ECLI:NL:RBMNE:2024:7086

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
23/2842
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het Uwv de Wajong-aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Eiser, geboren in 1991, heeft in 2014 een eerste aanvraag ingediend die werd afgewezen omdat hij arbeidsvermogen had. In 2022 diende hij een tweede aanvraag in, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om herziening van de eerdere afwijzing. Het Uwv bleef bij de eerdere beslissing, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de beoordeling te herzien. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser ongegrond is, omdat hij niet heeft aangetoond dat er nieuwe feiten zijn die de eerdere afwijzing kunnen onderbouwen. De rechtbank volgt de verzekeringsartsen in hun oordeel dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de conclusie van de eerdere beoordeling kunnen veranderen. Eiser heeft ook geen schending van het vertrouwensbeginsel of zorgvuldigheidsbeginsel aangetoond. Het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen wordt afgewezen, omdat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de medische beoordeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het Uwv om geen Wajong-uitkering toe te kennen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2842

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. D. Gürses),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het Uwv de Wajong-aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1991 en is op [geboortedatum] 2009 18 jaar geworden. Eiser is bekend met [naam aandoening 1] gecombineerd met [naam aandoening 2] .
1.2.
Eiser heeft op 9 december 2014 een eerste aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Deze werd afgewezen met het besluit van 17 maart 2015 omdat eiser volgens de arts en arbeidsdeskundige van het Uwv arbeidsvermogen had. Tegen dit besluit is geen bezwaar gemaakt.
1.3.
Eiser heeft op 26 augustus 2022 een tweede aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend. Met het besluit van 7 december 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser laten weten dat hij geen Wajong-uitkering krijgt. Het Uwv heeft de aanvraag van 26 augustus 2022 opgevat als een verzoek om een andere beslissing te nemen op de eerdere aanvraag van 9 december 2014. Het Uwv is bij de beslissing van 17 maart 2015 gebleven. Volgens de verzekeringsarts van het Uwv zijn er namelijk geen nieuwe feiten en omstandigheden die aanleiding geven om de voorgaande beoordeling te herzien.
1.4.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Met de beslissing op bezwaar van 17 mei 2023 (het bestreden besluit) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard omdat er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Het Uwv heeft zich hiervoor gebaseerd op het rapport van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
Het beroep van eiser is behandeld op de zitting van 25 oktober 2023. Eiser en zijn gemachtigde waren bij de zitting aanwezig. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.6.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 25 oktober 2023 aangehouden om het Uwv in de gelegenheid te stellen het rapport van de arbeidsdeskundige van 25 november 2022 aan de rechtbank toe te zenden. Dat heeft het Uwv gedaan op 31 oktober 2023. Eiser heeft daar op 19 november 2023 op gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Toetsingskader
3. De rechtbank stelt vast dat de (eerste) aanvraag van eiser om een Wajong-uitkering op 9 december 2014 is ingediend. Voor een aanvraag ingediend na 10 september 2014 maar vóór 1 januari 2015 is de Wajong 2010 van toepassing. [1] Dat brengt mee dat om voor een Wajong-uitkering in aanmerking te komen, vast moet komen te staan dat eiser op 18-jarige leeftijd [2] of binnen vijf jaar daarna (als gevolg van een oorzaak die al aanwezig was op de dag dat eiser 18 werd) [3] volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 2:4, eerste lid van de Wajong 2010.
4. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser met zijn tweede aanvraag in feite heeft beoogd dat wordt teruggekomen van de afwijzing van zijn eerste aanvraag om een Wajong uitkering, met het besluit 17 maart 2015. Daarmee gaat het dus om een herhaalde aanvraag in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Op grond van dat artikel is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan te dragen. [4] Het gaat dan om nieuwe feiten of omstandigheden die bij de beoordeling in 2015 niet bekend waren en niet bekend konden zijn en die, als die feiten of omstandigheden wel bekend zouden zijn geweest, tot de conclusie hadden moeten leiden dat eiser wél volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 2:4, eerste lid van de Wajong 2010. De rechtbank toetst of het Uwv zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat in het geval van eiser geen sprake is van dergelijke feiten of omstandigheden.
Nieuwe feiten of omstandigheden?
5. Eiser voert aan dat hij in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering. Hij kampt al jaren met lichamelijke beperkingen. Voor zijn zeventiende levensjaar kampte eiser al met structurele beperkingen die in de loop der jaren zijn toegenomen. Hij wijst er daarbij op dat hij geen participatiemogelijkheden had en dat dit in de tien daarop volgende jaren zo is gebleven. Hij heeft niet kunnen werken. Ook zijn er volgens eiser geen behandelmogelijkheden en hebben de tot op heden uitgevoerde behandelingen tot niets geleid.
6. Gelet op het toetsingskader van artikel 4:6 van de Awb overweegt de rechtbank dat zij het bestreden besluit alleen beoordeelt voor zover eiser stelt dat er sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die maken dat moet worden teruggekomen van het besluit van 17 maart 2015. Voor zover eiser andere beroepsgronden naar voren brengt die geen nieuwe feiten en omstandigheden inhouden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb (zie het toetsingskader in rechtsoverweging 5 hierboven), ligt dat niet ter beoordeling aan de rechtbank voor. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser voert aan dat hij nieuwe feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht na de afwijzing van de aanvraag van 9 december 2014. De eerdere beoordeling die ten grondslag ligt aan het besluit van 17 maart 2015 is daarom volgens eiser onjuist. Volgens eiser had er op medische en arbeidskundige gronden afgeweken dienen te worden van de beoordeling van de primaire verzekeringsarts.
8. De rechtbank overweegt dat op 23 februari 2015 een verzekeringsgeneeskundig onderzoek heeft plaatsgevonden middels een spreekuur onderzoek en dat de informatie uit het medische dossier van eiser is bestudeerd. Volgens de verzekeringsarts heeft eiser beperkingen als gevolg van de aangeboren ziekte die eiser heeft. De uitgebreide informatie die eiser aan zijn tweede aanvraag om een Wajong-uitkering ten grondslag heeft gelegd, ziet op zijn jeugd, op het moment dat hij achttien jaar oud werd en vijf jaar na zijn achttiende levensjaar. Deze informatie is door de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkens de rapportages van 7 december 2022 en 11 mei 2023 bestudeerd en deze informatie is volgens de verzekeringsartsen in lijn met het eerdere oordeel op basis van wat er al bekend was over eisers medische situatie van eiser. Volgens de verzekeringsartsen blijken hieruit geen nieuwe medische feiten en omstandigheden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in dat verband in de rapportage van 11 mei 2023 aangegeven dat eiser een bloedafwijking heeft die tot een crisis kan leiden en uit de gegevens blijkt dat dit gemiddeld tot een ziekenhuis opname per jaar leidt. Daarnaast was ook bekend dat betrokkene een iets vergroot hart heeft zonder dat dit tot duidelijke beperkingen leidt. Daartegenover heeft eiser niet concreet gemaakt welke medische informatie nieuwe feiten of omstandigheden betreft die maakt dat hij alsnog op 18-jarige leeftijd als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt had moeten worden aangemerkt. Verder blijkt uit de medische informatie niet dat de medische toestand van eiser tussen 2009 en 2014 is verslechterd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft opgemerkt dat inmiddels weliswaar de beperkingen zijn toegenomen door afwijkingen in de knieën, die op langere termijn bij deze ziekte kunnen voorkomen, maar dat deze toename pas recent is opgetreden. Die toename valt dus buiten de genoemde vijfjaarsperiode.
9. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank de verzekeringsartsen volgen in hun oordeel dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die maken dat moet worden teruggekomen op de eerdere beoordeling in 2015, en heeft de rechtbank op basis van wat eiser heeft aangevoerd geen aanknopingspunten om aan de juistheid van die conclusie te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
Schending vertrouwensbeginsel of zorgvuldigheidsbeginsel?
10. Eiser doet een beroep op het vertrouwensbeginsel. Volgens eiser kan niet worden gesteld dat bij de aanvraag niet ambtshalve wordt gekeken naar de rechtmatigheid van een eerder afwijzingsbesluit zonder dat dat strijdigheid met het vertrouwensbeginsel oplevert. Tijdens de zitting is toegelicht dat eiser meent dat het Uwv ambtshalve de rechtmatigheid moet beoordelen van een afwijzingsbesluit en dat daarbij ambtshalve beoordeeld dient te worden of het afwijzingsbesluit zorgvuldig is gemotiveerd
11. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Door eiser is niet onderbouwd dat sprake zou zijn van een schending van het vertrouwensbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel en daarvan is ook overigens niet gebleken. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Verzoek om een deskundige te benoemen
12. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Hij wijst er daarbij op dat de verzekeringsartsen van het Uwv partijdig kunnen zijn en dat sprake is van wapenongelijkheid.
13. De rechtbank stelt in dat verband voorop dat zij er niet aan twijfelt dat eiser op dit moment met veel klachten en beperkingen kampt. Zij ziet zoals gezegd in hetgeen door eiser naar voren is gebracht echter geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling ten aanzien van de periode rondom het achttiende levensjaar van eiser en de daaropvolgende vijf jaar. Er is daarom geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen,. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat het Uwv zijn beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces of wapenongelijkheid. Eiser heeft zich in beroep laten bijstaan door zijn gemachtigde en heeft zijn beroep gestaafd met argumenten. In dat kader heeft eiser ook medische stukken uit de behandelend sector kunnen overleggen. De rechtbank wijst het verzoek van eiser dan ook af.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De beslissing om eiser geen Wajong-uitkering toe te kennen blijft dan ook in stand en eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
30 april 2024.
De rechter is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2994.
2.Artikel 2:3, eerste lid, van de Wajong 2010.
3.Artikel 2:3, tweede lid, van de Wajong 2010.
4.Zie o.a. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.