Aldus kent de motivering van het bestreden besluit op dit punt eveneens een gebrek. Het college kan dit gebrek (onder meer) herstellen door in een aanvullende motivering aan te geven of aan de geldende parkeernormen kan worden voldaan als het bruto vloeroppervlak van het overkapte terras in de berekening van de parkeerbehoefte wordt betrokken.
Groene entree [locatie]
42. Eisers wijzen erop dat door het college ten onrechte geen (overwegend) belang wordt gehecht aan het behouden van het groen in het [locatie] . Dit plantsoen zou volgens eisers extra beschermd worden en in ere worden hersteld. De desbetreffende gronden zijn gelegen bij de entree van het [locatie] . Met het bebouwen en gebruiken van deze strook grond wordt die entree aangetast.
43. Op zitting heeft de gemachtigde van eisers aangegeven geen beroep te willen te doen op de bepalingen uit de Wet natuurbescherming. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een aantasting van “de groene entree” van het [locatie] . De beroepsgrond slaagt niet.
Archeologische waarden
44. Het college heeft zich bij de verlening van de omgevingsvergunningen op het standpunt gesteld dat een nader archeologisch onderzoek niet nodig is. Eisers voeren aan dat het college te gemakkelijk en zonder deugdelijk onderzoek concludeert dat de in de gronden aanwezige en vanwege het bestemmingsplan beschermde archeologische waarden niet worden aangetast.
45. De voorzieningenrechter overweegt hierover als volgt. Artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet mag vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Er moet dus een verband bestaan tussen de door eisers ingeroepen norm en het belang waarin eisers door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. Dit wordt het relativiteitsvereiste genoemd. De normen in het bestemmingsplan waar eisers zich in deze zaak op beroepen strekken tot bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden. Dit is een algemeen belang. Die normen strekken echter niet tot bescherming van de belangen waarvoor eisers in deze procedure bescherming zoekt, die zijn gelegen in het behoud van een goed woon- en leefklimaat. Dit volgt ook uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling over het relativiteitsvereiste. [10] Omdat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een vernietiging van de omgevingsvergunning op basis van deze beroepsgrond, zal de rechtbank deze beroepsgrond niet inhoudelijk bespreken.

Conclusie en gevolgen

46. Gelet op het bovenstaande concludeert de voorzieningenrechter dat er verschillende gebreken kleven aan het bestreden besluit, die zich lenen voor herstel. De rechtbank kiest daarom voor toepassing van de bestuurlijke lus.
47. Gelet op de vakantieperiode en op wat er nog moet gebeuren, krijgt het college een termijn van twaalf weken na de verzenddatum van deze tussenuitspraak om de gebreken te herstellen. Vervolgens krijgen eisers en vergunninghouder vier weken om hierop te reageren. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de voorzieningenrechter zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
48. De volgende vraag is of een voorlopige voorziening getroffen moet worden voor de tussenliggende periode tot dat de rechtbank einduitspraak zal doen. [11] Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat daartoe aanleiding omdat vergunninghouder deze zomer het terras met overkapping zal gebruiken en uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat er (in ieder geval) in de avondperiode alleen aan de geluidsgrenswaarden kan worden voldaan als de terrasschermen volledig omhoog staan. Gelet op het woon- en leefklimaat van eisers vindt de voorzieningenrechter het nodig om een voorziening te treffen die inhoudt dat in de avondperiode (van 19:00 uur tot 23:00 uur) de terrasschermen volledig (tot 2,40 meter) omhoog moeten staan. Deze voorziening vervalt op het moment dat er einduitspraak in deze beroepszaak is gedaan.
49. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
50. De voorzieningenrechter houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af;
- draagt het college op binnen twee weken de voorzieningenrechter mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- treft de voorlopige voorziening dat in de avondperiode (van 19:00 uur tot 23:00 uur) de terrasschermen van de horecaonderneming volledig (tot 2,40 meter) omhoog moeten staan;
- bepaalt dat deze voorziening vervalt op het moment dat er bij einduitspraak op het beroep is beslist;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
30 juli 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Tegen de beslissing over het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zoals is weergegeven op een van de tekeningen bij de aanvraag van 10 februari 2022.
3.Uitspraak van de ABRvS van 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2491.
4.In samenhang gelezen met artikel 27.4 van de planregels van het bestemmingsplan.
5.Uitspraak van de ABRvS van 3 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO2724.
6.Uitspraak van de ABRvS van 28 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3277,
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 5 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3948.
8.Uitspraak van de ABRvS van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3413.
9.Zie de uitspraken van de ABRvS van 15 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1047 en van 15 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:78.
10.Uitspraak van de ABRvS van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706.
11.Dat kan op grond van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb.